ECLI:NL:OGEAC:2025:65

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
CUR202402422
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. S. Lanshage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Gerecht in ontslagzaken binnen het bijzonder onderwijs

In deze uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 26 mei 2025, wordt het beroep van [eiser] tegen zijn ontslag door de Stichting Rooms Katholiek Centraal Schoolbestuur Curaçao (RKCS) behandeld. Het Gerecht oordeelt dat het niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep, omdat RKCS bij de aanstelling en ontslag van personeel niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt volgens de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De ontslagbrieven van RKCS worden daarom niet beschouwd als beschikkingen in de zin van de Lar.

De zaak betreft de tijdelijke aanstelling van [eiser] als leerkracht, die op 22 april 2024 door RKCS met onmiddellijke ingang werd opgezegd. [Eiser] heeft zijn bezwaren tegen het ontslag kenbaar gemaakt, maar het Gerecht concludeert dat RKCS geen bestuursorgaan is in de context van de Lar, en dat de rechtsverhouding tussen RKCS en haar personeel privaatrechtelijk van aard is. Dit betekent dat de bestuursrechter niet bevoegd is om het beroep van [eiser] te behandelen. Het Gerecht verwijst naar relevante artikelen in de Lar en eerdere uitspraken om zijn oordeel te onderbouwen.

Uiteindelijk verklaart het Gerecht zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep, en adviseert [eiser] om zijn ontslag aan te vechten bij de civiele rechter. De uitspraak biedt inzicht in de scheiding tussen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtsverhoudingen binnen het onderwijs in Curaçao, en benadrukt de rol van de bestuursrechter in dergelijke zaken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[Eiser],

wonende te Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. H.M.M. Alejandra, advocaat,
en

STICHTING ROOMS KATHOLIEK CENTRAAL SCHOOLBESTUUR CURAÇAO,

verweerster,
gemachtigde: mr. L.F.F.M. Drissen, advocaat.
Partijen zullen hierna “[eiser]” en “RKCS” worden genoemd.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van [eiser] tegen de beslissing van RKCS om hem te ontslaan.
1.2
RKCS heeft met een verweerschrift gereageerd op het beroep.
1.3
Het beroep is op 14 mei 2025 op zitting behandeld. [Eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. J.R. Joemmanbaks, die occupeerde voor mr. Alejandra, en vergezeld van zijn echtgenote. RKCS heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, mevrouw [A] (jurist) en de heer [B] (onderwijsfunctionaris bij RKCS).

Beoordeling door het Gerecht

2.1
Het Gerecht moet ambtshalve beoordelen of hij bevoegd is om kennis te nemen van het beroep van [eiser]. RKCS heeft zich op het standpunt gesteld dat de bestuursrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep. [Eiser] betoogt dat de bestuursrechter wel bevoegd is in deze zaak.
2.2
Het Gerecht is van oordeel dat hij onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep. RKCS is bij het aanstellen en het ontslaan van personeel geen bestuursorgaan als bedoeld in de Lar. Om die reden zijn de brieven van RKCS waarin het ontslag is gegeven en gehandhaafd geen beschikkingen als bedoeld in de Lar.
2.3
Hierna legt het Gerecht dit oordeel uit.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1
Bij akte van benoeming, getekend door de algemeen directeur van RKCS op
24 juli 2023, is [eiser] benoemd in tijdelijke dienst als leerkracht met ingang van
1 augustus 2023 tot en met 1 augustus 2024.
3.2
Bij brief van 22 april 2024 heeft RKCS de arbeidsovereenkomst met [eiser] met onmiddellijke ingang opgezegd met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn van een maand.
3.3
Bij brief van 29 april 2024 van zijn gemachtigde heeft [eiser] zijn bezwaren tegen zijn ontslag kenbaar gemaakt.
3.4
Bij brief van 16 mei 2024 van haar gemachtigde heeft RKCS het ontslag gehandhaafd.
Is het Gerecht bevoegd om kennis te nemen van het beroep?
4.1 [
Eiser] betoogt dat de bestuursrechter in dit geval bevoegd is. Volgens [eiser] is zijn ontslag een publiekrechtelijke rechtshandeling ingevolge artikel 49 van de Landsverordening voortgezet onderwijs. De akte van benoeming is een eenzijdige publiekrechtelijke rechtshandeling en bevestigt volgens [eiser] dat zijn arbeidsverhouding beheerst wordt door het publiekrecht. [Eiser] wijst ter ondersteuning van zijn betoog op de uitspraken van het Hof van 26 april 2023 (ECLI:NL:OGHACMB:2023:55) en van het Gerecht van 6 juni 2023 (ECLI:NL:OGEAC:2023:378).
4.2
Het Gerecht volgt [eiser] niet in zijn betoog. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
4.3
Artikel 3, eerste lid, van de Lar definieert een beschikking. Dat is een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
4.4
Artikel 2 van de Lar definieert een bestuursorgaan. Dat is voor zover hier relevant een persoon of een college met enig openbaar gezag bekleed.
4.5
RKCS is bij het nemen van een ontslagbesluit geen bestuursorgaan als bedoeld in de Lar. Daartoe is het volgende van belang.
4.5.1
RKCS is het bevoegd gezag voor verschillende bijzondere onderwijsinstellingen in Curaçao. RKCS is een stichting met rechtspersoonlijkheid, opgericht krachtens privaatrecht en niet krachtens publiekrecht. Op zich kan een stichting opgericht krachtens privaatrecht in sommige gevallen ook openbaar gezag hebben. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Om te kunnen beoordelen of een orgaan met openbaar gezag is bekleed, moet worden bezien of aan dat orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Dat is bij RKCS bij het benoemen en ontslaan van personeel niet het geval. De rechtsbetrekking tussen RKCS en haar personeel wordt beheerst door het privaatrecht. Daarvoor is het volgende van belang.
4.5.2
Openbaar onderwijs wordt van overheidswege gegeven. Artikel 21, vijfde lid, van de Staatsregeling Curaçao bepaalt in dat verband onder meer dat er van overheidswege voldoende openbaar algemeen vormend lager onderwijs wordt gegeven in een genoegzaam aantal scholen. Anders dan het openbaar onderwijs, wordt het bijzonder onderwijs niet van overheidswege gegeven. Wel wordt (ook) het bijzonder onderwijs bekostigd door de overheid. Het zesde lid van de Staatsregeling Curaçao bepaalt dat de eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, bij landsverordening worden geregeld, met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting. Het zevende lid bepaalt vervolgens dat deze eisen voor het algemeen vormend lager onderwijs zodanig worden geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs en van het openbaar onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd. Bij die regeling wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze van de leermiddelen en de aanstelling van de onderwijzers geëerbiedigd, aldus het zevende lid.
4.5.3
De in het zesde en zevende lid van artikel 21 bedoelde vrijheid in het bijzonder onderwijs brengt ook met zich dat van een publiekrechtelijke rechtsbetrekking geen sprake kan zijn. Op de publiekrechtelijke rechtsbetrekking zijn immers publiekrechtelijke normen van toepassing die zich mogelijk niet verdragen met de aard en vrijheid van het bijzonder onderwijs. Daarom is bij de arbeidsverhouding tussen het schoolbestuur en de leerkrachten in het bijzonder onderwijs sprake van een privaatrechtelijke rechtsbetrekking.
5.1
De door [eiser] genoemde akte van benoeming brengt het Gerecht niet tot een ander oordeel. Die akte moet worden gezien als een schriftelijke vastlegging van een privaatrechtelijke overeenkomst. De akte van benoeming wordt ook door het schoolbestuur én door de leraar ondertekend. Dat volgt uit artikel 49, eerste lid, van de Lvo.
5.2
De beide door [eiser] genoemde uitspraken brengen het Gerecht ook niet tot een ander oordeel.
5.2.1
In de uitspraak van het Hof van 26 april 2023 gaat het om de ontslagbevoegdheid van de rector van de University of Curaçao (de UoC). Het verschil met deze zaak is echter dat de UoC een rechtspersoon is die krachtens publiekrecht is ingesteld.
5.2.2
In de uitspraak van 6 juni 2023 heeft het Gerecht, oordelend als bestuursrechter op grond van de Lar, zich bevoegd geacht kennis te nemen van een ontslagkwestie die ook speelde op een school voor bijzonder onderwijs. Het Gerecht ziet op grond van wat het hiervoor heeft overwogen aanleiding (voortaan) anders te oordelen over zijn bevoegdheid om kennis te nemen van beroepen tegen ontslag van personeel in het bijzonder onderwijs.

Conclusie en gevolgen

6. Nu geen sprake is van een bestuursorgaan, kwalificeert de brief van RKCS waarbij het ontslag van [eiser] is gehandhaafd niet als beschikking. De bestuursrechter is dus onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van [eiser] tegen die brief. [Eiser] kan zijn ontslag aanvechten bij de civiele rechter.

Beslissing

Het Gerecht:
-
verklaartzich
onbevoegdvan het beroep kennis te nemen.
Aldus gegeven door mr. drs. S. Lanshage, rechter in het Gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025 te Curaçao, in tegenwoordigheid van
P.N.F. Pereira do Tanque, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.