In deze zaak vordert eiser, die tijdens een vlucht met Avianca een ongeval heeft meegemaakt, een verklaring voor recht dat Avianca aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden. De rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door het Verdrag van Warschau, dat een vervaltermijn van twee jaar na aankomst op de bestemming voorschrijft voor het indienen van rechtsvorderingen. Eiser heeft zijn vordering pas vijf jaar na de vlucht ingesteld, wat betekent dat zijn vorderingsrecht in beginsel is vervallen. Eiser stelt dat Avianca hem niet heeft gewezen op deze vervaltermijn en dat het beroep op het vervalbeding onaanvaardbaar is. De rechter oordeelt echter dat het Verdrag van Warschau geen ruimte biedt voor nationale rechtsbeginselen zoals de redelijkheid en billijkheid. Bovendien is er geen bewijs dat Avianca onrechtmatig heeft gehandeld of haar zorgplicht heeft geschonden. De rechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.