ECLI:NL:OGEAC:2025:108

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
CUR202402295
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van gedaagden voor schade door onttrekken vermogen aan verhaal

In deze zaak heeft Girobank N.V. een vordering ingesteld tegen verschillende gedaagden, waaronder [gedaagde 1], [gedaagde 2], Accent Consult B.V. en Barca Real Family Trust, wegens onrechtmatige daad en groepsaansprakelijkheid. De kern van de zaak draait om de vraag of de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door vermogensbestanddelen aan verhaal te onttrekken, waardoor Girobank als schuldeiser benadeeld zou zijn. De gedaagden hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Girobank.

Het procesverloop omvat onder andere een verzoekschrift, een conclusie van antwoord, en een mondelinge behandeling. De rechter heeft vastgesteld dat de trust geen procesbevoegdheid heeft, omdat een trust geen rechtspersoonlijkheid heeft. De rechter heeft vervolgens de onrechtmatige handelingen van de gedaagden beoordeeld, waarbij is vastgesteld dat zij gezamenlijk handelingen hebben verricht met de intentie om vermogen aan het verhaal van Girobank te onttrekken. Dit heeft geleid tot de conclusie dat zowel [gedaagde 1] als Accent hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Girobank geleden schade.

De rechter heeft de vordering van Girobank toegewezen, waarbij [gedaagde 1] en Accent zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag van Cg 144.175 aan Girobank, en heeft tevens de nietigheid van de overdracht van de aandelen in Accent en de woning aan de trust verklaard. De gedaagden zijn ook hoofdelijk veroordeeld tot betaling van beslag- en betekeningskosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de gedaagden zijn in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202402295
Vonnis van 14 april 2025
in de zaak van
de naamloze vennootschap
GIROBANK N.V.,gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud,
tegen

1.[Gedaagde 1],

2. [Gedaagde 2],

3. ACCENT CONSULT B.V.,

4. BARCA REAL FAMILY TRUST,

wonend respectievelijk gevestigd in [woonplaats],
gedaagden,
gemachtigde: mr. M.F. Murray.
Eiseres wordt hierna Girobank genoemd en gedaagden [gedaagde 1], [gedaagde 2], Accent en de trust. [gedaagde 1], [gedaagde 2] en Accent worden gezamenlijk als [gedaagden] aangeduid.
Inleiding
In deze zaak is in essentie aan de orde of Girobank door [gedaagden] wordt benadeeld vanwege het onttrekken van vermogensbestanddelen aan verhaal en of dat, naast [gedaagde 2] als schuldenaar, ook aansprakelijkheid jegens Girobank van [gedaagde 1] en Accent oplevert uit hoofde van onrechtmatige daad.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties van 18 juni 2024,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de nadere producties van Girobank,
  • de mondelinge behandeling van 17 februari 2025,
  • de pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1. [
gedaagde 2]was in het verleden werkzaam als financieel directeur van Girobank. Hij is buiten gemeenschap van goederen getrouwd met [gedaagde 1]. Ten aanzien van de echtelijke woning in [buurt 1], bekend als [de woning] (hierna: de woning), is sprake van een eenvoudige gemeenschap.
2.2.
Nadat op 16 december 2013 de noodregeling ten aanzien van Girobank is uitgesproken en [gedaagde 2]met onmiddellijke ingang zijn functie van directeur van Girobank had neergelegd, heeft de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten namens Girobank per brief van 14 april 2024 de contractuele relatie tussen Girobank en [gedaagde 2] opgezegd.
2.3.
Girobank heeft in 2014/2015 onderzoek laten doen door Forensic Services Caribbean (hierna: FSC) in verband met ongeregeldheden binnen de Girobank die hebben geleid tot de noodregeling en als gevolg waarvan rekeninghouders bij Girobank zijn gedupeerd. In het kader van dat onderzoek zijn vanaf augustus 2014 aan [gedaagde 2] vragen gesteld.
2.4.
Op 25 november 2014 is Accent door [gedaagde 2] opgericht met hem als bestuurder en enig aandeelhouder. Accent is een bedrijf dat financiële diensten verricht. In een tussen [gedaagde 2] en [gedaagde 1] opgemaakte “Shares Transfer Agreement” van 28 november 2014 is bepaald dat de aandelen worden overgedragen aan [gedaagde 1] en dat [gedaagde 2]erkent dat hij daarvoor op 8 april 2014 een cheque van US$ 5.000 heeft ontvangen.
2.5.
Het onderzoek van FSC is op 1 april 2015 afgerond.
2.6.
In april 2015 heeft [gedaagde 2]samen met zijn echtgenote [gedaagde 1] ‘Barca Real Family Trust’ (hierna: de trust) ingesteld en hebben zij hun woning (met instemming van Girobank) en andere goederen aan de trust overgedragen. [gedaagde 2]en [gedaagde 1] zijn trustees van de trust en hun kinderen de begunstigden. In diezelfde maand is een huurovereenkomst gesloten tussen de trust en Accent, waarbij de trust de echtelijke woning verhuurt aan Accent voor Cg 3.700 [1] per maand. [gedaagde 2]en [gedaagde 1] zijn in de woning blijven wonen.
2.7.
Op de woning rust een hypotheek die bij Girobank is afgesloten en in het kader van de afwikkeling van Girobank is overgegaan op GI-RO Settlement Holding N.V. (hierna: GSH). De hypotheek wordt niet afgelost.
2.8.
Na verzoek daartoe van Girobank is op 25 juni 2015 verlof verleend om ten laste van [gedaagde 2]conservatoir beslag te leggen op de woning. In het ter zake ingediende beslagrekest heeft Girobank gesteld dat de overdracht van de woning aan de trust nietig dan wel vernietigbaar is.
2.9.
Girobank is daarna een bodemprocedure tegen (onder meer) [gedaagde 2]gestart. In die procedure heeft zij [gedaagde 2]verweten dat hij in zijn hoedanigheid van bestuurder van Girobank in totaal een bedrag van US$ 10.260.000 heeft verduisterd, door een lening aan een buitenlandse vennootschap te fingeren en vervolgens dit bedrag van de bankrekening van die vennootschap op te nemen. Bij vonnis van dit gerecht van 4 februari 2019 zijn de vorderingen van Girobank afgewezen. Girobank is van dit vonnis in hoger beroep gegaan.
2.10.
Op 24 maart 2020 is [gedaagde 1] als bestuurder toegevoegd van Accent en op 20 december 2021 is zij weer afgetreden als bestuurder. [gedaagde 2]was toen weer enig bestuurder.
2.11.
Bij vonnis in hoger beroep van 25 januari 2022 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (CUR2019H00082) is [gedaagde 2]veroordeeld tot betaling van een bedrag van US$ 7.260.000 aan Girobank, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten.
2.12. [
gedaagde 2]heeft ondanks verzoek daartoe door Girobank in het kader van deze veroordeling geen betalingen verricht. Girobank heeft in april 2022 onder diverse banken beslagen gelegd ten laste van [gedaagde 2]. Alleen bij Banco di Caribe heeft het beslag doel getroffen en deze bank heeft op instructie van de deurwaarder een bedrag van Cg 5.072,19 aan Girobank overgemaakt.
2.13.
Ook heeft Girobank de deurwaarder in april 2022 opdracht gegeven beslag te leggen op de aandelen van Accent, alsmede derdenbeslag onder Accent ten laste van [gedaagde 2]. Omdat de aandelen niet op naam van [gedaagde 2]stonden maar op naam van [gedaagde 1], kon de deurwaarder geen beslag leggen op de aandelen.
2.14.
Het derdenbeslag onder Accent ten laste van [gedaagde 2]heeft doel getroffen. [gedaagde 1] heeft als directeur van Accent op 9 mei 2022 namens Accent een verklaring afgegeven, waarin is vermeld dat [gedaagde 2]bij Accent in dienst is en maandelijks een brutosalaris ontvangt van Cg 2.500. Via dit derdenbeslag heeft Girobank een bedrag gelijk aan twee netto maandsalarissen van [gedaagde 2]van Accent ontvangen.
2.15. [
gedaagde 1] heeft per e-mail van 17 juni 2022 namens Accent aan Girobank bericht dat de werkverhouding van [gedaagde 2]bij Accent per 31 mei 2022 is beëindigd. In een brief van [gedaagde 2]aan [gedaagde 1] van 28 februari 2022 heeft [gedaagde 2]zijn ontslag per 31 maart 2022 ingediend. Daarop heeft [gedaagde 1] namens Accent bij brief van 9 maart 2022 aan [gedaagde 2]verzocht om tot eind mei 2022 aan te blijven. In diezelfde brief bevestigt [gedaagde 1] namens Accent aan [gedaagde 2]dat [gedaagde 2]de huurovereenkomst met de trust per 1 juni 2022 op persoonlijke titel continueert. In de derdenverklaring van 9 mei 2022 is geen melding gemaakt van de opzegging door [gedaagde 2]. Ook is daarin niet vermeld dat de woning door de trust wordt verhuurd aan Accent voor Cg 3.700 per maand.
2.16.
Op 4 juli 2022 is aan de Kamer van Koophandel doorgegeven dat [gedaagde 2]per 31 mei 2022 geen bestuurder meer was en dat [gedaagde 1] per 1 juni 2022 bestuurder is geworden.
2.17.
GSH heeft [gedaagde 2]en [gedaagde 1] in juli en september 2022 gewezen op een achterstand van Cg 116.572 aan hypotheekbetalingen.
2.18.
Per 1 augustus 2022 is [gedaagde 2]opnieuw bij Accent in dienst getreden voor de duur van zes maanden.
2.19.
Nadat Girobank bekend was geworden dat [gedaagde 2]opnieuw in dienst was getreden, heeft zij op 9 december 2022 opnieuw beslag gelegd onder Accent ten laste van [gedaagde 2].
2.20.
In de verklaringsprocedure die Accent in 2023 tegen Accent is gestart heeft
Accent na tussenvonnis afschriften van arbeidsovereenkomsten en salarisstroken overgelegd. Daaruit volgt dat [gedaagde 2]vanaf 1 januari 2015 voor onbepaalde tijd als managing director in dienst was van Accent, dat hij na de beslaglegging door Girobank per 1 augustus 2022 als consultant opnieuw in dienst is getreden tot 31 januari 2023 en per 1 februari 2023 voor de duur van een jaar in dienst is getreden. Ook volgt uit die overgelegde stukken dat [gedaagde 1] aanvankelijk een salaris had van Cg 4.500 en dat dat later is verhoogd naar Cg 5.000.
2.21.
Bij vonnis van 6 mei 2024 heeft dit gerecht Accent in de verklaringsprocedure veroordeeld tot betaling van Cg 7.400 (de huur voor de maanden april en mei 2022) en Cg 45.000 bruto (salaris van [gedaagde 2]voor de maanden augustus 2022 tot en met januari 2024) aan Girobank.
2.22.
Girobank heeft in mei 2024 conservatoir beslag laten leggen onder diverse banken ten laste van [gedaagde 1]. Daarnaast heeft Girobank ten laste van Accent conservatoir beslag gelegd onder twee banken.
2.23.
In juli 2024 heeft GSH geprobeerd de woning te veilen. Dit heeft niet tot een koper geleid. In diezelfde maand heeft [gedaagde 2]op verzoek van GSH medewerking verleend aan een onderhandse verkoop van de woning voor een bedrag van Cg 905.000. [gedaagde 2]en [gedaagde 1] hebben de woning in verband met de verkoop verlaten. De notaris heeft vervolgens te kennen gegeven geen medewerking te zullen verlenen aan de levering van de woning, omdat Girobank de nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de overdracht van de woning aan de trust had ingeroepen.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
Girobank vordert – samengevat – dat het gerecht
voor recht verklaart dat Accent en [gedaagde 1] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Girobank geleden en te lijden schade wegens de inkomsten die via Accent aan anderen dan [gedaagde 2](randnummer 28 van het verzoekschrift) zijn betaald en hen veroordeelt tot betaling van Cg 297.400 aan Girobank, althans voor recht verklaart dat zij ongerechtvaardigd zijn verrijkt en hen veroordeelt tot betaling van Cg 297.400 aan Girobank, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verzoekschrift,
voor recht verklaart dat de overdracht van de aandelen in Accent door [gedaagde 2]aan [gedaagde 1] nietig is althans deze overdracht te vernietigen en te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] en Accent hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Girobank hierdoor geleden en te lijden schade, op te maken bij staat,
voor recht verklaart dat de overdracht van de woning door [gedaagde 2]en [gedaagde 1] aan Barca Real Family Trust is vernietigd door Girobank, dan wel – subsidiair - voor recht verklaart dat de overdracht aan de trust nietig is, althans – meer subsidiair - voor recht verklaart dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2]als trustees van Barca Real Family Trust hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Girobank geleden en te lijden schade en hen veroordeelt tot betaling van deze schade nader op te maken bij staat, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum verzoekschrift,
[gedaagde 1], [gedaagde 2]en Accent hoofdelijk veroordeelt, althans ieder van hen veroordeelt tot voldoening van de beslag- en betekeningskosten in verband met de gelegde conservatoire beslagen ten bedrage van Cg 6.362,50,
[gedaagde 1], [gedaagde 2]en Accent hoofdelijk veroordeelt, althans ieder van hen veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na het uitspreken van het vonnis indien betaling van deze kosten uitblijft.
3.2. [
gedaagden] hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Girobank in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als betaling binnen veertien dagen na het uitspreken van het vonnis uitblijft.

4.De beoordeling

De trust heeft geen procesbevoegdheid.
4.1. [
gedaagden] hebben in de eerste plaats het verweer gevoerd dat Girobank in haar vordering tegen de trust niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de trust geen rechtspersoonlijkheid heeft.
4.2.
Procesbevoegdheid komt in beginsel alleen toe aan natuurlijke personen en rechtspersonen. Een trust is geen rechtspersoon. Een trust is een juridische constructie waarbij de trustee het vermogen beheert ten behoeve van een of meer begunstigden en juridisch eigenaar is. Daarom kan de trust als zodanig niet zelfstandig in rechte worden aangesproken. Girobank wordt dan ook niet- ontvankelijk verklaard in haar vorderingen voor zover zij die tegen de trust heeft ingesteld.
Onrechtmatig handelen [gedaagde 2], [gedaagde 1] en Accent; [gedaagde 1] en Accent aansprakelijk voor schade
4.3.
Na het uitspreken van de noodregeling heeft Girobank FSC ingeschakeld om de ongeregeldheden die tot de noodregelingen hebben geleid te onderzoeken. Uit het rapport van FSC van 1 april 2015, overgelegd door Girobank, blijkt dat [gedaagde 2]in dat kader in augustus 2014 voor de eerste maal is uitgenodigd voor hoor en wederhoor naar aanleiding van onderzoeksbevindingen van FSC. Op 1 september 2014 is [gedaagde 2]door FSC in kennis gesteld dat de reden van het onderzoek de opening van de rekening van BGL Born betrof en de lening aan BGL Born. Daarna is [gedaagde 2]onder meer op 7 november 2014 opnieuw uitgenodigd voor een interview, waarbij hem expliciet te kennen is gegeven dat de bevindingen heftig van aard zijn, het voor [gedaagde 2]van groot belang is om daarop te reageren en het voor zijn rechtspositie niet verstandig zou zijn om geen gebruik te maken van zijn recht op hoor en wederhoor, zo is vermeld in het rapport. Op grond hiervan moet [gedaagde 2]hebben geweten dat hem mogelijk een (forse) aansprakelijkstelling boven het hoofd hing. In 2022 is [gedaagde 2]bij onherroepelijk geworden vonnis in hoger beroep op basis van onder meer de bevindingen in het rapport van FSC veroordeeld tot betaling aan Girobank van US$ 7.260.000.
4.4.
Girobank heeft aldus een vordering op [gedaagde 2]van US$ 7.260.000. Van deze vordering heeft [gedaagde 2]uit zichzelf (nog) niets aan Girobank betaald. Girobank heeft daarom diverse beslagen gelegd, maar deze hebben nagenoeg geen doel getroffen. In totaal heeft Girobank niet meer dan een bedrag van Cg 39.600 middels de beslagen kunnen innen, grotendeels uit hoofde van de verklaringsprocedure (zie r.o. 2.21).
4.5.
Volgens Girobank worden door [gedaagde 1] en [gedaagde 2], gebruikmakend van Accent en de trust, allerlei constructies gecreëerd om verhaal door Girobank te frustreren. Girobank stelt dat [gedaagde 2], [gedaagde 1] en Accent hierdoor ieder zelfstandig en ook als groep onrechtmatig handelen jegens haar dan wel zichzelf ongerechtvaardigd hebben verrijkt. [gedaagden] betwisten dat zij verhaal door Girobank frustreren en stellen dat zij simpelweg geen gelden hebben.
4.6.
De vorderingen van Girobank zijn gebaseerd op een samenstel van feitelijke en juridische handelingen van [gedaagde 2], [gedaagde 1] en Accent met, volgens Girobank, het oogmerk om Girobank als schuldeiser te benadelen. Het gerecht zal hierna de verschillende verrichte handelingen, die door Girobank aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, bespreken.
4.7.
Vast staat dat [gedaagde 2]en [gedaagde 1] in de maand dat het onderzoek van FSC is afgerond de trust hebben ingesteld, waarbij zij als gezamenlijke trustees zijn benoemd. Daarbij zijn de woning en andere roerende zaken aan de trust overgedragen. In diezelfde maand is een huurovereenkomst gesloten tussen de trust en Accent, waarbij de trust de woning verhuurt aan Accent voor Cg 3.700. Feitelijk is er op dat moment niets aan de situatie veranderd. [gedaagde 2]en [gedaagde 1] zijn in de woning blijven wonen. Dat deze constructie is gecreëerd vanwege op dat moment tussen [gedaagde 2]en [gedaagde 1] bestaande huwelijksproblemen, zoals [gedaagden] stellen, is niet geloofwaardig, reeds omdat [gedaagde 2]en [gedaagde 1] niet in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij een eventuele echtscheiding blijven ieders bezittingen en schulden in beginsel gescheiden, zodat het oprichten van een trust weinig toevoegt. Om de woning voor de kinderen te behouden na een echtscheiding, zijn er bovendien ook eenvoudigere en minder ingrijpende manieren om dat te regelen, bijvoorbeeld in een echtscheidingsconvenant, testament of door het aanpassen van huwelijkse voorwaarden. Een andere verklaring voor het oprichten van de trust is door [gedaagden] niet gegeven.
4.8.
Ook staat vast dat [gedaagde 2]in november 2014 Accent heeft opgericht, nadat de noodregeling was uitgesproken, zijn contractuele relatie met Girobank was beëindigd en ook nadat het [gedaagde 2]bekend was dat FSC een fraudeonderzoek was begonnen. Meteen na de oprichting heeft hij de aandelen overgedragen aan [gedaagde 1]. Dat de op 8 april 2014 door [gedaagde 2]ontvangen cheque van US$ 5.000 als tegenprestatie had te gelden is niet geloofwaardig, omdat Accent op dat moment nog niet was opgericht. Het gerecht houdt het er daarom voor dat de aandelen om niet zijn overgedragen aan [gedaagde 1]. [gedaagden] stellen dat [gedaagde 1] vanaf de oprichting de beoogd aandeelhouder was. Zij hebben desgevraagd echter niet kunnen verklaren waarom [gedaagde 2], en niet [gedaagde 1], Accent heeft opgericht. Bovendien is – zoals hierna wordt overwogen – niet gebleken dat [gedaagde 1] daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht voor Accent. De feiten wijzen er zonder meer op dat Accent het bedrijf van [gedaagde 2]is.
4.9.
Verder staat vast dat [gedaagde 2]sinds de oprichting van Accent in 2014 op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als managing director werkzaam is geweest voor Accent. Op het moment dat Girobank in april 2022 derdenbeslag had gelegd onder Accent ten laste van [gedaagde 2], is dat dienstverband beëindigd. [gedaagden] stellen dat [gedaagde 2]in februari 2022 zijn dienstverband per eind mei 2022 heeft opgezegd. Wat opvalt is dat dit niet is vermeld in de derdenverklaring die [gedaagde 1] op 9 mei 2022 namens Accent heeft afgelegd. Na de opzegging per eind mei 2022 is [gedaagde 2]op 1 augustus 2022 opnieuw in dienst getreden, dit maal als consultant. Nadat Girobank dit was gebleken heeft zij in december 2022 opnieuw derdenbeslag onder Accent gelegd op het salaris van [gedaagde 2]. Uit loonstroken die in de verklaringsprocedure zijn overgelegd volgt dat [gedaagde 2]op 1 augustus 2022 voor de duur van zes maanden, dus tot 1 januari 2023, in dienst is getreden en vervolgens per 1 februari 2023 opnieuw voor de duur van een jaar. Ook voor het meerdere keren beëindigen en opnieuw in dienst treden hebben [gedaagden] geen plausibele reden gegeven. Dat [gedaagde 2]slechts voor bepaalde klanten werkzaam was sinds de noodregeling in 2013 vanwege de schade die dat had toegebracht aan zijn reputatie strookt niet met het feit dat hij sinds de oprichting van Accent in 2014 – na het uitspreken van de noodregeling - tot de beslaglegging in 2022 zonder onderbreking werkzaamheden verrichtte voor Accent en verklaart ook niet waarom hij na de beslaglegging in 2022 in dienst is getreden in een lager gekwalificeerde functie voor de duur van 40 uren per week.
4.10.
Het salaris van Cg 2.500 bruto per maand dat door Accent aan [gedaagde 2]is toegekend acht het gerecht gelet op de achtergrond van [gedaagde 2]niet reëel. Het lagere salaris zou verklaard kunnen worden door een qua uren minder omvangrijk dienstverband – [gedaagden] stellen dat [gedaagde 2]nog slechts voor bepaalde klanten werkzaam was -, maar uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat hij 40 uren per week werkzaam was. Daarnaast hebben [gedaagden] niet aangetoond dat [gedaagde 1], die (ook) elders een functie bekleedt, daadwerkelijk werkzaamheden voor Accent verricht, laat staan voor 40 uren per week zoals haar arbeidsovereenkomst bepaalt. Haar salaris bij Accent, dat tweemaal hoger ligt dan dat van [gedaagde 2], wordt daarom evenmin reëel geacht. Nu geen andere overtuigende verklaring is gegeven, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat sprake is van een schijnconstructie, waarbij inkomsten uit Accent die aan [gedaagde 2]toekomen aan [gedaagde 1] worden toegeschoven.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat nadat [gedaagden] bekend waren, of in ieder geval [gedaagde 2]bekend was met het onderzoek van FSC naar de fraude op grond waarvan [gedaagde 2]uiteindelijk civielrechtelijk is veroordeeld, een trust is ingesteld, de woning aan de trust is overgedragen en een huurconstructie is gecreëerd tussen de trust en Accent. Ook volgt daaruit dat [gedaagde 2], na de start van het onderzoek van FSC, Accent heeft opgericht en de aandelen van Accent om niet op naam van [gedaagde 1] heeft gezet. Daarnaast blijkt dat het sinds de oprichting van Accent bestaande vaste dienstverband van [gedaagde 2]bij Accent, na het derdenbeslag onder Accent, ineens is beëindigd en omgezet in kortere dienstverbanden, tot de volgende beslaglegging door Girobank. Op grond van deze handelingen afzonderlijk kan op zichzelf beschouwd niet zonder meer worden geconcludeerd dat, zoals Girobank stelt, [gedaagden] het doel hadden en hebben om verhaal van Girobank te frustreren. Het samenstel van al deze handelingen, die alle hebben plaatsgevonden op een moment dat [gedaagde 2]door Girobank in het nauw werd gedreven en waarvoor [gedaagden] geen legitieme verklaring hebben kunnen geven, kan echter niet tot een andere conclusie leiden. Het gerecht stelt dan ook vast dat [gedaagde 2], en ook Accent en [gedaagde 1] nu zij daaraan hebben meegewerkt, met dit handelen hebben beoogd om vermogen aan het verhaal door Girobank te onttrekken en Girobank daarmee als schuldeiser te benadelen. Daarmee handelen [gedaagden], ieder zelfstandig en ook als groep, onrechtmatig jegens Girobank. Dat is niet anders als moet worden aangenomen dat deze handelingen zijn verricht ter bescherming van het vermogen voor de kinderen. Accent en [gedaagde 1] zijn daarom verplicht de schade die Girobank als gevolg van dit onrechtmatig handelen lijdt te vergoeden. Dit betekent dat de vordering om voor recht te verklaren dat Accent en [gedaagde 1] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Girobank geleden en te lijden schade wegens de inkomsten die via Accent aan anderen dan [gedaagde 2]zijn betaald wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing vermeld.
4.12.
Girobank heeft de schade wegens de inkomsten die via Accent aan anderen dan [gedaagde 2]zijn betaald begroot op een bedrag van Cg 297.400 en vordert veroordeling van Accent en [gedaagde 1] tot betaling van dit bedrag. Bij de berekening hiervan heeft zij de inkomsten van [gedaagde 2]en [gedaagde 1] gezamenlijk vanaf 1 juni 2022 respectievelijk 1 april 2022 tot eind juni 2024 en daarnaast het huurbedrag dat Accent maandelijks aan de trust heeft betaald vanaf 1 april 2022 tot eind juni 2024 als schade aangemerkt, omdat dit volgens haar het bedrag is waarop Girobank zich vanwege de opgezette, onrechtmatige constructie niet heeft kunnen verhalen vanaf 2022. Ter toelichting hierop heeft Girobank gesteld dat in de berekening ook de bedragen tot betaling waarvan Accent in de verklaringsprocedure is veroordeeld zijn meegenomen in verband met de vordering tot hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1].
4.13.
Nu Accent tot op heden actief is, hecht het gerecht gelet op de constructie die is gecreëerd door het toeschuiven van salaris aan [gedaagde 1] geen waarde aan de stelling van [gedaagden] dat de arbeidsovereenkomst van [gedaagde 2]per augustus 2023 definitief is geëindigd. Anders dan Girobank stelt, wordt voorts echter alleen het salaris van [gedaagde 1] als schade voor Girobank als gevolg van de gecreëerde constructie aangemerkt. Op het salaris van [gedaagde 2]zelf kan Girobank immers door middel van derdenbeslag onder Accent verhaal halen, zoals zij ook heeft gedaan. Ten aanzien van dat deel van het vermogen van [gedaagde 2]is daarom geen sprake van onrechtmatig handelen. Voor zover het het salaris betreft dat aan [gedaagde 1] is toegeschoven is dat wel het geval. Omdat [gedaagde 2]vanaf 1 juni 2022 geen bestuurder meer was, geldt – zoals door [gedaagden] is gesteld - ingevolge artikel 7:1614g BW dat het beslag met ingang van die maand niet verder geldig zou zijn dan tot een derde gedeelte van het in geld vastgestelde loon. Tot 1 juni 2022 geldt die beperking niet, omdat [gedaagde 2]tot die datum bestuurder was en artikel 2:8 lid 5 BW bepaalt dat de rechtsverhouding tussen de bestuurder en de rechtspersoon niet wordt aangemerkt of mede aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Dit leidt ertoe dat schade die Girobank heeft geleden door het mislopen van verhaal op het salaris van [gedaagde 2]wordt begroot op Cg 10.000 voor de maanden april 2022 en mei 2022 ( 2 x Cg 5.000) en Cg 41.675 voor de periode van juni 2022 tot en met juni 2024 (25 x Cg 1.667. [gedaagde 1] en Accent worden hierna hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze bedragen. In totaal gaat het om Cg 51.675.
4.14.
Wat betreft de huurvergoeding wordt de stelling van [gedaagden] dat de huur per juni 2022 is geëindigd niet gevolgd. [gedaagde 2]en [gedaagde 1] zijn na juni 2022 in de woning blijven wonen. Uit niets blijkt dat [gedaagde 2]per juni 2022, het moment waarop hij volgens [gedaagden] de huur op persoonlijke titel zou hebben voortgezet en dit geen salariscomponent voor [gedaagde 2]meer vormde, huurbetalingen aan de trust heeft verricht. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de huurconstructie, waarbij gelden buiten het vermogen van [gedaagde 2]zijn gehouden, is voortgezet. Ook hebben [gedaagden] gesteld dat [gedaagde 2]en [gedaagde 1] inmiddels niet meer in de woning wonen en er daarom geen grond is de huurvergoeding als schade aan te merken. Girobank heeft niet betwist dat [gedaagde 2]en [gedaagde 1] de woning hebben verlaten, zodat van de juistheid van de stelling van [gedaagden] wordt uitgegaan. Zij hebben echter niet gesteld wanneer zij de woning exact hebben verlaten, alleen dat zij deze in verband met de door GSH verkoop daarvan hebben verlaten. Uit de stukken volgt dat GSH vanaf juli 2024 heeft gepoogd de woning (openbaar) te verkopen. De vordering van Girobank ziet op de periode tot en met juni 2024. De vordering met betrekking tot de schade als gevolg van benadeling van Girobank bestaande uit de huurvergoedingen wordt daarom toegewezen zoals door Girobank gevorderd, behalve voor zover de vordering de huurvergoeding voor de maanden april 2022 en mei 2022 jegens Accent betreft. Accent is in het vonnis van 6 mei 2024 al tot betaling daarvan veroordeeld en Girobank heeft ter zake tegen Accent dus al een titel. Dit betekent dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld tot betaling van Cg 99.900 en Accent tot betaling van Cg 92.500. Verder geldt ook hier dat Accent en [gedaagde 1] hoofdelijk worden veroordeeld, voor zover de door [gedaagde 1] en Accent te vergoeden schade elkaar overlapt.
Nietige overdracht van de aandelen
4.15.
Girobank vordert verder de overdracht van de aandelen in Accent door [gedaagde 2]aan [gedaagde 1] nietig te verklaren althans deze overdracht te vernietigen en voor recht te verklaren dat [gedaagde 1] en Accent hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Girobank hierdoor geleden en te lijden schade, op te maken bij staat. Girobank legt aan deze vordering ten grondslag dat de overdracht van de aandelen in strijd is met de goede zeden of openbare orde dan wel dat paulianeus is gehandeld, omdat de aandelen door de overdracht (bewust) door [gedaagde 2]en [gedaagde 1] aan verhaal door Girobank is onttrokken.
4.16.
Ten aanzien van de stelling van Girobank dat de overdracht van de aandelen nietig is verwijst het gerecht naar rechtsoverweging 4.11 van dit vonnis waarin is vastgesteld dat [gedaagden] met de door hen verrichte handelingen, waaronder de overdracht van de aandelen, samen ten doel hadden en hebben om vermogen van [gedaagde 2]aan het verhaal van Girobank te onttrekken. Uit de daar omschreven omstandigheden blijkt ondubbelzinnig dat de overdracht was bedoeld om Girobank als schuldeiser, en daarmee haar klanten, te benadelen en ook dat Accent en [gedaagde 1] niet alleen moeten hebben geweten dat benadeling van schuldeisers het gevolg zou zijn, maar zij bewust hebben meegewerkt aan de constructies met als doel verhaalsmogelijkheden te frustreren. Daarmee zijn de handelingen naar het oordeel van het gerecht naar hun strekking in strijd met de goede zeden en dus nietig op grond van artikel 3:40 lid 1 BW. Of Girobank daadwerkelijk schade heeft geleden, wat [gedaagden] wat betreft de overdracht van de woning betwisten, is daarbij niet van belang. De intentie om Girobank te benadelen als schuldeiser levert op zichzelf strijd met de goede zeden op, ongeacht het effect dat daarmee wordt gerealiseerd. Dit leidt dan ook tot het oordeel dat de op dit punt gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen zoals hierna in de beslissing vermeld (vgl. ECLI:NL:HR:2014:3650).
Geen vernietiging van de overdracht van de woning, wel nietige overdracht
4.17.
Girobank vordert voor recht te verklaren dat de overdracht van de woning door [gedaagde 2]en [gedaagde 1] aan de trust is vernietigd door Girobank dan wel voor recht te verklaren dat de overdracht nietig is. Girobank legt aan deze vordering ten grondslag dat de overdracht van de woning paulianeus is, omdat de aandelen door de overdracht (bewust) door [gedaagde 2]en [gedaagde 1] aan verhaal door Girobank is onttrokken, althans dat de overdracht in strijd is met de goede zeden of openbare orde en daarom nietig.
4.18.
Met betrekking tot de vernietiging van de overdracht van de woning wordt het volgende overwogen. Girobank stelt dat zij de overdracht in 2015 buitengerechtelijk heeft vernietigd. Uit artikel 3:128 BW volgt echter dat een rechtshandeling waarbij de trustee goederen heeft verkregen, met inbegrip van een verklaring van de insteller waarbij deze zelf trustee wordt ten aanzien van de goederen, slechts door rechterlijke uitspraak kan worden vernietigd. De buitengerechtelijke verklaring heeft dus niet tot vernietiging van de overdracht kunnen leiden, terwijl de vordering om dat alsnog te doen inmiddels, zoals [gedaagden] stellen, is verjaard. Uit het beslagrekest van 24 juni 2015 volgt immers dat Girobank op dat moment ervan op de hoogte was dat de woning was overgedragen aan de trust. Gelet op artikel 3:52 BW had zij haar vordering tot vernietiging daarom voor 29 april 2018 moeten instellen. De vordering die ziet op de vernietiging van de overdracht van de woning wordt daarom afgewezen.
4.19.
De overwegingen die hiervoor in rechtsoverweging 4.16 ten aanzien van de overdracht van de aandelen zijn geformuleerd leiden ook tot het oordeel dat de overdracht van de woning als nietig moet worden aangemerkt. De op dit punt gevorderde verklaring voor recht wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing vermeld.
Beslag- en betekeningskosten
4.20. [
gedaagden] hebben geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde vergoeding voor de beslag- en betekeningskosten in verband met de in mei gelegde conservatoire beslagen. Deze vordering wordt toegewezen.
Proceskosten en nakosten
4.21.
Omdat [gedaagden] (grotendeels) in het ongelijk worden gesteld, worden zij hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten en de nakosten. De proceskosten van Girobank worden tot aan deze uitspraak begroot op Cg 2.970 aan griffierecht, Cg 692,90 aan oproepingskosten en Cg 6.000 aan gemachtigdensalaris. Met betrekking tot de kosten van oproeping wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde 2]en [gedaagde 1] op hetzelfde adres woonachtig zijn en de deurwaarder voor hen beiden had kunnen volstaan met één exploot van oproeping.
4.22.
De veroordelingen in deze uitspraak gaan meteen in en kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verklaart Girobank niet ontvankelijk in haar vordering tegen de trust;
5.2.
verklaart voor recht dat Accent en [gedaagde 1] aansprakelijk zijn, hoofdelijk voor zover de schades elkaar overlappen, voor de door Girobank geleden en te lijden schade wegens de inkomsten die via Accent aan anderen dan [gedaagde 2]zijn betaald;
5.3.
veroordeelt Accent tot betaling van Cg 144.175 (Cg 51.675 en Cg 92.500) aan Girobank, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2024 en veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling van Cg 151.575 (Cg 51.675 en Cg 99.900) aan Girobank, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2024, onder de bepaling dat Accent en [gedaagde 1] tot een bedrag van Cg 144.175 hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens Girobank;
5.4.
verklaart voor recht dat de overdracht van de aandelen in Accent door [gedaagde 2]aan [gedaagde 1] nietig is;
5.5.
verklaart voor recht dat de overdracht van de woning door [gedaagde 2]en [gedaagde 1] aan de trust nietig is;
5.6.
veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2]en Accent hoofdelijk tot voldoening van de beslag- en betekeningskosten in verband met de gelegde conservatoire beslagen ten bedrage van Cg 6.362,50;
5.7.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van Girobank van Cg 9.662,90, te vermeerderen met Cg 250 aan nakosten zonder betekening, verhoogd met Cg 150 in geval van betekening;
5.8.
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen en dat die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente als niet op tijd wordt betaald;
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, bijgestaan door mr. G. Benedictus, griffier, en in het openbaar uitgesproken.

Voetnoten

1.Aangezien dit vonnis wordt gewezen na invoering van de Caribische gulden (Cg) wordt waar in de stukken van partijen nog werd gesproken van NAf dit gelezen als Cg.