ECLI:NL:OGEAC:2025:85

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
CUR202303307
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een adviesovereenkomst en schadevergoeding in een civiele procedure

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 14 april 2025 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen eiseres, eiser en gedaagde, die allen procederen in persoon. De zaak betreft de ontbinding van een adviesovereenkomst en de vordering tot schadevergoeding. Het gerecht heeft eerder op 25 maart 2024 geoordeeld dat de vordering tot ontbinding van de adviesovereenkomst zal worden toegewezen, maar dat de schade die door eiseres en eiser is gesteld, nog niet vaststaat. De zaak is naar de parkeerrol verwezen om partijen de gelegenheid te geven een oplossing te zoeken. Eiser heeft het gerecht geïnformeerd dat de levering van de woning aan eiseres nog steeds mogelijk is, maar dat er juridische stappen nodig zijn. Het gerecht heeft vastgesteld dat er conservatoir beslag op de woning rust, maar dat er geen eis in de hoofdzaak is ingediend, waardoor het beslag voor doorhaling vatbaar is. Eiser moet een verzoek tot doorhaling indienen. Verder is het gerecht van mening dat toestemming van deelgenoten nodig is voor de verkoop van de woning, maar dat het gerecht kan bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van een akte. De vordering tot betaling van Cg 26.000 aan eiseres is afgewezen, evenals andere vorderingen van eiseres en eiser. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het gerecht ontbindt de adviesovereenkomst met gedaagde en verklaart de ontbinding uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202303307
Vonnis van 14 april 2025
in de zaak van

1.[Eiseres],wonend in [woonplaats],eiseres,procederend in persoon,

en

2.2.[Eiser],wonend in [woonplaats],eiser,procederend in persoon,

tegen
[Gedaagde]h.o.d.n. RZK Taxateur
,
wonend in [woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiseres], [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
- het vonnis van 25 maart 2024;
- de brief zijdens [eiser] d.d. 13 september 2024;
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 25 maart 2024 heeft gerecht overwogen dat de vordering tot ontbinding van de adviesovereenkomst zal worden toegewezen. Met betrekking tot de gevorderde schade heeft het gerecht overwogen dat nog niet vast staat dat [eiseres] en [eiser] ook de door hen gestelde schade, in het bijzonder het bedrag van Cg 26.000, hebben geleden en zo ja, dat deze een gevolg is van de wanprestatie van [gedaagde]. In het licht daarvan heeft het gerecht de zaak naar de parkeerrol verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen een oplossing na te streven. Bij brief van 13 september 2024 heeft [eiser] het gerecht geïnformeerd over de ondernomen stappen, en bericht dat het (nog) niet gelukt is om de woning overgedragen te krijgen.
2.2.
Uit de brief van [eiser] leidt het gerecht af dat de levering van de woning door [eiser] aan [eiseres] niet onmogelijk is, zij het dat nadere juridische stappen ondernomen moeten worden.
2.3.
Voor wat betreft het op de woning rustende beslag, geldt het volgende. [beslaglegger] heeft op 17 juni 1988 conservatoir beslag gelegd op de woning. Niet gebleken is dat er na het leggen van beslag binnen de overeenkomstig artikel 700 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde termijn door of namens [beslaglegger] een eis in de hoofdzaak is ingediend. Ook uit het contact met advocatenkantoor Braam & Pols, gemachtigden van de beslaglegger ([beslaglegger]), volgt niet dat er een bodemprocedure aanhangig is geweest, noch dat er een vonnis is van het gerecht naar aanleiding van een eis in de hoofdzaak volgend op het beslag. Het gerecht is ook ambtshalve niet bekend met een dergelijke uitspraak van het gerecht. Het gerecht houdt het er dan ook op dat de eis in de hoofdzaak nooit is ingediend, zodat het beslag ex artikel 727 Rv voor doorhaling vatbaar is. Van [eiser] mag worden verlangd dat hij, zoals hij zelf ook al bij brief heeft aangegeven, een verzoek tot doorhaling c.q. opheffing van het beslag bij het gerecht zal indienen.
2.4.
Omdat de woning in een gemeenschap valt, waarin [eiser] en de kinderen uit het huwelijk van [eiser] en [beslaglegger] deelgenoten zijn, is verder toestemming van de deelgenoten nodig om de woning aan [eiseres] te kunnen verkopen en leveren. Het is [eiser] niet gelukt in contact te komen met zijn kinderen, noch om via een andere weg hun toestemming voor de verkoop te krijgen. Dat hoeft echter niet aan verkoop en levering van de woning in de weg te staan, nu [eiser] het gerecht kan verzoeken de woning aan [eiseres] te verkopen en over te dragen zonder dat daarvoor de medewerking van de overige deelgenoten nodig is. Het Gerecht is bevoegd om (in kort geding) op de voet van artikel 3:300 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) te bepalen dat zijn uitspraak in de plaats zal treden van een (deel van een) akte als bedoeld in die bepaling. Dat heeft ook betrekking op het in artikel 3:174 lid 1 BW geregelde geval dat een machtiging wordt verleend tot verkoop van een woning (het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed; HR 21 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4380). Dit dient een praktisch belang in gevallen met spoedeisende omstandigheden waarin aannemelijk is dat een machtiging op grond van artikel 3:174 BW zou zijn verleend indien daarom was verzocht. Daarvoor is nodig dat zich gewichtige redenen voordoen. Van dergelijke gewichtige redenen zou in het onderhavige geval sprake kunnen zijn.
2.5. [
eiser] en [eiseres] zullen zich moeten inspannen om de verkoop en levering van de woning door [eiser] aan [eiseres] te realiseren, maar onmogelijk is het niet. De conclusie is dan ook dat de vordering tot betaling van Cg 26.000 aan [eiseres] wordt afgewezen.
2.6. [
eiseres] vordert daarnaast nog een bedrag van Cg 500, zijnde de kosten voor het aanvragen van documentatie bij het kadaster en een bedrag van Cg 4.850, zijnde de kosten voor het opruimen van de woning en het verrichten van kleine werkzaamheden aan de woning. [eiser] vordert een bedrag van Cg 4.500 betreffende betalingen aan [gedaagde]. Deze vorderingen worden eveneens afgewezen. Ondanks dat [gedaagde] zijn werk niet goed heeft gedaan, zijn deze bedragen niet onverschuldigd betaald, omdat – zoals hiervoor is overwogen – verkoop en levering niet onmogelijk is.
2.7.
Nu partijen over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

Het gerecht:
3.1.
ontbindt de adviesovereenkomst met [gedaagde];
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.3.
verklaart de ontbinding in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.