ECLI:NL:OGEAC:2023:373

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
CUR202303616
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van declaraties en buitengerechtelijke incassokosten door advocaten aan het Land Curaçao

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit de besloten vennootschap A|C LAWYERS B.V. en twee advocaten, veroordeling van het Land Curaçao tot betaling van een bedrag van NAf 13.356, alsook een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De eisers, vertegenwoordigd door eiseres sub 2, hebben kosteloze rechtskundige bijstand verleend aan personen die daarvoor in aanmerking komen, en hebben hun declaraties overgelegd voor de periode eind 2019 tot eind 2020. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 november 2023, en de uitspraak volgde op 22 november 2023.

Tijdens de zitting erkende het Land de vordering, behalve voor de buitengerechtelijke incassokosten en rente. De rechtbank wees de erkende vordering toe, maar matigde de vordering voor de buitengerechtelijke incassokosten tot NAf 1.500, omdat het daarboven uitgaande bedrag als bovenmatig werd beschouwd. De gevorderde wettelijke rente werd afgewezen op basis van de Landsverordening Financieel Beheer, die bepaalt dat opdrachtnemers van het Land geen aanspraak kunnen maken op rente bij vertraging in de betaling.

De rechtbank veroordeelde het Land tot betaling van het gevorderde bedrag en de kosten van het geding, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort en openbaar uitgesproken op 22 november 2023.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202303616
Vonnis in kort geding d.d. 22 november 2023
in de zaak van

1.de besloten vennootschapA|C LAWYERS B.V.,

2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
gevestigd en wonend te Curaçao,
eisers in kort geding,
eisers sub 1 en 3 vertegenwoordigd door eiseres sub 2, eiseres sub 2 procederend in persoon,
tegen
HET LAND CURAÇAO,
zetelend te Curaçao,
gedaagde in kort geding,
gemachtigde: mr. S. Da Costa Gomez.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van eisers, ingediend op 8 november 2023;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 21 november 2023.
1.2.
Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Eisers sub 2 en 3 zijn advocaten. Zij oefenen hun praktijk uit via hun praktijkvennootschap, eiseres sub 1.
2.2.
Op basis van een overeenkomst met het Land hebben eisers kosteloze rechtskundige bijstand verleend aan personen die daarvoor in aanmerking komen. Bij hun verzoekschrift hebben eisers declaraties aan het Land overgelegd over de periode eind 2019 tot eind 2020 voor een totaalbedrag van NAf 13.356, voorzien van onderliggende bescheiden, correspondentie en sommaties. In hun verzoekschrift vorderen eisers veroordeling van het Land tot betaling van dat bedrag en van een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vorderen zij betaling van de proceskosten.
2.3.
Namens het Land is de vordering, behalve voor zover deze ziet op de buitengerechtelijke incassokosten en rente, ter zitting erkend.
2.4.
De erkende vordering wordt toegewezen. Ook de vordering ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten is toewijsbaar. Voldoende is gebleken van buitengerechtelijke werkzaamheden die een vergoeding rechtvaardigen. Wel wordt deze vordering gematigd tot een bedrag gelijk aan 1,5 punt van het conform het Procesreglement 2023 toepasselijk liquidatietarief, omdat het daarboven uitgaande bedrag het gerecht bovenmatig voorkomt. Dit komt neer op NAf 1.500.
2.5.
De gevorderde wettelijke rente zal worden afgewezen. Per 1 januari 2016 is de Landsverordening Financieel Beheer in werking getreden, waarmee de Comptabiliteitslandsverordening 1952 is ingetrokken. Artikel 15 lid 6 Landsverordening Financieel Beheer bepaalt (zoals eerder artikel 28 lid 2 Comptabiliteitslandsverordening) dat aan opdrachtnemers van het Land geen interest wordt toegekend bij mogelijke vertraging in de betaling van hun vorderingen. De memorie van toelichting bij deze bepaling luidt:
“Indien de betaalbaarstelling of betaling van aangegane financiële verplichtingen door enige oorzaak vertraging oploopt, dan kunnen de opdrachtnemers geen aanspraak maken op betaling van interest op hun gefactureerde bedragen.”
Deze bepaling heeft niet alleen betrekking op contractuele rente, maar ook op de wettelijke vertragingsrente (vergelijk Gemeenschappelijk Hof van Justitie 26 mei 2020, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:OGHACMB:2020:130) en staat in een geval als het onderhavige in de weg aan toekenning van wettelijke rente ten laste van het Land.
2.6.
Het Land zal op de voet van artikel 60 Rv in de kosten van dit kort geding worden veroordeeld. Daarbij zal geen gemachtigdensalaris worden toegekend, omdat eiseres sub 2 werkzaam is bij eiseres sub 1.

3.De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding:
3.1.
veroordeelt het Land aan eiseres sub 1 te betalen NAf 13.356 en NAf 1.500;
3.2.
veroordeelt het Land in de kosten van het geding, aan de zijde van eisers begroot op NAf 750 aan griffierecht en NAf 298,50 aan oproepingskosten;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 22 november 2023 in het openbaar uitgesproken.