In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever, een naamloze vennootschap gevestigd te Sint Maarten, en een werknemer. De werkgever had de werknemer op staande voet ontslagen omdat deze weigerde om op een nieuwe locatie te werken, terwijl de werkgever dit als een redelijke wijziging van de arbeidsovereenkomst beschouwde. De werknemer had eerder een verzoek gedaan om zijn dienstverband te verlengen, wat leidde tot een nieuwe arbeidsovereenkomst voor zes maanden. Echter, de werkgever bood de werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst aan voor een andere locatie, wat de werknemer weigerde te ondertekenen. De werkgever heeft de werknemer herhaaldelijk verzocht om naar de nieuwe locatie te gaan, maar de werknemer bleef categorisch weigeren, wat leidde tot het ontslag op staande voet op 27 januari 2015.
De werknemer betwistte de gewichtige redenen voor het ontslag en verzocht om een billijke vergoeding. Het Gerecht heeft beoordeeld of er gewichtige redenen waren voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het Gerecht concludeerde dat de werknemer ten onrechte een redelijke opdracht van de werkgever had geweigerd. De werkgever had het verzoek om te verhuizen naar de nieuwe locatie gedaan in het kader van de bedrijfsvoering, en de werknemer had niet aannemelijk gemaakt dat de situatie op de nieuwe locatie onwerkbaar zou zijn. Het Gerecht oordeelde dat de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang moest worden ontbonden wegens gewichtige redenen, en dat de proceskosten dienden te worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.