In deze zaak heeft de naamloze vennootschap [de werkgever] een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [de werknemer], die sinds 1989 in dienst was als Supervisor Mechanical Maintenance Workshop. De werkgever heeft [de werknemer] op staande voet ontslagen wegens verdenkingen van betrokkenheid bij illegale transacties die de werkgever zouden hebben geschaad. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 4 september 2015 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de werknemer. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 november 2015.
De feiten van de zaak tonen aan dat [de werknemer] op 17 augustus 2015 werd ondervraagd door [AB en BC] naar aanleiding van klachten van een aannemer. Hij werd geschorst met behoud van loon en op 26 augustus 2015 ontslagen. De werkgever heeft geen aangifte gedaan bij de politie. In de procedure heeft de werkgever verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, terwijl de werknemer verzocht om het verzoek af te wijzen en, indien ontbinding zou plaatsvinden, om een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule.
Het Gerecht heeft overwogen dat, hoewel [de werknemer] heeft toegegeven te hebben geholpen bij het laden van koelers, niet is komen vast te staan dat hij betrokken was bij de illegale verkoop. Het onderzoek door de werkgever was onvoldoende en de werknemer had niet de gelegenheid om zich adequaat voor te bereiden op het verhoor. Gezien het langdurige onberispelijke dienstverband van de werknemer heeft het Gerecht besloten de arbeidsovereenkomst niet te ontbinden en de werkgever in de proceskosten te veroordelen.
De beslissing van het Gerecht was om het verzoek van de werkgever af te wijzen en de werkgever te veroordelen in de proceskosten, die aan de zijde van de werknemer op Nafl 1.000,00 aan salaris van de gemachtigde zijn begroot. Deze beschikking is gegeven op 18 november 2015 door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten.