ECLI:NL:OGEAM:2015:16

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
EJ 2015-185
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden en veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap [de werkgever] een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [de werknemer], die sinds 1989 in dienst was als Supervisor Mechanical Maintenance Workshop. De werkgever heeft [de werknemer] op staande voet ontslagen wegens verdenkingen van betrokkenheid bij illegale transacties die de werkgever zouden hebben geschaad. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 4 september 2015 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de werknemer. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 november 2015.

De feiten van de zaak tonen aan dat [de werknemer] op 17 augustus 2015 werd ondervraagd door [AB en BC] naar aanleiding van klachten van een aannemer. Hij werd geschorst met behoud van loon en op 26 augustus 2015 ontslagen. De werkgever heeft geen aangifte gedaan bij de politie. In de procedure heeft de werkgever verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, terwijl de werknemer verzocht om het verzoek af te wijzen en, indien ontbinding zou plaatsvinden, om een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule.

Het Gerecht heeft overwogen dat, hoewel [de werknemer] heeft toegegeven te hebben geholpen bij het laden van koelers, niet is komen vast te staan dat hij betrokken was bij de illegale verkoop. Het onderzoek door de werkgever was onvoldoende en de werknemer had niet de gelegenheid om zich adequaat voor te bereiden op het verhoor. Gezien het langdurige onberispelijke dienstverband van de werknemer heeft het Gerecht besloten de arbeidsovereenkomst niet te ontbinden en de werkgever in de proceskosten te veroordelen.

De beslissing van het Gerecht was om het verzoek van de werkgever af te wijzen en de werkgever te veroordelen in de proceskosten, die aan de zijde van de werknemer op Nafl 1.000,00 aan salaris van de gemachtigde zijn begroot. Deze beschikking is gegeven op 18 november 2015 door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: EJ 2015-185
Datum: 18 november 2015
Beschikkingnr.
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
[de werkgever],
gevestigd te Sint Maarten,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.O. Kortenoever en mr. J.P. Westra,
tegen:
[DE WERKNEMER],
wonende in Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. G. Hatzmann.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als ‘[de werkgever]’ en ‘[de werknemer]’, tenzij anders is vermeld.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Namens verzoekster is op 4 september 2015 ter griffie een verzoekschrift (met producties) ingediend.
1.2.
Verweerder heeft een verweerschrift met producties ingediend. Beide partijen hebben producties nagezonden.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 4 november 2015. Voor [de werkgever] zijn verschenen AB en BC, bijgestaan door mr. Westra. Verweerder is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Hatzmann. Er is gepleit aan de hand van ingebrachte pleitnota’s. De griffier heeft van het verhandelde aantekening gehouden.
1.4.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 september 1989 is [de werknemer], geboren op … 1963, in dienst getreden van [de werkgever]. Hij vervult de functie van “Supervisor Mechanical Maintenance Workshop”. Zijn salaris bedraagt Nafl. 6.691,00 bruto per maand, exclusief emolumenten.
2.2.
Op 17 augustus 2015 is [de werknemer] door [AB en BC] ondervraagd omdat er verdenkingen tegen hem zijn gerezen naar aanleiding van klachten van een aannemer. Deze verdenkingen zien op betrokkenheid van illegale transacties waardoor [de werkgever] is geschaad. Van deze ondervraging is door [AB en BC] een document opgemaakt, getiteld “Statement [de werknemer]” d.d. 21 augustus 2015. Dit statement is door [AB en BC] ondertekend.
2.3.
Bij brief van 18 augustus 2015 van [de werkgever] is aan [de werknemer] medegedeeld dat hij is geschorst met behoud van loon wegens voormelde verdenkingen.
2.4.
Bij “Notification Letter” d.d. 26 augustus 2015 is [werknemer A] op staande voet ontslagen. In deze brief wordt onder andere het volgende geschreven:
“Further to the investigation that was finalized yesterday this weekend (August 23th, 2015) and presented to the Management of [DE WERKGEVER], please be informed as follows.
On Monday August 17, 2015 you were heard about the investigation and you admitted participating in the unlawful act. You stated during this hearing that you prepared the aircoolers to be picked up by a truck, outside regular working hours. You stated you assisted Mr. [werknemer A]. However, everybody working in the Power Plant knows that the charge air coolers belonging to [DE WERKGEVER] are valuable, because they contain copper. [DE WERKGEVER] has witness statements proving this.
Since the moment of your suspension with pay pending further research, [DE WERKGEVER] questioned Mr. [werknemer A], Mr. [Y] and your direct supervisor Mr. [Q] and had several meetings, gathered legal advice and finalized its investigation. Given the severity of the facts and after ample consideration, [DE WERKGEVER] is left no choice than to dismiss you instantly (for which it also has taken your personal circumstances into account, including but not limited to, your age [52 years] and your employment history [26 years]).
As suchyou are herewith instantly dismissed as of today August 26th, 2015.The reasons for the dismissal with immediate effect are shortly stated as follows:
Theft and/or embezzlement of engines containing scrap metal and charge air coolers containing copper, as a result of which you have become unworthy of [DE WERKGEVER]’s trust; gross negligence of your duties; not adhering to proper business operational conduct, internal company procedures;
not able to perform the duties you contractually agreed to perform.”
2.5.
Bij brief van 20 augustus 2015 is ook de heer [werknemer A] op staande voet ontslagen door [de werkgever]. Ook ten aanzien van hem heeft [de werkgever] een voorwaardelijke ontbindingsprocedure aanhangig gemaakt waarin het Gerecht heden eveneens uitspraak doet.
2.6. [
de werkgever] heeft geen aangifte bij de politie gedaan tegen [de werknemer].

3.Het verzoek

3.1 [
de werkgever] verzoekt bij beschikking de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover deze niet reeds met het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig tot een einde is gekomen, met onmiddellijke ingang te ontbinden,
primairop grond van een dringende reden en
subsidiairwegens veranderde omstandigheden zonder toekenning van enige vergoeding, met veroordeling van [de werknemer] in de proceskosten.
3.2. [
de werknemer] verzoekt
primairom het verzoek van [de werkgever] af te wijzen en
subsidiairvoor zover het Gerecht de ontbinding mocht toewijzen, aan hem een vergoeding toe te kennen, vast te stellen op grond van de kantonrechtersformule waarbij C = 1,5, kosten rechtens.
3.3.
Partijen voeren de nodige argumenten aan. Hierop gaat het Gerecht in voor zover dat nodig is voor de beslissing in deze zaak.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
Aan de orde is de vraag of er, voor het geval het gegeven ontslag op staande voet geen stand houdt in de bodemprocedure, aanleiding bestaat om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. Het Gerecht overweegt als volgt.
4.2.
Kort en krachtig weergegeven gaat het om het volgende. [werknemer A] is door [de werkgever] als projectleider aangewezen om een aantal oude generatoren van haar bedrijfsterrein af te voeren. Het verwijt van [de werkgever] is dat [werknemer A] niet de voorgeschreven procedures heeft gevolgd, onderdelen (coolers) van deze generatoren heeft verkocht, de opbrengst in eigen zak heeft gestoken en daarmee [de werkgever] heeft benadeeld. [de werknemer] heeft hem daarbij hand- en spandiensten verleend. [de werknemer] ontkent in deze procedure categorisch dat hij dit heeft gedaan.
Het onderzoek door [de werkgever]
4.3. [
de werkgever] heeft toen met [de werknemer], in de personen van [AB en BC], een interview afgenomen over de aantijgingen. [de werknemer] heeft niet van te voren een schriftelijke oproeping gekregen waarin is vermeld dat er verdenkingen tegen hem waren gerezen. [de werknemer] heeft zich niet mentaal kunnen voorbereiden op dit interview. Toen het interview begon wist hij niet, althans had hij onvoldoende tijd zich te realiseren dat zijn baan op het spel kon staan. Hij heeft niet van te voren de gelegenheid om eigen aantekeningen of bedrijfsdocumenten te raadplegen. Evenmin heeft hij zich voor advies tot een jurist of zelfs maar een vriend of zijn echtgenote kunnen wenden. De onderhandse verklaringen van andere getuigen heeft hij niet meegekregen om thuis te kunnen bestuderen en er een reactie op te kunnen geven. Het interview is niet door [de werkgever] opgenomen. Er is dus geen transcriptie gemaakt. De weergave van het interview door [AB en BC] is niet aan [de werknemer] voorgelezen en hem is niet gevraagd deze verklaring voor gezien of akkoord te ondertekenen. Hem is niet de gelegenheid geboden, voordat het onderzoek werd afgerond, om schriftelijke opmerkingen te maken die meegenomen hadden kunnen worden in de eindconclusie. Blijkens de schorsingsbrief heeft er nader onderzoek plaatsgevonden maar dat onderzoek heeft niet bestaan uit het nogmaals horen van [de werknemer] om hem de gelegenheid te geven te reageren op de voorlopige onderzoeksbevindingen. Waaruit het onderzoek wel heeft bestaan wordt door [de werkgever] niet uitgelegd, behoudens in algemene termen als vermeld in de ontslagbrief hiervoor. [de werknemer] is slechts één keer gehoord door [de werkgever] over [de werkgever] gebeurtenissen van ongeveer een half jaar daarvoor en luttele dagen na het verhoor is hij op staande voet ontslagen.
Ontbinding
4.4.
Dat alles neemt echter niet weg dat, blijkens de weergave van het verhoor van [de werknemer], hij heeft toegegeven op verzoek van [werknemer A] te hebben geholpen de koelers in een vrachtwagen te laden. Het is het Gerecht niet duidelijk geworden om welke reden [de werknemer] dat heeft gedaan, nu [werknemer A] niet zijn superieur was en het laden van deze coolers in een vrachtauto niet tot zijn normale werk behoort.
4.5.
Wat daar verder ook van zij, het is onvoldoende aannemelijk geworden dat [de werknemer] bij de gestelde illegale verkoop van de coolers is betrokken die door [de werkgever] aan [werknemer A] en hem wordt verweten. Niet is komen vast te staan dat [de werknemer] daarin enige rol heeft gespeeld en evenmin dat hij geldbedragen heeft ontvangen en niet afgedragen aan [de werkgever], hetgeen in het geval van [werknemer A] wel speelt.
4.6.
Tegen de achtergrond van een zeer langdurig onberispelijk dienstverband betekent dit dat het Gerecht de arbeidsovereenkomst niet wegens een dringende reden en evenmin wegens veranderde omstandigheden zal ontbinden. De feitelijke grondslag van het verzoek is niet komen vast te staan, het onderzoek van [de werkgever] rammelt, niet kan worden uitgesloten dat bij grondig onderzoek in een bodemprocedure blijkt dat [de werknemer] handelde met medeweten van hoger management en evenmin heeft het Gerecht kunnen vaststellen dat [de werknemer] in strijd met hem deugdelijk bekende gemaakte bedrijfsreglementen handelde door te helpen de coolers in te laden.
4.7.
Als in het ongelijk gestelde partij dient [de werkgever] te worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst het verzoek af,
veroordeelt [de werkgever] in de proceskosten, aan de zijde van [de werknemer] begroot op nihil aan verschotten en op Nafl 1.000,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven op 18 november 2015 door mr. A.J.J. van Rijen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, in tegenwoordigheid van de griffier.