In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 9 maart 2023 uitspraak gedaan over een beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting over de maand april 2020. De naheffingsaanslag, opgelegd op 30 oktober 2020, betrof een bedrag van NAf 2.032. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur heeft op 20 december 2021 de aanslag gehandhaafd. Vervolgens heeft belanghebbende op 25 januari 2022 beroep ingesteld bij het Gerecht, waarbij griffierecht van NAf 150 is betaald.
Op 17 januari 2023 heeft de Inspecteur het Gerecht en belanghebbende geïnformeerd dat de aanslag omzetbelasting over april 2020 door de Ontvanger buiten invordering is gesteld en niet meer zal worden geïnd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het beroep niet meer tot een gunstiger resultaat kan leiden voor belanghebbende, waardoor het belang aan de beroepsprocedure is komen te ontvallen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien er geen belang meer is bij een uitspraak.
De uitspraak bevat ook bepalingen over proceskosten en griffierecht. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten, maar heeft de Inspecteur wel opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc uitgesproken.