ECLI:NL:OGEAC:2024:76

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
CUR202205111
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek hypotheekrente eigen woning en buitengewone lasten in belastingzaken

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende, een alleenstaande docente, had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017, waarbij de Inspecteur haar hypotheekrenteaftrek niet had toegestaan. De belanghebbende stelde dat de woning haar als hoofdverblijf ter beschikking stond en dat zij recht had op aftrek van hypotheekrente en buitengewone lasten voor de zorg van haar nichtje. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de woning niet als hoofdverblijf werd gebruikt. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat de woning haar hoofdverblijf was en dat de hypotheekrenteaftrek van NAf 18.928 in aanmerking moest worden genomen. Echter, de uitgaven voor het levensonderhoud van haar nichtje konden niet als buitengewone lasten worden afgetrokken, omdat niet voldaan werd aan de wettelijke voorwaarden. Het beroep werd gegrond verklaard, de aanslag werd verminderd naar een belastbaar inkomen van NAf 62.420, en de Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 11 april 2024
BBZ nr. CUR202205111
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 30 december 2021 een aanslag inkomstenbelasting (IB) voor het jaar 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 81.348, resulterend in een te betalen bedrag aan verschuldigde belasting van NAf 542 (hierna: de aanslag).
1.2
Belanghebbende heeft op 24 december 2021 tegen de aanslag bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak van 14 april 2022 niet-ontvankelijk verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft op 12 mei 2022 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbende heeft op 7 juli 2022 een aanvulling op haar beroepschrift ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft bij e-mailbericht van 26 november 2023 medegedeeld dat de Ontvanger de onderhavige aanslag niet meer zal invorderen.
1.7
Belanghebbende heeft desgevraagd op 11 januari 2024 aangegeven in het hiervoor genoemde e-mailbericht (1.6) geen aanleiding te zien haar beroep in te trekken, nu zij meent recht te hebben op restitutie.
1.8
De Inspecteur heeft op 22 februari 2024 een verweerschrift ingediend.
1.9
De zitting heeft plaatsgevonden op 29 februari 2024 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is [A] verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
1.1
Aansluitend aan de zitting heeft op voorstel van partijen en met de uitdrukkelijke toestemming van belanghebbende een descente van de woning gelegen aan de [adres 01] plaatsgevonden. Het Gerecht heeft na afloop het onderzoek gesloten.
1.11
Belanghebbende heeft op 8 maart 2024 afschriften van Aqualectra over de jaren 2017 en 2018 ingediend. Deze stukken zijn naar de Inspecteur gestuurd. Het Gerecht heeft hierin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is alleenstaand. Zij verrichtte in het onderhavige jaar werkzaamheden als docente in het middelbaar onderwijs.
2.2
Belanghebbende is sinds 2011 eigenaar van de woning gelegen aan de [adres 01] (hierna: de woning). Voor de aankoop van de woning heeft zij een hypothecaire lening afgesloten.
2.3
Vanaf 1994 stond op het adres van de woning bij de Kamer van Koophandel een kinderdagverblijf onder de naam [Q] geregistreerd. In 2004 is het kinderdagverblijf ingebracht in de Stichting Kinderdagverblijf [Q], waarvan belanghebbende als bestuurder stond geregistreerd. Het kinderdagverblijf is sinds eind 2016 niet meer actief.
2.4
Belanghebbende heeft tot 2 december 2019 in het bevolkingsregister ingeschreven gestaan op het adres van haar ouderlijk huis, [adres 02]. Vanaf 2 december 2019 staat zij ingeschreven op het adres van de woning.
2.5
Op de loonbelastingkaarten 2017 van belanghebbende is het adres [adres] (ook aangeduid als: [adres 02]) vermeld. Dit geldt ook voor de overige tot het procesdossier behorende brieven afkomstig van RBC Royal Bank N.V., diverse verzekeringsmaatschappijen en onderwijsinstellingen en een brief van de tandarts.
2.6
In haar aangifte IB 2017 heeft belanghebbende het vaste telefoonnummer opgegeven van haar ouderlijk huis.
2.7
Belanghebbende heeft aangifte IB 2017 gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 54.261. Hierin heeft zij onder meer een bedrag van NAf 18.928 aan hypotheekrente eigen woning als persoonlijke lasten in aftrek gebracht. Tot de door belanghebbende aangegeven buitengewone lasten behoort daarnaast een bedrag van NAf 7.500 (voor aftrek van het drempelbedrag) aan uitgaven die zijn gedaan ten behoeve van het noodzakelijk levensonderhoud van naaste verwanten.
2.8
De Inspecteur is bij het opleggen van de aanslag afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte. De Inspecteur heeft onder meer de door belanghebbende aangegeven hypotheekrente eigen woning niet in aftrek toegestaan. Daarnaast heeft hij de door belanghebbende aangegeven uitgaven die zien op het noodzakelijk levensonderhoud van naaste verwanten slechts voor een deel (NAf 5.000) in aftrek toegestaan.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslag naar het juiste bedrag is vastgesteld.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en stelt dat zij recht heeft op aftrek van hypotheekrente eigen woning en een hogere aftrek van buitengewone lasten in verband met de uitgaven die zij heeft gedaan ten behoeve van het noodzakelijke levensonderhoud van haar nichtje (geboren op 26 juni 2010) voor wie zij na het vertrek van de moeder naar Nederland, de zorg heeft.
3.3
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek van hypotheekrente eigen woning, omdat de woning haar niet als hoofdverblijf ter beschikking staat. Belanghebbende heeft ook geen recht op (een aanvullende) aftrek van buitengewone lasten ten behoeve van het noodzakelijke levensonderhoud van haar nichtje, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 16A, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB).

4.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid bezwaar

4.1
In artikel 29, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bewaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
4.2
De Inspecteur heeft het bezwaar wegens niet tijdige indiening, niet-ontvankelijk verklaard. In de beroepsfase (zie verweerschrift) heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat het bezwaar wel tijdig is ingediend. De Inspecteur heeft het bezwaar derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is reeds om die reden gegrond.
Aftrek hypotheekrente eigen woning
4.3.1
Ingevolge artikel 16, lid 1, letter h, onder 1 van de LIB zijn ter zake van de eigen woning die een belastingplichtige als hoofdverblijf ter beschikking staat de daarop betrekking hebbende rentekosten aftrekbaar tot een bedrag van NAf 27.500.
4.3.2
Ingevolge artikel 4, lid 4, letter a van de LIB wordt voor de toepassing van de landsverordening onder eigen woning verstaan een woning die belastingplichtige ter beschikking staat en waarvan de belastingplichtige eigenaar is.
4.4
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende, die aanspraak maakt op een aftrekpost, daarvan de bewijslast draagt. In het onderhavige geval moet belanghebbende – tegenover de betwisting van de Inspecteur – aannemelijk maken dat de woning haar tot hoofdverblijf ter beschikking staat.
4.5
De Inspecteur betwist dat de woning belanghebbende als hoofdverblijf ter beschikking staat en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Een medewerker van de terreindienst zou in het jaar 2022 tijdens een opname hebben geconstateerd dat de staat en de conditie van de woning duidelijk aangeven dat de woning niet in gebruik is. In haar verweerschrift heeft de Inspecteur hierover het volgende vermeld:
“De medewerker van de terreindienst heeft bij zijn opname geconstateerd dat het plafond van het huis aan het loslaten was en dat belanghebbende mensen daar had die het aan het repareren waren.
De staat en conditie waarin het pand werd aangetroffen gaf duidelijk aan dat het pand niet in gebruik was. Er was wel electra/water aanwezig. De conclusie van de medewerker die de opname ging doen was dat de elektriciteit voornamelijk was om te voorkomen dat men in de avonduren in het pand zou inbreken”
Uit de nadien overlegde nota’s van Aqualectra volgde verder een relatief laag waterverbruik, aldus de Inspecteur. Belanghebbende stond in het onderhavige jaar ingeschreven op het adres [adres 02] (zie 2.4), waar zij ook haar post naar toe liet sturen (zie 2.5) en waarvan zij ook de vaste telefoonlijn gebruikte (zie 2.6). Gelet op het voorgaande heeft belanghebbende volgens de Inspecteur geen recht op aftrek van hypotheekrente eigen woning.
4.6
Belanghebbende heeft samengevat aangevoerd dat zij in het jaar 2017 in de woning woonde en daar nog steeds woont, dat het een bewuste keuze is geweest om haar postadres en adres bij het bevolkingsregister bij verhuizingen niet te wijzigen doch het adres van het ouderlijk huis te blijven gebruiken, dat zij vaak op het adres van haar ouderlijk huis aanwezig is (ook ’s-nachts) wegens de zorg voor familieleden, waaronder haar zieke zus en haar nichtje. Verder voert ze aan dat zij een mobiele telefoon heeft en geen vaste telefoonlijn. Zij gebruikt voor lange gesprekken de vaste telefoonlijn van haar ouderlijk huis. Belanghebbende heeft over de (onderhoud)staat van de woning aangevoerd dat de woning geen nieuwbouw is en dat zij jaarlijks onderhoud moet plegen. Zo heeft zij een groot deel van het plafond van het huis vervangen door gipsplaten. Zij heeft ter ondersteuning van haar stelling een aantal facturen (de jaren 2016 en 2017) overgelegd.
4.7
Het Gerecht stelt voorop dat vaststaat dat belanghebbende de eigenaar is van de woning, dat zij de kosten van (de financiering van) de woning draagt en dat de woning niet wordt verhuurd. Verder is niet gesteld dat belanghebbende de eigenaar is van nog een andere woning of dat zij elders een woning huurt. Deze omstandigheden wijzen erop dat de woning haar als hoofdverblijf ter beschikking staat.
4.8
Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende een geloofwaardige verklaring heeft gegeven over het adres waarop zij in het onderhavige jaar ingeschreven staat bij het bevolkingsregister, over het gebruik van het postadres van haar ouderlijk huis en de vaste telefoonlijn alsmede de reden waarom zij vaak niet aanwezig is op het adres van haar woning. Met dit laatste heeft belanghebbende mede gelet op de omstandigheid dat zij een éénpersoonshuishouden voert eveneens een geloofwaardige verklaring gegeven voor het door de Inspecteur gestelde relatief lage waterverbruik.
4.9
De Inspecteur heeft tot slot ter zitting nog aangevoerd dat zij regelmatig langs de woning rijdt en ziet dat de woning thans (2024) niet bewoond is. Het Gerecht heeft tijdens de descente (zie 1.10) geconstateerd dat de woning – in tegenstelling tot hetgeen de Inspecteur beweert – wel bewoond is. Het betreft een grote woning, waarvan het achterste deel in gebruik is. Dat deel bestaat uit een keuken, woonkamer en buitenruimte met aangrenzende slaapkamers. De woning is minimaal gestoffeerd en geeft een verzorgde indruk.
4.1
Alles in overweging nemende is het Gerecht van oordeel dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de woning haar als hoofdverblijf ter beschikking staat. De rentekosten van NAf 18.928 kunnen derhalve in aftrek worden gebracht.
Kosten levensonderhoud
4.11
Ingevolge artikel 16A, lid 1, letter c, LIB behoren tot de buitengewone lasten de op de belastingplichtige drukkende uitgaven tot voorziening in het noodzakelijke levensonderhoud van eigen en aangehuwde kinderen en pleegkinderen die 27 jaar of ouder zijn en van andere bloed- of aanverwanten in de rechte linie of in de tweede graad van de zijlinie, voor zover die personen niet bij machte zijn zelf inkomsten ter voorziening in hun levensonderhoud te verwerven.
4.12
Ingevolge artikel 16A, lid 1, letter d, LIB behoren tot de buitengewone lasten de op de belastingplichtige drukkende uitgaven tot voorziening in het noodzakelijke levensonderhoud van kinderen tot 27 jaar die ten gevolge van ziekte of gebreken buiten staat zijn om de helft te verdienen van hetgeen lichamelijk of geestelijk gezonde kinderen, voor zover die kinderen niet bij machte zijn zelf inkomsten ter voorziening in hun levensonderhoud te verwerven.
4.13
In het onderhavige geval wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 16A, lid 1, letter c, LIB. Het kind waarvoor uitgaven worden geclaimd is jonger dan 27 jaar en ook wordt niet voldaan aan de gestelde voorwaarde van bloed- of aanverwantschap. Voor zover belanghebbende een beroep doet op artikel 16A, lid 1, letter d, LIB geldt dat gesteld noch gebleken is dat het nichtje van belanghebbende lijdt aan ziekte of een gebrek, zodat zij evenmin op die grond de uitgaven tot voorziening in het noodzakelijke levensonderhoud in aftrek kan brengen.
Conclusie
4.14
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het Gerecht zal de aanslag verminderen naar een belastbaar inkomen van NAf 62.420 (NAf 81.348 minus aftrekbare rentekosten van NAf 18.928).

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het indienen van het (aanvullend) beroepschrift).
Griffierecht
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 62.420;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 11 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. de Leeuw van Weenen
.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500