In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 18 december 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer. De werkgever, een naamloze vennootschap gevestigd te Sint Maarten, heeft de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die sinds 30 september 2010 in dienst was, op staande voet ontbonden. De werknemer was geschorst zonder behoud van loon vanwege verduistering van gelden en werkweigering. De werkgever had eerder goedkeuring gegeven voor een vakantieverzoek van de werknemer, maar de werknemer verscheen niet op het werk na haar schorsing. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met de stelling dat de werknemer op 3 juli 2015 niet op het werk verscheen, terwijl dit wel was afgesproken.
De werknemer betwistte de werkweigering en verwees naar de goedkeuring van haar vakantie. Het Gerecht oordeelde dat de verduistering van gelden niet als dringende reden kon worden aangemerkt, maar dat de werkweigering in combinatie met de verduistering wel een dringende reden vormde voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het Gerecht overwoog dat de werknemer, gezien haar ervaring, beter had moeten weten en dat de omstandigheden voldoende waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
De beslissing van het Gerecht was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden per heden, waarbij de proceskosten voor eigen rekening van beide partijen kwamen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en afspraken tussen werkgever en werknemer, evenals de gevolgen van werkweigering en ongeoorloofd gedrag in een arbeidsrelatie.