ECLI:NL:OGEAC:2023:48

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
CUR202200058 en CUR20220005 en CUR202200378 en CUR202200379
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. M.M. de Werd
  • M.M.M. Faro MSc
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 maart 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van belanghebbende tegen aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ voor het jaar 2017. Belanghebbende had op 31 december 2021 beroep ingesteld, terwijl het beroepschrift uiterlijk op 27 oktober 2021 ingediend had moeten worden. Belanghebbende betoogde dat zij de uitspraken op bezwaar pas in oktober 2021 had ontvangen, maar het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet had aangetoond dat de uitspraken tijdig waren bekendgemaakt. Hierdoor werd de dag van ontvangst als de dag van bekendmaking aangemerkt.

Het Gerecht concludeerde dat belanghebbende niet-ontvankelijk was in haar beroep, omdat zij niet kon bewijzen dat zij de uitspraken op bezwaar op of na 31 oktober 2021 had ontvangen. De uitspraak van de Inspecteur werd gehandhaafd, en het Gerecht zag geen aanleiding om proceskosten of griffierecht te vergoeden. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 14 maart 2023
BBZ nrs. CUR202200058 en CUR20220005 en CUR202200378 en CUR202200379
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 6 december 2019 voor het jaar 2017 aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ naar een belastbaar inkomen van NAf 94.646 en een premie-inkomen van NAf 98.982 opgelegd.
1.2
Belanghebbende heeft op 5 februari 2020 tegen bovengenoemde aanslagen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 27 augustus 2021 de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is in beroep gekomen tegen de uitspraken van de Inspecteur.
Belanghebbende heeft op 31 december 2021 haar beroepschrift naar de Inspectie gemaild met het verzoek aan de Inspecteur het beroepsschrift door te sturen naar het Gerecht. Op 3 januari 2022 heeft belanghebbende het beroepschrift wederom zelf opgestuurd naar het Gerecht. Voor het instellen van beroep heeft belanghebbende een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 12 januari 2023 via de e-mail verweer gevoerd en bij zijn e-mail als bijlage een screenprint gevoegd waaruit blijkt dat de aanslagen inkomstenbelasting, premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ zijn verminderd naar aanslagen naar respectievelijk een belastbaar inkomen van NAf 78.279, een premie- inkomen van NAf 82.615 (premies AOV/AWW en AVBZ) en NAf 86.881 (premie BVZ).
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, vergezeld van [A]. De Inspecteur is, zonder berichtgeving en alhoewel op de juiste wijze te zijn opgeroepen, niet verschenen.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

2.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep te beoordelen.
2.2
In artikel 31, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.3
De onderhavige uitspraken op bezwaar zijn gedagtekend op 27 augustus 2021. Het beroepschrift had derhalve uiterlijk 27 oktober 2021 ingediend moeten worden. Het beroepschrift is op 31 december 2021 ingediend, echter abusievelijk bij de Inspecteur in plaats van bij het Gerecht. Het tijdstip van indiening bij de Inspecteur geldt als tijdstip van indiening bij het Gerecht (GEA Curaçao 31 augustus 2017, ECLI:NL:OGEAC:2017:110). Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.4
De regel dat beroep moet worden ingediend binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraken op bezwaar leidt uitzondering indien de uitspraken op bezwaar ná de datum van dagtekening zijn bekendgemaakt. In dat geval vangt de beroepstermijn pas aan op de dag na de bekendmaking van de uitspraken op bezwaar door de Inspecteur.
2.5
Belanghebbende heeft betoogd dat zij de uitspraken op bezwaar pas in oktober 2021 heeft ontvangen. In de betwisting van de tijdige ontvangst ligt de betwisting van de tijdige bekendmaking van de uitspraken besloten. In dat geval ligt het op de weg van de Inspecteur om bewijs te leveren van de tijdige bekendmaking. Dat bewijs heeft de Inspecteur niet geleverd. Het Gerecht zal daarom als de dag van bekendmaking aanmerken de dag van ontvangst van de uitspraken op bezwaar.
2.6
Aangezien belanghebbende op 31 december 2021 in beroep is gekomen, is belanghebbende alleen ontvankelijk in haar beroep in het geval vaststaat dat zij de uitspraken op bezwaar op 31 oktober 2021 of later heeft ontvangen. Indien belanghebbende de uitspraken op bezwaar immers vóór 31 oktober 2021 heeft ontvangen, dan is zij niet- ontvankelijk in haar beroep. Belanghebbende heeft ter zitting aangevoerd de exacte ontvangstdatum niet te kennen en ze heeft gesteld geen bewijs te hebben dat de uitspraken op bezwaar daadwerkelijk door haar op 31 oktober 2021 en niet eerder zijn ontvangen. Het Gerecht verklaart belanghebbende daarom niet ontvankelijk in haar beroep.
2.7
Ten overvloede merkt het Gerecht op dat belanghebbende ter zitting heeft verklaard het eens te zijn met de berekening die de Inspecteur in zijn e-mail van 12 januari 2023 uiteen heeft gezet en de door de Inspecteur voor het jaar 2017 vastgestelde belastbare en premie-inkomens.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW, AVBZ en BVZ voor het jaar 2017 niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 14 maart 2023, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc .
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500