In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, gaat het om een geschil tussen een ex-echtpaar over de toedeling van een woning die onderdeel uitmaakt van een onverdeeld aandeel in een perceel. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Cicilia, vordert dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mrs. J.F. Baart en D.M. Wildeman, zijn medewerking verleent aan de overdracht van de woning aan haar, zoals vastgelegd in een convenant dat na hun echtscheiding is ondertekend. De gedaagde betwist echter dat hij bevoegd is om de woning aan eiseres over te dragen, aangezien hij samen met zijn zussen eigenaar is van het perceel en de woning juridisch niet gesplitst is.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn op 15 mei 1996 gehuwd en hebben twee kinderen. Na hun echtscheiding in 2003 is eiseres in de woning blijven wonen, maar heeft deze in 2019 verlaten. Eiseres stelt dat het convenant bepaalt dat de woning aan haar toekomt, terwijl gedaagde aanvoert dat de woning niet aan haar kan worden toebedeeld zonder toestemming van zijn zussen, die mede-eigenaar zijn.
Het gerecht overweegt dat de uitleg van het convenant niet zo kan zijn dat gedaagde zijn aandeel in het perceel aan eiseres kan overdragen, omdat de woning deel uitmaakt van een onverdeeld geheel. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en het gerecht compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 8 januari 2024 door mr. S.M. Christiaan, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier.