vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 356746 / HA ZA 10-1900
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.W. Janssens,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SUNDIO GROUP B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. Chr.H. van Dijk.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Sundio genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 november 2010 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken,
- de brief van 21 januari 2001 van mr. Van der Pool (Sundio), met bijlagen,
- het faxbericht van 4 februari 2011 van mr. Janssens, met bijlagen,
- het proces-verbaal van de op 7 februari 2011 gehouden comparitie van partijen, welk proces-verbaal abusievelijk 7 februari 2010 als zittingsdatum vermeldt.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast:
2.1. [eiseres] heeft bij Sundio/Sunweb Vakanties, een vakantie geboekt naar Turkije. De gesloten reisovereenkomst omvatte vervoer vanaf Schiphol naar een luchthaven te Turkije, transfers van en naar het vliegveld en verblijf in appartementencomplex Marina gelegen te Marmaris. De reis duurde acht dagen, van 13 tot en met 20 september 2008. [eiseres] reisde samen met een vriendin, [persoon1].
2.2. Een specialistenbericht van 14 oktober 2008 van Ir. H.C. Ablij, internist-nefroloog, vermeldt betreffende [eiseres] het volgende:
"(…)
Bovengenoemde patiënte was opgenomen op de afdeling Interne Geneeskunde van 30 september tot 9 oktober 2008.
Reden van opname: koorts.
(…)
Anamnese:
Patiënte is in Turkije geweest met haar vriendin. Beide zijn ziek geweest en patiënte is sinds zes dagen toenemend ziek met hoge koorts boven de 40 gradenC. Veel hoestpijn en niet productieve hoest. Verder lamlendigheid, misselijkheid en overgeven en ze kon nauwelijks op haar benen staan. Ze is ook enkele malen gevallen. Geen buikklachten maar wel diarree gehad maar dat is nu over.
(…)
Bespreking:
Het betreft een 47-jarige patiënte die ziek wordt met hoge koorts en hoesten na een reis in Turkije. Er blijkt sprake te zijn van een Legionella pneumonie. Patiënte belandt nog even op de IC in verband met een dreigende respiratoire insufficiëntie. Echter patiënte is niet beademd en ze knapt goed op onder Ciproxin en Rifampicine.
Na meer dan een week opname kon ze in redelijke conditie uit het ziekenhuis worden ontslagen. Ik zie haar poliklinisch nog terug.
Conclusie: Legionella pneumonie opgelopen in Turkije.
(…)"
2.3. Bij brief van 21 november 2008 stelt [eiseres] Sundio aansprakelijk voor materiële en immateriële kosten op grond dat zij tijdens haar vakantie met legionella is besmet.
2.4. Bij brief van 15 december 2008 bevestigt Sundio de ontvangst van voornoemde brief en deelt zij mede dat zij deze heeft doorgestuurd naar haar aansprakelijkheids¬verzekeraar, welke op korte termijn contact met [eiseres] zal opnemen.
2.5. Bij brief van 26 februari 2009 van Achmea Rechtsbijstand, de rechtsbijstandverzekeraar van [eiseres], verzoekt deze Sundio om haar aansprakelijkheidsverzekeraar aan te sporen om contact op te nemen. Voorts deelt Achmea Rechtsbijstand Sundio mede dat inmiddels medische informatie is opgevraagd.
2.6. Bij aangetekend en met ontvangstbevestiging verzonden brief van 25 maart 2009 herinnert Achmea Rechtsbijstand Sundio aan de voorafgaande correspondentie en verzoekt zij Sundio om een inhoudelijke reactie binnen 14 dagen.
2.7. Bij e-mail van 20 april 2009 deelt Sundio Achmea Rechtsbijstand mede dat zij haar aansprakelijkheidsverzekeraar heeft verzocht om zo snel mogelijk contact op te nemen.
2.8. Bij e-mail van 17 juni 2009 vraagt Achmea Rechtsbijstand Sundio dringend om aandacht voor de kwestie.
2.9. Bij e-mail van 18 juni 2009 vraagt Achmea Rechtsbijstand Sundio om Achmea Rechtsbijstand in het bezit te stellen van de gegevens van de aansprakelijkheidsverzekeraar van Sundio, opdat Achmea Rechtsbijstand daarmee rechtstreeks kan communiceren.
2.10. Bij brief van 6 juli 2009 bericht AON Risk Services (hierna: AON) Achmea Rechtsbijstand als volgt:
"In onze hoedanigheid van makelaars in assurantiën van Sundio werden wij geïnformeerd omtrent de bovengenoemde kwestie.
Kunt u ons in het bezit stellen van de brieven welke u eerder naar onze verzekerde heeft gestuurd? Tijdens het kopiëren zijn de brieven onherstelbaar beschadigd en helaas niet meer leesbaar.
Wij begrijpen dat u onze verzekerde aansprakelijk acht voor de gevolgen van uw cliënte. Kunt u ons dan ook aangeven op grond waarvan u die mening bent toegedaan?
Uw reactie zien wij graag onder vermelding van onze bovengenoemde referentie tegemoet."
2.11. Bij e-mail van 13 juli 2009 stuurt Achmea Rechtsbijstand stukken aan AON toe en licht zij toe op grond waarvan zij Sundio aansprakelijk acht.
2.12. Bij e-mail van 22 september 2009 wijst Achmea Rechtsbijstand AON er op dat zij nog niet heeft gereageerd op de e-mail van 13 juli 2009 en verzoekt zij om een standpunt.
2.13. Bij brief van 18 november 2009 bericht AON Achmea Rechtsbijstand als volgt:
"(…)
Navraag bij onze verzekerde leerde ons dat er geen melding bij EWGLI is ontvangen. Mocht er al wel een melding zijn ontvangen dan zou het een enkelvoudige melding betreffen hetgeen inhoudt dat er geen aanvullend onderzoek ingesteld wordt. Hoewel niet vast is komen te staan dat de legionella in het appartementen complex is opgelopen heeft verzekerde wel het appartementen complex geïnformeerd omtrent de mogelijke besmetting en ook verzocht maatregelen te treffen, hetgeen naar wij hebben begrepen ook gebeurd is. Wij kunnen niet anders dan concluderen dat onze verzekerde zorgvuldig met de melding is omgegaan en dat zij conform het ANVR handboek verder heeft gehandeld.
Het mag algemeen bekend verondersteld worden dat een legionella bacterie overal kan worden opgelopen. Nu niet vast is komen te staan dat de bewuste legionella bacterie opgelopen is in het appartementen complex Marina kunnen wij dan ook geen aansprakelijkheid erkennen.
Wij willen u er ten overvloede op wijzen dat eventuele vorderingsrechten een vervaltermijn kennen van 1 jaar gerekend vanaf thuiskomst. Eén en ander is opgenomen in de ANVR-Reisvoorwaarden. Toetsen wij deze kwestie ook aan de ANVR voorwaarden dan menen wij dat op grond van de ANVR voorwaarden uw vorderingsrecht is vervallen.
(…)"
2.14. Artikel 18 lid 2 sub c van de ANVR-Reisvoorwaarden 2008 (hierna: ANVR voorwaarden) vermeldt het volgende:
"Alle vorderingsrechten vervallen één jaar na afloop van de reis (of, indien de reis geen doorgang heeft gevonden, één jaar na de oorspronkelijke vertrekdatum)."
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat Sundio tekort is geschoten in de nakoming van de reisovereenkomst dan wel onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij gehouden is de door [eiseres] dientengevolge geleden en nog te lijden schade te vergoeden, alsmede
2. veroordeling van Sundio tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat, en
3. veroordeling van Sundio in de kosten van het geding, inclusief nakosten.
3.2. Sundio voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiseres] in de kosten van het geding, inclusief nakosten.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiseres] grondt haar vorderingen op tekortschieten van Sundio in de nakoming van de met haar gesloten reisovereenkomst ex artikel 7:507 Burgerlijk Wetboek (BW), althans ex artikel 6:74 BW, althans op onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW in samenhang met artikel 6:171 BW. Zij stelt daartoe tegen de achtergrond van de vaststaande feiten - kort weergegeven - dat Sundio gehouden is de door haar geleden schade te vergoeden omdat de reis niet is verlopen overeenkomstig de verwachtingen die zij op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht hebben.
Vervaltermijn
4.2. Het meest verstrekkende verweer van Sundio betreft het door haar gedane beroep op de vervaltermijn van artikel 18 lid 2 sub c van de ANVR voorwaarden. Sundio voert aan dat [eiseres] geen vordering meer kan instellen, aangezien dit recht één jaar na afloop van de reis - en derhalve ruim voor de datum van dagvaarding - is vervallen.
4.3. Hierover oordeelt de rechtbank als volgt.
Dat de ANVR voorwaarden van toepassing zijn, staat vast. [eiseres] heeft niet betwist dat zij expliciet met de toepasselijkheid van de voorwaarden heeft ingestemd bij het op internet boeken van de reis bij Sundio (conclusie van antwoord onder 49).
4.4. Vernietiging van de ANVR voorwaarden op grond dat [eiseres] onvoldoende mogelijkheid heeft gehad om van de inhoud van de voorwaarden kennis te nemen, is niet mogelijk. Immers, [eiseres] heeft niet betwist dat de voorwaarden op een zodanige wijze aan haar ter beschikking zijn gesteld dat deze door haar konden worden opgeslagen zodat deze ook ten behoeve van latere kennisneming voor haar toegankelijk zouden zijn (conclusie van antwoord onder 51).
4.5. De rechtbank volgt [eiseres] evenmin in haar visie dat artikel 18 lid 2 sub c van de ANVR voorwaarden zo moet worden uitgelegd dat zij niet gehouden was om binnen een jaar een vordering in rechte in te stellen. De tekst en strekking van voornoemde bepaling zijn voldoende duidelijk: de vordering diende binnen één jaar na afloop van de reis te zijn ingesteld.
4.6. De rechtbank is het echter met [eiseres] eens dat in de bijzondere omstandigheden van dit geval het beroep van Sundio op het vervalbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Immers, Sundio en haar verzekerings¬makelaar hebben eerst [eiseres] en later haar rechtsbijstandsverzekeraar Achmea Rechtsbijstand, zonder hen op het vervalbeding te wijzen, "aan het lijntje gehouden" tot na het moment waarop de vervaltermijn was verstreken, waarna in de eerstvolgende brief een beroep op de vervaltermijn is gedaan. De rechtbank verwijst naar de correspondentie die hiervoor onder 2.3 tot en met 2.13 is aangehaald. De rechtbank acht het beroep van Sundio op het vervalbeding onaanvaardbaar nu van Sundio juist mocht worden verwacht dat zij de aansprakelijkstelling voortvarend in behandeling zou nemen en voortvarend zou afwikkelen, zulks mede gelet op het feit dat deze betrekking had op het ernstige feit van een legionellabesmetting van een van haar reizigers.
4.7. Voor zover de vertragingen in de behandeling van de claim niet te wijten zijn aan Sundio, maar aan de aansprakelijkheidsverzekeraar van Sundio dan wel aan de verzekeringsmakelaar van Sundio, dienen die vertragingen in de verhouding tussen Sundio en [eiseres] uiteraard aan Sundio te worden toegerekend.
4.8. Weliswaar werd [eiseres] bijgestaan door Achmea Rechtsbijstand en mocht van Achmea Rechtsbijstand worden verwacht dat zij de vervaltermijn niet zou laten verlopen, maar de toerekening van de deskundigheid van Achmea Rechtsbijstand aan [eiseres] rechtvaardigt onder de hiervoor weergegeven omstandigheden niet dat Sundio profiteert van de onfatsoenlijke vertraging in de behandeling van de claim die zij, althans (rechts)personen in haar risicosfeer, heeft veroorzaakt en waarmee zij de mogelijkheid om zich ten opzichte van [eiseres] te kunnen beroepen op de vervaltermijn heeft gecreëerd.
4.9. Dat [eiseres] de aansprakelijkstelling slechts summier had gemotiveerd, doet aan het vorenstaande niet af. Dat hoefde immers niet in de weg te staan aan het naar behoren in behandeling nemen (en zo nodig vragen om aanvullende informatie) en voortvarend afwikkelen (het na onderzoek een gemotiveerd standpunt innemen) van die aansprakelijkstelling door (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) Sundio.
4.10. Nu het formele verweer van Sundio niet slaagt, komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling.
Conformiteit
4.11. [eiseres] stelt dat de reis niet is verlopen overeenkomstig de verwachtingen die zij op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht hebben. Sundio betwist - onder meer - dat er sprake is van een tekortkoming in de uitvoering van de reisovereenkomst.
4.12. Hierover oordeelt de rechtbank als volgt.
De reisorganisator is op grond van artikel 7:507 lid 1 BW verplicht tot uitvoering van de reisovereenkomst overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht hebben. Indien de reis niet verloopt in overeenstemming met de verwachtingen die de reiziger op grond van de reisovereenkomst redelijkerwijs mocht hebben, is de reisorganisator verplicht om de schade te vergoeden, tenzij de tekortkoming in de nakoming niet aan hem is toe te rekenen noch aan de persoon van wiens hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt, omdat:
a. de tekortkoming in de uitvoering van de reisovereenkomst is toe te rekenen aan de reiziger;
b. de tekortkoming in de uitvoering van de reisovereenkomst die niet te voorzien was of kon worden opgeheven, is toe te rekenen aan een derde die niet bij de levering van de in de reis begrepen diensten is betrokken; of
c. de tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst is te wijten aan overmacht als bedoeld in artikel 7:504 lid 3 onder b BW dan wel aan een gebeurtenis die de organisator of degene van wiens hulp hij bij de uitvoering van de reisovereenkomst gebruik maakt, met inachtneming van alle mogelijke zorgvuldigheid niet kon voorzien of verhelpen (artikel 7:507 lid 2 BW).
4.13. De eventuele schadevergoedingsplicht van de reisorganisator vloeit derhalve voort uit een tekortkoming in de uitvoering van de reisovereenkomst. [eiseres] heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die meebrengen dat de conclusie gerechtvaardigd is dat Sundio, of een persoon wiens handelen en of nalaten in dit verband aan Sundio moet worden toegerekend, ten opzichte van [eiseres] is tekortgeschoten. Immers, [eiseres] heeft niet weersproken de stellingen van Sundio dat in het appartementencomplex Marina bij onderzoek geen legionella is aangetroffen en dat er geen enkele andere melding is geweest van een reiziger die tijdens verblijf in het appartementencomplex Marina een legionellabesmetting heeft opgelopen. Evenmin heeft [eiseres] weersproken de stelling van Sundio dat zij de legionellabesmetting in Turkije ook op een andere plaats kan hebben opgelopen.
4.14. De visie van [eiseres] dat een eventuele legionellabesmetting in appartementencomplex Marina mogelijk reeds was verdwenen op het moment dat daar onderzoek werd ingesteld, zou juist kunnen zijn, maar dat neemt niet weg dat ter plaatse geen legionellabesmetting is vastgesteld en dat thans ook niet meer kan worden vastgesteld dat daarvan sprake is geweest. De stellingen van [eiseres] over andere gasten van appartementencomplex Marina die ziek zijn geworden, rechtvaardigden evenmin (voorshands) de conclusie dat sprake is geweest van een legionellabesmetting in dat complex. Van geen van die gasten staat immers vast dat door een arts is vastgesteld dat sprake was ven een legionellabesmetting, nog afgezien van het antwoord op de vraag waar de bron van een eventuele legionellabesmetting zich bevond.
4.15. Ook uit de door [eiseres] overgelegde schriftelijke verklaring van de heer A. van Duin kan niet worden afgeleid dat in appartementcomplex Marina sprake is geweest van een legionellabesmetting. Van Duin heeft verklaard dat hij tijdens vakantie in Marmaris heeft horen zeggen dat er een appartementencomplex - volgens zijn vrouw was het Marina - plotseling gesloten werd omdat er legionella was geconstateerd. Een dergelijk gerucht kan naar het oordeel van de rechtbank zeer wel te herleiden zijn tot de melding die Sundio heeft gedaan in verband met de legionellabesmetting van [eiseres]. Naar aanleiding van die melding heeft immers onderzoek naar legionella in het appartementencomplex plaatsgevonden. Voorts heeft Sundio tot de uitslag van dat onderzoek bekend was uit voorzorg al haar klanten uit het appartementencomplex weggehaald.
4.16. De rechtbank is op grond van hetgeen in deze procedure is gesteld en gebleken van oordeel dat het zeer wel mogelijk is dat [eiseres] de legionellabesmetting elders heeft opgelopen dan in appartementencomplex Marina. Van een rechtens relevant verband met de reisovereenkomst is in dat geval geen sprake.
4.17. Nu uit hetgeen is gesteld en gebleken niet voortvloeit dat sprake is van een tekortkoming in de uitvoering van de reisovereenkomst door Sundio, of van een door Sundio ten opzichte van [eiseres] gepleegde onrechtmatige daad, dienen de vorderingen van [eiseres] te worden afgewezen. Aan beoordeling van de overige, nog niet behandelde, verweren van Sundio komt de rechtbank niet toe.
4.18. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, aan de zijde van Sundio als volgt begroot:
? vastrecht € 263,00
? salaris advocaat (2 punten tarief II) € 904,00
? totaal € 1.167,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Sundio bepaald op € 1.167,00,
5.3. veroordeelt [eiseres] in de na de uitspraak nog vallende kosten (de nakosten), aan de zijde van Sundio bepaald op € 131,00 aan salaris voor de advocaat en verhoogd met € 68,00 ingeval van betekening, waarbij die verhoging slechts verschuldigd is indien [eiseres] 14 dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om in der minne aan dit vonnis te voldoen,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2011.?
1729/336