ECLI:NL:OGEAC:2024:190

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
CUR202402193
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding met betrekking tot schorsing van tenuitvoerlegging van een vonnis

In deze zaak, die zich afspeelt in Curaçao, betreft het een kort geding waarin eiser, vertegenwoordigd door de gemachtigden mrs. N.F.C. Themen-Cairo, G. Scheperboer-Parris en E.L. Virginie, een schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis vordert. Dit vonnis, uitgesproken op 6 mei 2024, verklaarde dat eiser contractbreuk had gepleegd en veroordeelde hem tot betaling van een bedrag aan gedaagde, een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door mr. R.C. Conquet. Eiser heeft de woning die hij van gedaagde huurde, ontruimd en stelt dat hij in financiële nood verkeert door het gelegde executoriaal beslag op zijn bankrekening. Gedaagde heeft echter betwist dat eiser in een noodtoestand verkeert en stelt dat hij betalingsonwil vertoont. Het gerecht heeft overwogen dat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid door gedaagde. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, maar hij is wel toegestaan om kosteloos te procederen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op NAf 1.000. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202402193
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2024
in de zaak van
[EISER],wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigden:mrs. N.F.C. Themen-Cairo, G. Scheperboer-Parris en E.L. Virginie,
tegen
de besloten vennootschap
VERLOSKUNDIGEN PRAKTIJK […] B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.C. Conquet.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 14 juni 2024, met producties,
  • een nadere productie van [eiser],
  • de mondelinge behandeling van 7 augustus 2024,
  • de pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn een schriftelijke huurovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan, waarbij [gedaagde] met ingang van 1 april 2023 aan [eiser] de woning gelegen aan de Kaya […] voor de duur van een jaar heeft verhuurd.
2.2.
In juni 2023 heeft [eiser] voornoemde woning ontruimd.
2.3.
Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van 6 mei 2024 [1] tussen partijen (hierna: het Vonnis) heeft het gerecht het volgende beslist:
“Het gerecht:
5.1.
verklaart voor recht dat [eiser] jegens [gedaagde] contractbreuk heeft gepleegd;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van NAf 7.575, vermeerderd met de wettelijke rente over NAf 7.200 vanaf 5 september 2023 tot aan de dag van betaling;
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van NAf 750 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] van NAf 1.831,45, te vermeerderen met NAf 250 aan nakosten zonder betekening, verhoogd met NAf 150 in geval van betekening;
5.5.
bepaalt dat de proceskosten moeten worden betaald binnen veertien dagen en dat die kosten worden verhoogd met de wettelijke rente als niet op tijd wordt betaald;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst af wat verder is gevorderd.“
2.4.
Op 14 mei 2024 heeft [gedaagde] uit kracht van het Vonnis executoriaal derdenbeslag ten laste van [eiser] gelegd onder Supermercado Luz B.V., de toenmalige werkgever van [eiser] (hierna: Goisco). Dit beslag heeft voor rond NAf 1.125 doel getroffen, welk bedrag de deurwaarder grotendeels heeft verrekend met de door [gedaagde] gemaakte executiekosten.
2.5.
Op 31 mei 2024 heeft [gedaagde] uit kracht van het Vonnis executoriaal derdenbeslag ten laste van [eiser] gelegd onder Maduro & Curiel’s Bank N.V. (hierna: de MCB-bankrekening).
2.6.
Het executoriaal derdenbeslag op de MCB-bankrekening heeft voor
NAf 2.280,89 doel getroffen. Voornoemde bank heeft dit bedrag in afwachting van deze zaak nog niet aan [gedaagde] uitgekeerd.

3.De vordering

3.1. [
eiser] vordert – samengevat – dat het gerecht het beslag op de MCB-bankrekening opheft en de executie van het Vonnis schorst, althans [eiser] een redelijke kans biedt zekerheid te stellen voor zijn schuld aan [gedaagde], met veroordeling van [gedaagde] in de kosten. Voorts verzoekt [eiser] het gerecht hem toestemming te verlenen kosteloos te mogen procederen.

4.De beoordeling

4.1.
Het gerecht overweegt allereerst dat een spoedeisend belang, gelet op het bepaalde in artikel 438, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet is vereist.
4.2.
Aan de orde is vraag of het uit kracht van het Vonnis gelegde executoriaal derdenbeslag op de MCB-bankrekening opgeheven dient te worden en de executie van het Vonnis geschorst dient te worden.
4.3. [
Eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij kort na het Vonnis van Goisco te horen heeft gekregen dat zijn contract niet zal worden verlengd. Hij heeft [gedaagde] meteen hiervan op de hoogte gesteld, maar zij is desalniettemin overgegaan tot het leggen van executoriaal derdenbeslag, eerst onder Goisco en daarna onder de MCB. Hiermee heeft [gedaagde] (verkapt) beslag op zijn gehele loon gelegd. [eiser] kan als kostwinner niet voorzien in zijn levensbehoefte en in die van zijn gezin. Hij heeft daardoor geld van zijn moeder moeten lenen. Dit heeft een financiële noodtoestand bij [eiser] teweeg gebracht, waardoor een onmiddellijke tenuitvoerlegging van het Vonnis zonder uitstel ontoelaatbaar is. Het belang van [gedaagde] om het Vonnis onmiddellijk te executeren weegt minder zwaar dan het belang van [eiser] bij de opheffing en schorsing daarvan nu [gedaagde] reeds een nieuwe huurder heeft gevonden en dus geen financiële schade meer ondervindt, aldus steeds [eiser].
4.4. [
Gedaagde] voert daartegen aan dat zijdens [eiser] sprake is van betalingsonwil, dan wel van verwijtbare betalingsonmacht. Direct na het Vonnis heeft [eiser] naar verluid onverplicht ontslag genomen bij Goisco en hij heeft tot op heden geen nieuwe baan weten te vinden. Dit heeft te maken met het feit dat hij willens en wetens de executie van het Vonnis wil frustreren. Indien het executoriaal beslag op de MCB-bankrekening wordt opgeheven zal [gedaagde] met lege handen blijven zitten, terwijl [eiser] hoogstwaarschijnlijk met het verrichten van karweitjes inkomsten genereert. Nu volstrekt geen sprake is van een financiële noodtoestand dient een belangenafweging volgens [gedaagde] in haar voordeel te vallen.
4.5.
Het gerecht stelt bij de beoordeling voorop dat het Vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Indien een vordering in kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging betrekking heeft op een uitspraak waartegen geen rechtsmiddel (meer) openstaat, zoals hier aan de orde is, is de veroordeling waarvan de tenuitvoerlegging ter discussie staat definitief. In dat geval geldt het maatstaf zoals vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 1983 [2] onverkort en bestaat dus slechts grond voor schorsing ingeval van – kort gezegd – misbruik van bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit is aan de orde wanneer de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dit zal het geval kunnen zijn indien de te executeren uitspraak klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien tenuitvoerlegging op grond van na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Verder kunnen zich ook andere situaties voordoen waarin in verband met na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten de executant in redelijkheid niet tot uitoefening van zijn executiebevoegdheid kan komen, waarmee sprake is van misbruik van bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 BW. [3]
4.6.
Tussen partijen is niet geschil dat het Vonnis niet op een juridische of feitelijke misslag berust. Naar het oordeel van het gerecht kan hetgeen door [eiser] is aangevoerd, in het licht van de gemotiveerde betwisting, niet leiden tot het oordeel dat [gedaagde] misbruik van bevoegdheid maakt omdat sprake is van een (financiële) noodtoestand bij [eiser] zoals hiervoor omschreven. Daartoe overweegt het gerecht dat het door [gedaagde] uit kracht van het Vonnis gelegd executoriaal derdenbeslag onder de MCB voor NAf 2.280,89 doel heeft getroffen. Dit brengt mee dat [eiser] wel over zijn bankrekening kan blijven beschikken, maar geen aanspraak kan maken op dit bedrag. Dat hierdoor een noodtoestand bij [eiser] is ontstaan, heeft hij onvoldoende onderbouwd. Evenmin is gebleken dat [gedaagde] met de gelegde executoriale beslagen doelbewust heeft geprobeerd de beslagvrije voet te omzeilen. Aldus is niet aannemelijk geworden dat [gedaagde], gelet op de belangen van [eiser] die daardoor worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft om haar vordering te innen. [eiser] heeft ondanks het Vonnis tot op heden geen enkele betaling gedaan, afgezien van het geringe bedrag dat
de deurwaarder – na verrekening van de executiekosten – aan [gedaagde] heeft uitgekeerd. [4]
4.7.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.8.
Gelet op het door [eiser] overgelegde bewijs van onvermogen, staat het gerecht hem toe om kosteloos te procederen.
4.9.
Omdat [eiser] (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [gedaagde] worden tot aan deze uitspraak begroot op NAf 1.000 aan salaris gemachtigde.
4.10.
De veroordelingen in deze uitspraak gaan meteen in en kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.

5.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
5.1.
verleent [eiser] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2.
wijst de vorderingen af;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde] van NAf 1.000;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken.

Voetnoten

1.Met zaaknummer: CUR202303650.
3.Vgl. het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.
4.Zie hiervoor rechtsoverweging 2.4.