In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 18 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever, een naamloze vennootschap gevestigd te Sint Maarten, en een werknemer. De werkgever had de werknemer op staande voet ontslagen wegens verdenkingen van betrokkenheid bij illegale transacties die de werkgever zouden hebben geschaad. De werknemer, die sinds 2005 in dienst was, ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat hij niet op de juiste wijze was gehoord tijdens het onderzoek dat aan het ontslag voorafging.
De procedure begon op 4 september 2015 met de indiening van een verzoekschrift door de werkgever. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 november 2015. De werknemer had geen gelegenheid om zich adequaat voor te bereiden op het verhoor, wat leidde tot vragen over de rechtmatigheid van het ontslag. Het Gerecht oordeelde dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de werknemer zich niet aan de procedures had gehouden, het onderzoek door de werkgever gebrekkig was en niet voldeed aan de vereisten voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
Uiteindelijk besloot het Gerecht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van veranderde omstandigheden, waarbij de werknemer een vergoeding van Nafl 57.500,00 bruto werd toegekend. De werkgever kreeg de mogelijkheid om het verzoek tot ontbinding in te trekken, en de proceskosten werden voor eigen rekening van de partijen gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procedure bij ontslag en de rechten van werknemers in dergelijke situaties.