ECLI:NL:OGEAC:2025:208

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
CUR202500477 tot en met CUR202500479
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M. de Werd
  • mr. L.M. de Leeuw van Weenen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaar tegen onroerendezaakbelasting en waardebepaling in het vijfjarig tijdvak

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur der Belastingen. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van haar onroerende zaak, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De belanghebbende had de onroerende zaak in 2020 aangekocht en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld. Het Gerecht oordeelde dat bezwaar tegen de waarde van de onroerende zaak alleen mogelijk is in het eerste jaar van het vijfjarige tijdvak, en dat belanghebbende in dit geval niet ontvankelijk was omdat zij pas na het eerste jaar eigenaar was geworden. De uitspraak op bezwaar was gedateerd op 15 november 2024, en het beroep was ingediend op 10 februari 2025, wat buiten de termijn viel. Echter, het Gerecht oordeelde dat de termijn pas begon te lopen op 13 december 2024, waardoor het beroep ontvankelijk was. Desondanks werd het bezwaar tegen de waarde van de onroerende zaak afgewezen, omdat het niet mogelijk was om na het eerste jaar bezwaar te maken. De uitspraak concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen proceskosten of griffierecht vergoed hoefden te worden.

Uitspraak

Uitspraak van 14 oktober 2025
BBZ nrs. CUR202500477 tot en met CUR202500479
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn ter zake van de onroerende zaak [Adres] (hierna: de onroerende zaak) op respectievelijk 24 maart 2022 (2021), 4 mei 2022 (2022) en 15 juni 2023 (2023) aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) voor de jaren 2021 tot en met 2023 opgelegd naar een belastbare waarde van NAf 475.000.
1.2
Belanghebbende heeft daartegen op 19 oktober 2023 bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 15 november 2024 de bezwaren wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft op 10 februari 2025 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 11 september 2025 een verweerschrift ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft op 15 september 2025 gereageerd op het verweerschrift.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2025 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A], verbonden aan [Q] NV en [B]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [C] en [D].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft de onroerende zaak in 2020 aangekocht voor een bedrag van NAf 390.000. De onroerende zaak betreft een appartementsrecht.
2.2
Voor het jaar 2019 is aan de voormalige eigenaar een aanslag OZB opgelegd. De voormalige eigenaar heeft tegen de waarde van de onroerende zaak geen bezwaar gemaakt.

3.GESCHIL

3.1
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar, alsmede de waarde van de onroerende zaak.
3.2
Voor zover aan een inhoudelijke behandeling wordt toegekomen, verdedigt de Inspecteur een waarde van de onroerende zaak van NAf 475.000 en belanghebbende een waarde NAf 390.000.

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

4.1
In artikel 31, lid 1 Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat de belanghebbende die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak op bezwaar, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak in beroep kan komen bij het Gerecht.
4.2
De uitspraken op bezwaar hebben als dagtekening 15 november 2024. Het beroep is ingediend op 10 februari 2025, dat is buiten de hiervoor vermelde termijn van twee maanden. Belanghebbende heeft hiertegen ingebracht dat zij de uitspraken op bezwaar pas op 12 december 2024 heeft ontvangen. Als bewijs daarvoor heeft zij de envelop waarin de uitspraken zijn verzonden, met daarop poststempel 12 december 2024, overgelegd.
4.3
De regel dat beroep moet worden ingediend binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak op bezwaar leidt uitzondering indien de uitspraak na de datum van dagtekening is bekendgemaakt. In dat geval vangt de termijn voor het instellen van beroep aan op de dag na bekendmaking. Bekendmaking van de uitspraak kan geschieden door terpostbezorging (vgl. Hoge Raad 5 juli 2019, ECLl:NL:HR:2019:1102).
4.4
Gelet op de poststempel moet aangenomen worden dat de uitspraken uiterlijk op 12 december 2024 ter post zijn bezorgd en dus zijn bekendgemaakt. De Inspecteur heeft dat ter zitting ook niet betwist. Dit brengt mee dat de beroepstermijn is aangevangen op 13 december 2024. Het beroepschrift is ingediend op 10 februari 2025, dus tijdig. Het beroep is ontvankelijk.
Ontvankelijkheid bezwaar; eerste jaar van het vijfjarige tijdvak
4.5
De Inspecteur heeft het bezwaar tegen de waarde van de onroerende zaak vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het Gerecht is van oordeel dat, alvorens de tijdigheid van het bezwaar te onderzoeken, beoordeeld moet worden of bezwaar tegen de waarde van de onroerende zaak sowieso mogelijk is. Het Gerecht overweegt als volgt.
4.6
In artikel 5, lid 1 van de Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB) is bepaald dat de waarde van een onroerende zaak wordt vastgesteld voor een vijfjarig tijdvak waarbij de waardepeildatum aan het begin van dat vijfjarige tijdvak ligt. De vaststelling van de waarde vindt ingevolge artikel 7, lid 3 LOZB plaats bij de eerste aanslag van het vijfjarige tijdvak. Met ingang van het jaar 2019 is een nieuw vijfjarig tijdvak ingegaan (2019-2024). Voor dit tijdvak is de waarde van de onroerende zaak met toepassing van artikel 5, lid 1 en artikel 7, lid 3 LOZB in het belastingjaar 2019 vastgesteld op NAf 475.000.
4.7
Ingevolge artikel 9, lid 1, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB) kan de belanghebbende, behoudens het bepaalde in artikel 8, lid 1 LOZB, slechts in het eerste jaar van het vijfjarige tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld, dat is hier in 2019, bezwaar indienen bij de Inspecteur tegen de vastgestelde waarde. Dit is alleen anders als artikel 8 LOZB van toepassing is. Belanghebbende heeft in dit verband betoogd dat zij bezwaar kan maken tegen de waardevaststelling in de jaren ná 2019 omdat zij in 2019 nog geen eigenaar was van de onroerende zaak en omdat, gezien de aankoopprijs in 2020 van NAf 390.000, de waarde van de onroerende zaak in de belastingjaren 2021 tot en met 2023 te hoog is vastgesteld. Het Gerecht verwerpt dit betoog. In artikel 8, lid 1 LOZB is limitatief opgesomd in welke gevallen in de loop van het vijfjarige tijdvak (ná het eerste jaar) bezwaar kan worden gemaakt tegen de waarde. Het pas ná het eerste jaar in het vijfjarig tijdvak eigenaar worden van de onroerende zaak behoort niet tot die gevallen, ook niet als de waarde dan inmiddels is gedaald. Nu het bezwaar van belanghebbende voor de onderhavige jaren is gericht tegen de vastgestelde waarde, is dit bezwaar aldus niet-ontvankelijk. Een onderzoek naar de tijdigheid van het bezwaar kan dan achterwege blijven.
Slotsom
4.8
Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, is het beroep ongegrond.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten en/of het griffierecht.

6.BESLISSING

Het Gerecht verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 14 oktober 2025, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500