In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiseres, een (gewezen) ambtenaar, dat het Land Curaçao wordt verplicht om binnen vier weken na betekening van het vonnis te beslissen op haar verzoek tot herwaardering van haar functie, dat zij in 2017 heeft ingediend. Eiseres heeft eerder bezwaar gemaakt tegen zeven gratificatiebesluiten die door het bestuursorgaan waren genomen, welke besluiten door de ambtenarenrechter zijn vernietigd. Ondanks eerdere uitspraken van de ambtenarenrechter, waaronder een uitspraak van 12 juni 2023 waarin het bestuursorgaan werd opgedragen om binnen twee maanden op het verzoek van eiseres te beslissen, heeft het bestuursorgaan nagelaten om een beslissing te nemen. Dit heeft geleid tot de huidige procedure waarin eiseres een dwangsom van NAf 5.000 per dag vordert voor het geval het Land niet aan de uitspraak van de ambtenarenrechter voldoet.
Het Land heeft verweer gevoerd en stelt dat er geen spoedeisend belang is bij de vordering van eiseres. Daarnaast vraagt het Land om een termijn van drie maanden om alsnog te beslissen op het verzoek van eiseres, en verzoekt het om een lagere dwangsom. De rechter oordeelt dat eiseres voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien het feit dat zij na twee procedures bij de ambtenarenrechter nog steeds geen beslissing heeft ontvangen. De rechter benadrukt dat het enkel gaat om de verplichting van het bestuursorgaan om een beslissing te nemen, en dat de inhoud van die beslissing niet ter beoordeling staat in dit kort geding.
De rechter besluit het Land de gelegenheid te geven om uiterlijk op 1 maart 2024 het besluit naar aanleiding van het verzoek van eiseres in het geding te brengen. De beslissing over de dwangsom wordt aangehouden, evenals de beslissing over de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort en op 5 december 2023 in het openbaar uitgesproken.