ECLI:NL:OGEAM:2015:21

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
3 februari 2016
Zaaknummer
EJ 2015/217
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderde omstandigheden en onvoldoende werkhouding

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 18 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever, een naamloze vennootschap gevestigd te Sint Maarten, en een werknemer, een security officer. De werknemer was in dienst getreden op 13 februari 2011 en had een salaris van USD 8,75 bruto per uur. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, die mogelijk nog bestond na een ontslag op staande voet, zonder toekenning van enige vergoeding. De werknemer voerde verweer en betwistte de gewichtige reden voor het ontslag, en stelde dat hij recht had op een vergoeding.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 4 november 2015, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren. De werkgever stelde dat de werknemer zich niet had gehouden aan zijn verplichtingen, met name in verband met een incident waarbij een diefstal had plaatsgevonden tijdens zijn dienst. De werknemer ontkende dat er een diefstal had plaatsgevonden en voerde aan dat hij altijd zijn taken naar behoren had uitgevoerd.

Het Gerecht oordeelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag op staande voet, omdat niet kon worden vastgesteld dat er daadwerkelijk een diefstal had plaatsgevonden. Echter, het Gerecht erkende dat er gewijzigde omstandigheden waren, waaronder de onvoldoende werkhouding van de werknemer en zijn gebrek aan motivatie om zijn werk te verrichten. Hierdoor werd het verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden toegewezen, terwijl het verzoek van de werknemer om een vergoeding werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: EJ 2015/217
Datum: 18 november 2015
Beschikkingnr.
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
[DE WERKGEVER],
gevestigd te Sint Maarten,
verzoekster,
tevens verweerster,
gemachtigde: mr. J. Deelstra en mr. E.E.A. Ketelaars
tegen:
[DE WERKNEMER],
wonende in Sint Maarten,
verweerder,
tevens verzoeker,
gemachtigde: mr. D.C. Daal.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘[de werkgever]’ en ‘[de werknemer]’, tenzij anders wordt vermeld.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties d.d. 20 oktober 2015,
pleitnotities / verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek namens [de werknemer],
nagezonden producties namens [de werkgever],
pleitnota namens [de werkgever] met productie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 november 2015. Partijen, [de werkgever] vertegenwoordigd door haar directeur mevrouw [A], en hun gemachtigden zijn verschenen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is ook het kort geding met nummer KG 2015/133 behandeld en het verzoek tot herroeping, bekend onder nummer EJ 2015/223. In deze zaken wordt heden ook uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1. [
de werknemer], geboren op 30 maart 1959, is op 13 februari 2011 in de functie van
security officerin dienst getreden van [de werkgever]. Zijn salaris bedraagt laatstelijk USD 8,75 bruto per uur.
2.2. [
de werkgever] exploiteert een beveiligingsbedrijf. Haar medewerkers, waaronder [de werknemer], worden geplaatst bij haar opdrachtgevers om hun locaties te bewaken.
2.3.
Tussen partijen is een bodemprocedure gevoerd die is uitgemond in de beschikking d.d. 24 juni 2015. Deze beschikking is in kracht van gewijsde gegaan. Blijkens deze beschikking, waarvan [de werkgever] in de procedure EJ 2015/223 herroeping vordert, is voor recht verklaart dat de arbeidsovereenkomst nog altijd bestaat. Vanwege de arbeidsongeschiktheid van [de werknemer] voor 50% en omdat hij zich beschikbaar heeft gehouden de overeengekomen arbeid te verrichten, dient [de werkgever] 50% van het overeengekomen salaris aan hem te betalen vanaf 2 oktober 2014, aldus deze beschikking.
2.4.
Per 7 juli 2015 is [de werknemer] als bewaker aan de slag gegaan bij [de opdrachtgever], een klant van [de werkgever], nadat [de werkgever] hem daartoe tot drie maal toe had aangemaand (e-mails van 25 en 26 juni alsmede 2 juli 2015).
2.5.
Bij brief van 26 augustus 2015 is [de werknemer] geschorst. De redenen zijn:
“This late afternoon my client was informed about a robbery that occurred at a property of one of her clients. You were on duty as security officer at that location during the robbery (last night). The incident happened right in front of you, but you have not notified the client or your employer in respect of this incident. [de werkgever] has requested from the client the video footage of the property as well as a statement on the facts that occurred. By phone, I also informed you that the client explicitly requested that you no longer work as security officer at their location. It is for this reason that [de werkgever] has relieved you from all your duties as of yesterday (6.30 pm) pending investigations and requested you not to report to work for yesterday’s night shift.”
2.6.
Op 26 augustus 2015 is aan [de werknemer] een waarschuwingsbrief overhandigd omdat hij zich op 25 augustus 2015 had bevonden op het terrein van [de opdrachtgever]. [de werkgever] heeft daarna [de werknemer] via verschillende berichten gevraagd om de videobeelden te komen kijken. Hij heeft dat geweigerd.
2.7.
Bij brief van 7 september 2015 is [de werknemer] op staande voet ontslagen. Blijkens de ontslagbrief bestaan de reden hiervoor uit:
“Conclusions
  • [de werknemer] acted grossly in violations of his duties as security officer;
  • [de werknemer] acted in breach of his suspension and in breach of the explicit instruction not to go back to the Premises;
  • [de werknemer] repeatedly denied the instructions of his employer to remain available and repeatedly refused to follow up the explicit instruction to report to the offices of HBN Lax to view the video footages and to share his views on the incident.”
2.8.
De directe aanleiding voor het ontslag op staande voet blijkens de ontslagbrief:
“c) In the night of Monday August 24, 2015 to Tuesday 25, 2015 a robbery took place at the Premises during the shift om [de werknemer] whereby a (large sized) inflatable float was stolen. [de werknemer] did not report this incident.
d) On Tuesday 25 August 2015, the undersigned informed [de werknemer] by telephone of the abovementioned robbery. [de werknemer] was further informed that video footage was to be made available by the client. [de werknemer] stated that he was at work that night and that he did not leave his post at the Premises. Furthermore, [de werknemer] indicated that he did not sleep during the shift and that he understood it was his task to secure the Premises and he did not seen anything unusual during this shift.”
2.9.
Ter zitting hebben partijen en de rechter de camerabeelden bekeken. Zichtbaar is dat een persoon met een petje op over een terrein loopt. Hij komt twee keer in beeld. Het is niet geheel duidelijk of het gaat om een of twee verschillende personen. De camera beelden zijn niet
encryptedmet data en tijdstippen. Duidelijk is geworden dat [de werknemer], ervan uitgaande dat hij op het terrein was, niet de beelden kon bekijken omdat hij niet beschikte over het televisiescherm.

3.Het verzoek en het verweer

3.1 [
de werkgever] verzoekt bij beschikking de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover deze niet reeds met het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig tot een einde is gekomen, met onmiddellijke ingang ontbonden te verklaren, zonder toekenning van enige vergoeding, kosten rechtens.
3.3 [
de werknemer] voert gemotiveerd verweer, waarbij hij - samengevat - betwist dat er sprake is van een gewichtige reden en waarbij hij zich subsidiair op het standpunt stelt dat er (voor zover het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding zou worden toegewezen) gronden zijn voor toekenning van een vergoeding met toepassing van de kantonrechtersformule, waarbij de correctiefactor op minstens 2 dient te worden gesteld. Daartoe stelt [de werknemer] ook een voorwaardelijk zelfstandig verzoek in. [de werknemer] verzoekt om [de werkgever] in de proceskosten te veroordelen.
3.4.
Kort en zakelijk weergegeven legt [de werkgever] de volgende argumenten aan haar voorwaardelijk verzoek ten grondslag. Er is sprake van een reeds eerder getroubleerde verstandhouding tussen partijen. [de werknemer] heeft vanaf 21 april 2014 tot en met 2 oktober 2014 zich niet beschikbaar gehouden voor het werk maar wel een hoog loon gevorderd. Naar aanleiding van het voormelde vonnis heeft [de werkgever] [de werknemer] uitgenodigd om weer te komen werken maar [de werknemer] meldde zich ziek zonder een ziektebriefje te presenteren. Het SZV heeft op 29 juni 2015 schriftelijk aan SZV bevestigd dat [de werknemer] vanaf 31 juli 2014 (sic!) volledig arbeidsgeschikt was verklaard. Nog steeds weigerde [de werknemer] aan de slag te gaan. Er zijn drie e-mails verzonden aan de toenmalige gemachtigde van [de werknemer] waarin [de werknemer] werd gesommeerd zich te melden om aan de slag te gaan. Op 7 juli 2015 meldde [de werknemer] zich dan uiteindelijk. Bij [de opdrachtgever] heeft hij gewerkt tot het incident dat aanleiding gaf tot het ontslag op staande voet. [de opdrachtgever] informeerde [de werkgever] dat een van haar opblaasbare vlotten was gestolen. [de werkgever] had van [de werknemer] geen melding over onregelmatigheden ontvangen. Uit de camerabeelden bleek dat zich een indringer op het terrein bevond en alleen al dat had [de werknemer] moeten melden. Duidelijk is dus dat bewaker [de werknemer] niet het terrein deugdelijk heeft bewaakt. [de werknemer] heeft altijd geweigerd gehoor te geven aan de opdracht van [de werkgever] om de videobeelden te komen bekijken. [de werkgever] heeft zich veel moeite getroost om [de werknemer] daarvan te overtuigen maar hij weigerde pertinent. [de werknemer] heeft zich, ondanks verbod van [de werkgever] ten tijde van de schorsing, wederom op het terrein van [de opdrachtgever] begeven.
3.5.
Kort en zakelijk weergegeven verweert [de werknemer] zich als volgt. Nergens blijkt uit dat [de werknemer] heeft gedisfunctioneerd in de uitoefening van zijn functie. Als dat al zo zou zijn geweest dan had [de werkgever] met hem een verbetertraject moeten aangaan. Dat is niet gebeurd. [de werknemer] heeft zich altijd als goed werknemer gedragen. [de werknemer] moet ontkennen dat er een vlot is gestolen. Bij aanvang en einde van de dienst heeft hij geteld en hetzelfde aantal vlotten was voorhanden. Er is kennelijk geen aangifte van diefstal bij de politie in het geding gebracht door [de werkgever] want de aangifte is niet in het geding gebracht. Op de videobeelden is een man te zien maar uit de videobeelden blijkt niet dat er een vlot is ontvreemd. Het was de nacht van de tropische storm Danny en de regering had de bevolking gevraagd binnen te blijven. [de werknemer] was druk bezig die nacht om te schuilen en zijn eigen veiligheid te waarborgen. [de werkgever] is bezig om [de werknemer] weg te pesten. In een verklaring ten behoeve van de bank van [de werknemer] heeft [de werkgever] in december 2013 geschreven:
“Mr. [de werknemer] (…) so far has proven to be a dedicated, honest and law abiding individual, with an outstanding character and he is also in good standing with this company.”

4.De beoordeling

Gewichtige reden/dringende reden?

4.1
Qua dringende reden overweegt het Gerecht als volgt. Niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een diefstal terwijl [de werknemer] dienst had. Ter zake vertrouwt
[de werkgever] op de informatie van [de opdrachtgever] maar terecht stelt [de werknemer] dat een proces-verbaal van aangifte ontbreekt. De camerabeelden zijn onduidelijk en niet gedateerd. Er is geen diefstal op te zien. Het zich weer begeven naar het terrein van [de opdrachtgever] door [de werknemer] acht het Gerecht niet voldoende om als een dringende reden te kunnen worden beschouwd, temeer nu niet kan worden uitgesloten dat de oorspronkelijk telefonische schorsingsmededeling door [de werknemer] is misverstaan. Het na de schorsing niet willen komen naar het advocatenkantoor van [de werkgever] om de beelden te bekijken acht het Gerecht ook niet voldoende om een dringende reden te constitueren, zulks tegen de achtergrond van de duur van het dienstverband, zijn leeftijd en de impact die het aannemen van een dringende reden zou hebben voor zijn persoon. Het verzoek, voor zover gebaseerd op een dringende reden, wordt dus afgewezen.
Gewichtige reden/veranderde omstandigheden
4.2
Wel acht het Gerecht dat er gewijzigde omstandigheden zijn. [de werknemer] heeft zich er onvoldoende rekenschap van gegeven dat hij de redelijke opdracht van [de werkgever] om de camerabeelden te komen bekijken had moeten opvolgen. Immers, [de werkgever] werd naar haar zeggen geconfronteerd met een klacht van haar opdrachtgever omtrent een diefstal en stond dus in haar recht om van [de werknemer] commentaar te vragen op de camerabeelden die [de opdrachtgever] aanleverde. [de werknemer] geeft geen reden dat hij de camerabeelden niet wilde bekijken en het Gerecht kan in alle redelijkheid ook geen goede reden bedenken, temeer nu [de werkgever] te kennen had gegeven dat zijn gemachtigde welkom was de beelden te komen bekijken. Het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden houdt ook in dat, desgevraagd, de werknemer aan de werkgever verantwoording aflegt over de gedraaide dienst.
4.3.
Het Gerecht neemt gewijzigde omstandigheden aan tegen de achtergrond van de eerdere procedure, met name de vaststelling van het Gerecht dat [de werknemer], ondanks het feit dat hij vanaf 21 april 2014 voor 50% arbeidsgeschikt was, zich niet beschikbaar heeft gehouden voor het werk. Ook hecht het Gerecht belang eraan dat niet dan wel onvoldoende door [de werknemer] is weersproken dat hij pas na drie schriftelijke waarschuwingen zich meldde bij [de werkgever] om weer aan de slag te gaan. Uit deze omstandigheden blijkt van onvoldoende motivatie van [de werknemer] om zijn werk te verrichten en van onvoldoende begrip van het feit dat [de werkgever] wel degene is die ervoor zorgt dat hij een inkomen kan verdienen. Hier doet niet aan af dat [de werkgever] in december 2013 [de werknemer] nog heeft gecomplimenteerd. De veranderde omstandigheden nemen immers een aanvang in 2014. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden wegens veranderde omstandigheden.
Vergoeding
4.4
Gelet op deze onvoldoende werkhouding van [de werknemer] acht het Gerecht geen termen aanwezig om enige vergoeding naar billijkheid aan [de werknemer] ten laste van [de werkgever] op te leggen. Aan [de werkgever] behoeft dus geen intrekkingstermijn te worden vergund.
Resumerend
4.5.
Per saldo betekent dit dat het voorwaardelijke subsidiaire verzoek van [de werkgever] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wordt toegewezen. Het voorwaardelijke subsidiaire verzoek van [de werknemer] wordt afgewezen.
4.6.
Het Gerecht oordeelt dat partijen de proceskosten voor eigen rekening dienen te houden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover deze nog mocht bestaan, met ingang van heden;
compenseert de proceskosten aldus dat partijen ieder hun eigen kosten dragen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven op 6 november 2015 door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, in tegenwoordigheid van de griffier.