ECLI:NL:OGEAC:2025:21

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
CUR202402400
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaar tegen belastingaanslag en verzuimboete in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 februari 2025 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende tegen een belastingaanslag en een verzuimboete. Belanghebbende, een fitnesscentrum, had op 30 juni 2021 een definitieve aanslag winstbelasting over het jaar 2019 ontvangen, waartegen zij op 14 november 2022 bezwaar maakte. De Inspecteur der Belastingen had de aanslag op 17 mei 2024 verminderd tot nihil en de verzuimboete tot NAf 500. Belanghebbende stelde dat de boete onterecht was opgelegd, maar het Gerecht oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat het buiten de wettelijke termijn van twee maanden was ingediend. Het Gerecht achtte het niet geloofwaardig dat belanghebbende tijdig bezwaar had gemaakt, gezien de lange periode van meer dan 17 maanden tussen de dagtekening van de aanslag en het indienen van het bezwaarschrift. Tijdens de zitting kon de gemachtigde van belanghebbende niet aangeven wanneer de oorspronkelijke aanslag was ontvangen, wat de ontvankelijkheid van het bezwaar verder ondermijnde. Het Gerecht concludeerde dat er geen aanleiding was om het bezwaar ontvankelijk te verklaren en verklaarde het beroep ongegrond. De proceskosten en het griffierecht werden niet vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 14 februari 2025
BBZ nr. CUR202402400
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 30 juni 2021 een definitieve aanslag winstbelasting over het jaar 2019 opgelegd resulterende in een bedrag aan te betalen winstbelasting van NAf 6.000. Tegelijkertijd is een verzuimboete opgelegd van NAf 600.
1.2
Belanghebbende heeft op 14 november 2022 bezwaar gemaakt tegen voorgenoemde aanslagen.
1.3
De Inspecteur heeft op 17 mei 2024 de aanslag winstbelasting verminderd tot nihil en de boete verminderd tot een bedrag van NAf 500.
1.4
Belanghebbende heeft op 25 juni 2024 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft op 22 november 2024 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2024 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende drijft een fitnesscentrum.
2.2
Aan belanghebbende is op 30 juni 2021 een (taxatieve) (naheffings)aanslag [1] opgelegd over het jaar 2021. Ten tijde van het opleggen van genoemde aanslag had belanghebbende geen aangifte winstbelasting ingediend.
2.3
De onder 2.2 vermelde aanslag is opgelegd naar een geschat bedrag aan verschuldigde belasting van NAf 6.000. Tevens is een verzuimboete van NAf 600 opgelegd.
2.4
Op 14 november 2022 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen onder andere [2] de ‘aanslag winstbelasting’ voor het jaar 2019, onder vermelding dat een aangifte winstbelasting 2019 is ingediend. De aangifte winstbelasting over 2019 is ingediend op 14 november 2022. Volgens de ingediende aangifte winstbelasting 2019 bedraagt de verschuldigde winstbelasting ‘0’.
2.5
Bij beschikking heeft de Inspecteur de onder 2.2 opgelegde aanslag verminderd tot nihil. De verzuimboete is verminderd tot een bedrag van NAf 500 wegens het niet tijdig doen van aangifte. Daarbij is de Inspecteur ervan uitgegaan dat sprake is van een tweede verzuim.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is de door de Inspecteur opgelegde verzuimboete
3.2
Belanghebbende is van mening dat geen boete kan worden opgelegd, omdat niet voldaan is aan de voorwaarde van artikel 19 van de Algemene landsverordening Landsbelastingen.
3.3
De Inspecteur is van mening dat de boete terecht is opgelegd en dat belanghebbende niet ontvankelijk is in haar bezwaar.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar 2019

4.1
Omdat de Inspecteur de ontvankelijkheid van het bezwaar ter discussie stelt, zal het Gerecht eerst de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordelen.
4.2
In artikel 29, lid 1 van de ALL is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur aan hem opgelegde belastingaanslag (in dit geval: de (definitieve) aanslag), binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.3
De aanslag winstbelasting 2019 is opgelegd met dagtekening 30 juni 2021. Belanghebbende heeft tegen deze belastingaanslag op 14 november 2022 bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is derhalve buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
4.4
In haar bezwaarschrift heeft belanghebbende met geen woord gerept over de (niet) ontvankelijkheid. In het beroepschrift is ten aanzien van de (niet) ontvankelijkheid van het bezwaar evenmin iets opgemerkt. Daarbij is het niet zo dat de niet-ontvankelijkheid zomaar ‘uit de lucht is komen vallen’. In de verminderingsbeschikking/uitspraak op bezwaar van 17 mei 2024 heeft de Inspecteur vermeld:
‘Het bezwaarschrift is niet ontvangen binnen de wettelijke termijn van twee maanden na de dagtekening van de aanslag. Doordat uw bezwaarschrift te laat is ingediend bent u niet ontvankelijk in uw bezwaar.
De door u aangevoerde argumenten geven mij aanleiding de aanslag ambtshalve te verminderen. Wij hebben de door u ingediende aangifte gegevens gevolgd. U kunt hieraan geen vertrouwen ontlenen dat de aangifte en/of jaarrekening inhoudelijk beoordeeld zijn.’
Voormelde passage is voor belanghebbende kennelijk geen aanleiding geweest om de niet-ontvankelijkheidsverklaring te betwisten.
4.5
Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende, daartoe gevraagd door het Gerecht, verklaard dat zij niet weet wanneer de oorspronkelijke aanslag is ontvangen, dat haar ervaring is dat de post die (door de Belastingdienst) wordt aangeboden aan de Post maanden later aankomt, dat de aanslag wel een dagtekening heeft, maar dat zij niet weet of de ontvangsttheorie gehanteerd moet worden.
4.6
Voor zover (de gemachtigde van) belanghebbende bedoelt de tijdige en rechtmatige bekendmaking van de aanslag winstbelasting 2019 door Inspecteur te betwisten, zal het Gerecht daaraan voorbij gaan. Het Gerecht acht het niet geloofwaardig dat belanghebbende tijdig bezwaar heeft gemaakt. Tussen de dagtekening van de aanslag en het indienen van het bezwaarschrift zit maar liefst ruim 17 maanden. Op geen enkel eerder moment dan ter zitting van het Gerecht is de (te late) ontvangst van de aanslag door belanghebbende aan de orde gesteld en ter zitting heeft (de gemachtigde van) belanghebbende te kennen gegeven: “Wanneer de oorspronkelijke aanslag is ontvangen, weet ik niet.”. Dat alles is onvoldoende om tot ontvankelijkheid van het bezwaar te concluderen.
Door belanghebbende is voorts op geen enkele moment tot en met aan de behandeling ter zitting (anderszins) een beroep op verschoonbare termijnoverschrijding gedaan.
4.7
Met inachtneming van het vorenstaande komt het Gerecht dan ook tot de conclusie en het oordeel dat belanghebbende niet-ontvankelijkheid in haar bezwaar is en dat het door haar ingestelde beroep als gevolg daarvan ongegrond moet worden verklaard.
Aan een inhoudelijke behandeling komt het Gerecht niet toe.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, rechter, en uitgesproken op 14 februari 2025, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500

Voetnoten

1.De belastingaanslag maakt geen onderdeel uit van de stukken van het geding. Op grond van artikel 16, lid 1, laatste volzin van de ALL kan de Inspecteur, indien geen aangifte is gedaan, ambtshalve een naheffingsaanslag opleggen.
2.In het bezwaarschrift is vermeld dat ook bezwaar is gemaakt tegen de ‘aanslag winstbelasting’ voor het jaar 2020.