ECLI:NL:OGEAC:2023:262

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
CUR202300585, 586, 587, 588, 591, 592, 593, 594, 595, 596, 579, 580
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onaanvaardbaarheid van onverkorte invordering van hoogopgelopen schulden door sociale kredietinstelling

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een serie van twaalf vergelijkbare zaken, waarin Fundashon Fiansa Popular (FFP) vorderingen heeft ingesteld tegen verschillende gedaagden voor de betaling van restantschulden van leningen die in de jaren '80 en '90 zijn verstrekt. FFP, een sociale financiële instelling, heeft in de meeste gevallen geld geleend aan gedaagden voor woningverbetering. De vorderingen zijn gebaseerd op de oorspronkelijke hoofdsommen, vermeerderd met rente en kosten. Echter, het gerecht heeft overwogen dat de onverkorte invordering van deze hoogopgelopen schulden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit oordeel is gebaseerd op verschillende factoren, waaronder de lange periode waarin de schulden zijn opgelopen zonder dat FFP rechtsmaatregelen heeft genomen, de hoge rentepercentages die zijn berekend, en de kwetsbare positie van de gedaagden, die vaak economisch zwakker zijn.

Het gerecht heeft vastgesteld dat FFP als sociale kredietverstrekker een bijzondere zorgplicht heeft om te voorkomen dat de schulden van haar klanten onnodig hoog oplopen. De rechtbank heeft de vorderingen van FFP tot betaling van hogere bedragen aan rente en/of hoofdsom afgewezen en heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de oorspronkelijke hoofdsom, verminderd met de door hen gedane betalingen, en vermeerderd met de wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor kredietverstrekkers om rekening te houden met de financiële situatie van hun klanten en de gevolgen van langdurige schuldenlasten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummers: CUR202300585, 586, 587, 588, 591, 592, 593, 594, 595, 596, 579, 580
Vonnis van 16 oktober 2023
in de zaken van
de stichting
FUNDASHON FIANSA POPULAR,hierna te noemen ‘FFP’,
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gevolmachtigde: mr. J. de Wind,
tegen

1.[…] (CUR202300585),

2. […]CUR202300586),
3. […]CUR202300587),
4. […]CUR202300588),
5. […]CUR202300591),
6. […]CUR202300592),
7. […]CUR202300593),
8. […]CUR202300594),
9. […]CUR202300595),
10. […]CUR202300596),
11. […]CUR202300579),
12. […]CUR202300580),
allen wonend in Curaçao,
gedaagden,
gedaagden 1, 2, 5, 7, 8, 9 en 10 procederend in persoon,
gedaagden 3, 4, 6, 11 en 12 niet verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- de tussenvonnissen van 24 april 2023 in de zaken 1 tot en met 10;
- de tussenvonnissen van 28 augustus 2023 in de zaken 11 en 12;
- de intrekking door FFP van de zaken 2 en 8;
- de door FFP in de resterende zaken genomen aktes na tussenvonnis;
- de antwoordakte van de gedaagden in de zaken 1, 5, 7 en 10.
1.2.
Dit vonnis is in alle zaken identiek.
1.3.
De overwegingen uit de tussenvonnissen, voor zover voor de beoordeling nog relevant, worden hierna herhaald, waar nodig aangevuld.

2.Samenvatting

Dit zijn twaalf afzonderlijke, maar vergelijkbare zaken. In bijna alle zaken heeft FFP in de jaren ’80 of ’90 van de vorige eeuw geld geleend aan de gedaagde. Het ging steeds om leningen voor verbetering van de (volks)woning van de gedaagde. FFP heeft betaling gevorderd van de restantschuld. In de tussenvonnissen in de meeste zaken heeft het gerecht een voorlopig oordeel gegeven over de door FFP berekende rente en is aan FFP de gelegenheid geboden te reageren op de vraag of het aanvaardbaar is dat na zoveel jaren de door rente hoogopgelopen schuld in zijn geheel wordt opgevorderd. Vervolgens heeft FFP haar vordering in twee zaken ingetrokken. In de andere zaken beperkt het gerecht bij dit eindvonnis de vorderingen in die zin dat gedaagden de oorspronkelijke hoofdsom minus de gedane betalingen moeten voldoen.

3.De feiten

3.1.
FFP is een sociale financiële instelling die zich in Curaçao toelegt op de verstrekking van kredieten aan particulieren met een laag inkomen voor de koop en verbetering van hun (volks)woning.
3.2.
Gedaagden 1, 2 en 4 tot en met 12 hebben in de jaren ’80 of ’90 van de vorige eeuw geld geleend van FFP. Gedaagde 3 in 2009. Daartoe hebben zij allen met FFP een ‘Kredietovereenkomst in verband met woningverbetering’ gesloten. Die overeenkomsten vermelden het geleend bedrag, de maandelijkse betalingsverplichting en de verschuldigde rente.
3.3.
Gedaagden zijn volgens FFP hun betalingsverplichtingen jegens FFP niet correct nagekomen, ondanks aanmaning en ingebrekestelling.

4.Het gevorderde

FFP heeft in alle zaken in haar verzoekschrift gevorderd dat het gerecht, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde veroordeelt tot betaling aan FFP van:
a. het volgens FFP uitstaande bedrag per december 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
b. incassokosten;
c. de proceskosten.

5.Het verweer

5.1.
Gedaagden 2 en 8 hebben in hun conclusie van antwoord gesteld dat zij de volledige schuld al lang geleden hebben afgelost. Zij hebben bovendien een beroep op verjaring gedaan. Vervolgens heeft FFP hun zaken ingetrokken.
5.2.
Gedaagde 1 heeft in zijn antwoordakte zijn ongelukkige persoonlijke omstandigheden geschetst die hem ook in financiële problemen brachten. Hij zegt te willen betalen, maar werpt FFP wel tegen dat hij tussen 2010 en 2023 geen bericht van FFP heeft ontvangen en dat FFP zich onvoldoende heeft ingespannen om de restschuld te incasseren. Had FFP dat wel gedaan, dan had het volgens gedaagde 1 niet tot deze procedure hoeven komen.
5.3.
Gedaagde 5 heeft ter zitting en in haar antwoordakte aangevoerd dat het krediet in werkelijkheid was bestemd voor haar moeder en door haar moeder is opgenomen. Zij vindt het onrechtvaardig dat zij nu moet opdraaien voor een door bijgeboekte rente astronomisch bedrag, tot betaling waarvan zij niet in staat is. Zij verzoekt de rente te schrappen en wil een betalingsregeling.
5.4.
Gedaagde 7 heeft ter zitting en in zijn antwoordakte aangevoerd dat het gaat om het huis van zijn ex-partner, dat hij de woning al in 1993 heeft verlaten en dat zijn ex de betalingen had moeten en moet doen. Nadat hij in 2010 een brief van FFP had gekregen, heeft hij dit met FFP en zijn voormalige partner besproken.
5.5.
Gedaagde 9 heeft ter zitting gezegd dat er miljoen oorzaken zijn waardoor hij niet alles heeft terugbetaald en dat hij nog op zoek zou gaan naar betalingsbewijzen. Hij heeft vervolgens geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een akte te nemen.
5.6.
Gedaagde 10 heeft ter zitting gezegd dat haar inmiddels overleden vader in het verleden de betalingen aan FFP deed, en dat zij zelf geen vast inkomen heeft. In haar antwoordakte merkt zij op dat FFP nu na meer dan tien jaar het geleende bedrag komt opeisen en geen enkele poging heeft gedaan tot inning. Zij verwijt FFP dat het bedrag zo hoog is opgelopen en wil kwijtschelding.

6.De beoordeling

De leningen en de gevorderde restschuld
6.1.
In dit overzicht zijn de bijzonderheden van de kredieten opgenomen:
Kredietnemer
+
Zaaknummer
Geleend bedrag
+
Datum overeenkomst
Rente per jaar
+
Maandtermijn
Betaald
Saldo per 31/12/2022 volgens FFP
1. […]
CUR202300585
NAf 14.300
23/11/1992
9%
NAf 315
NAf 0
NAf 50.041
2. […]
CUR202300586
NAf 4.000
22/7/1987
8%
NAf 85
NAf 1.700
NAf 46.575
3. […]
CUR202300587
NAf 4.395
6/5/2009
3%
NAf 79
NAf 2.172
NAf 3.736
4. […]
CUR202300588
NAf 7.100
8/2/1993
5%
NAf 140
NAf 0
NAf 29.545
5. […]
CUR202300591
NAf 6.000
14/4/1994
6%
NAf 125
NAf 75
NAf 36.769
6. […]
CUR202300592
NAf 6.000
24/2/1994
8%
NAf 130
NAf 780
NAf 50.041
7. […]
CUR202300593
NAf 14.300
9/12/1993
10%
NAf 320
NAf 4.480
NAf 50.042
8. […]
CUR202300594
NAf 13.700
11/5/1994
7%
NAf 1.283
NAf 12.071
NAf 12.771
9. […]
CUR202300595
NAf 8.000
1/12/1989
7%
NAf 165
NAf 5.870
NAf 10.809
10. […]
CUR202300596
NAf 11.900
2/6/1994
6%
NAf 240
NAf 4.925
NAf 14.412
11. […]
CUR202300579
NAf 10.600
21/9/1989
6%
NAf 213
NAf 676
NAf 14.111
12. […]
CUR202300580
NAf 8.700
30/6/1994
7%
NAf 180
NAf 4.461
NAf 10.809
Het rentepercentage
6.2.
FFP berekent haar (restant)vorderingen aan de hand van de rentepercentages die zijn genoemd in de kredietovereenkomsten. Zoals uit het hiervoor opgenomen schema blijkt, is dat percentage niet voor alle gedaagden gelijk.
6.3.
De meeste kredietovereenkomsten bepalen dat het rentepercentage
‘door de F.F.P. aangepast kan worden bij wijzigingen van het inkomen van de kredietnemer volgens de bij F.F.P. gebruikelijke tabellen’. Zoals wordt bevestigd in de door FFP genomen aktes, heeft een dergelijke aanpassing nooit plaatsgehad. Volgens FFP had het initiatief tot renteaanpassing van de kredietnemers moeten uitgaan en hadden zij bij wijzigingen inkomensgegevens moeten verstrekken, hetgeen niet is gebeurd.
Samengestelde of enkelvoudige rente
6.4.
FFP berekent haar (restant)vordering op basis van samengestelde rente, dus met rente over rente. De kredietovereenkomsten bieden geen grondslag voor samengestelde rente. Als samengestelde rente niet is overeengekomen, is slechts enkelvoudig berekende rente verschuldigd, dus alleen het overeengekomen rentepercentage over (het restant van) de hoofdsom. In haar aktes vermeldt FFP bovendien dat zij - naast de lopende rente - vertragingsrente in rekening brengt gelijk aan de overeengekomen rente. Ook daarvoor bieden de kredietovereenkomsten geen grondslag. Een deel van de (rente)vordering van FFP is dan ook ongegrond.
Onverkorte vordering van hoogopgelopen vordering aanvaardbaar
6.5.
Uit het hiervoor opgenomen overzicht blijkt dat de restschuld in de loop der jaren flink in hoogte is toegenomen. In het oog springende gevallen zijn de (inmiddels door FFP ingetrokken) zaak van gedaagde 2, die op een schuld in 1987 van NAf 4.000 in totaal NAf 1.700 heeft terugbetaald, en volgens FFP een restschuld had van NAf 46.575, en de zaken van gedaagden 5 en 6, aan wie dertig jaar geleden een lening van NAf 6.000 werd verstrekt en die volgens FFP nu een restschuld hebben van respectievelijk NAf 36.769 en NAf 50.041.
6.6.
In de tussenvonnissen van 24 april 2023 is overwogen dat de vraag zich opdringt of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is dat FFP de soms hoogopgelopen vordering na al die jaren onverkort terugvordert (artikel 6:248 lid 2 BW). Overwogen is dat daarbij de volgende gezichtspunten een rol spelen, onder meer ontleend aan de zaak van FFP vs. M[…] (GHvJ 15 december 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:281, cassatieberoep verworpen door Hoge Raad 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:731):
  • FFP is een sociale instelling, gericht op volkshuisvesting;
  • De klanten van FFP zijn veelal economisch zwakkeren, wat ook lijkt te gelden voor de gedaagden;
  • FFP heeft de schuld van de gedaagden tientallen jaren laten oplopen, zonder het nemen van rechtsmaatregelen;
  • FFP heeft als (sociale) professionele kredietverstrekker een bijzonder zorgplicht die meebracht dat FFP zich ten opzichte van de gedaagden moest inspannen om het ontstaan en voortduren van achterstanden tegen te gaan, gelet op het gevaar van ophopende en ondragelijke financiële lasten;
  • De door FFP berekende rente is in de meeste gevallen niet laag, ook in vergelijking met commerciële banken, en zeker niet bij samengestelde rente;
  • FFP heeft het overeengekomen rentepercentage niet aangepast naar inkomen/draagkracht van de gedaagden, terwijl de meeste kredietovereenkomsten wel in de mogelijkheid daartoe voorzagen;
  • Door de (hoge) rente is de (rest)schuld in de loop van de jaren hoog opgelopen, waardoor in een aantal gevallen een wanverhouding is ontstaan tussen enerzijds het ooit geleende bedrag en anderzijds het terugbetaalde bedrag plus de restschuld;
  • Aannemelijk is dat de gedaagden, althans de meesten van hen, niet bij machte zijn om de door FFP berekende restschuld binnen redelijke tijd af te lossen, wat voor FFP in voorkomend geval aanleiding zou kunnen zijn een toewijzend vonnis ten uitvoer te leggen door executoriaal beslag en verkoop van de woningen van de gedaagden;
  • Curaçao kent geen wettelijke schuldsaneringsregeling die mensen met een uitzichtloze schuldenproblematiek de kans geeft op een schone lei;
  • Niet gebleken is dat FFP de gedaagden - die veelal geen juridische kennis of rechtsbijstand hebben - heeft gewezen op de verjaringsregels, of deze eigener beweging in haar incassobeleid heeft toegepast;
  • Er is een discrepantie tussen de vordering van FFP tot betaling van rente over de afgelopen tientallen jaren en het algemeen bekende huidige Curaçaose overheidsbeleid om belastingschulden (van armen, rijken en bedrijven) van ouder dan vijf jaren in beginsel buiten invordering te stellen.
6.7.
FFP heeft in reactie hierop aangevoerd dat de aangehaalde zaak-M[…] van een totaal andere aard was omdat het daar, anders dan in deze zaken, geen consumentenkrediet betrof. Ook als dat juist zou zijn, pleit dat er niet voor om in deze consumentenzaken terughoudender te zijn bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de vorderingen van FFP. Integendeel.
6.8.
Voorts heeft FFP gesteld dat zij geen sociale instelling is, zoals ook in de zaak-M[…] als vaststaand aangenomen, maar "een financiële instelling die onder toezicht staat van de CBCS". Die karakteriseringen sluiten elkaar echter niet uit. Het is in Curaçao een feit van algemene bekendheid dat FFP geen gewone, commerciële kredietinstelling is, maar - het woord 'popular' in haar naam zegt het al - een sociale instelling, gericht op in het bijzonder mensen uit de bevolking met lage inkomens, en dat in nauwe samenwerking met de sociale woningstichting Fundashon Kas Popular. Dat FFP geen normale commerciële bank is, blijkt bovendien uit het feit dat zij de rechtsvorm heeft van een stichting en zij dus geen direct materieel voordeel voor haar oprichters of bestuurders mag nastreven (artikel 2:185 lid 4 BW).
6.9.
Ten aanzien van het oplopen van de vorderingen heeft FFP in haar aktes het standpunt ingenomen dat dit veroorzaakt is door de wanprestatie van de gedaagden en doordat zij niet of onvoldoende reageerden op aanmaningen. FFP wijst er voorts op dat gedaagden haar nooit hebben geïnformeerd over inkomenswijzigingen, waardoor een aanpassing naar draagkracht niet mogelijk was. Dat Curaçao geen wettelijke schuldsaneringsregeling kent, vindt FFP een maatschappelijk probleem dat de overheid aangaat, waarbij niet valt in te zien waarom FFP hierin een rol zou dienen te spelen. Wat de verjaring betreft neemt FFP het standpunt in dat zij niet de aangewezen instantie is om gedaagden te adviseren of te wijzen op de verjaringsregels.
6.10.
Naar het oordeel van het gerecht is het onder de hiervoor onder 6.6 genoemde omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat FFP de volgens haar uitstaande bedragen in hun geheel terugvordert. FFP had als professionele (sociale) kredietinstelling een zorgplicht jegens gedaagden om hun schulden niet onnodig hoog te laten oplopen. Hiermee is niet gezegd dat FFP zodra gedaagden in gebreke waren gebruik had moeten maken van haar in de kredietovereenkomsten neergelegde bevoegdheid het krediet te beëindigen, maar wel dat onaanvaardbaar is dat FFP het oorspronkelijk overeengekomen rentepercentage tientallen jaren laat doorlopen (en dan ook nog samengesteld en verhoogd met vertragingsrente). Anders dan FFP, is het gerecht voorts van oordeel dat de kwestie van de verjaring, ook in zaken waarin daarop door de schuldenaar geen beroep wordt gedaan, niet buiten beschouwing kan blijven. De dossiers en het grote tijdsverloop in deze zaken zullen bij eenieder die enigszins juridisch onderlegd is de vraag doen rijzen of een beroep op verjaring in de rede ligt en verwacht kan worden. Wellicht voert het te ver, zelfs bij een sociale kredietinstelling als FFP, om te verlangen dat een financiële instelling de klant eigener beweging attendeert op de verjaringsregels, maar het feit dat zij dat niet doet en de klant ook anderszins geen juridische bijstand heeft, draagt wel bij aan de onaanvaardbaarheid van onverkorte incassomaatregen.
6.11.
Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen van FFP worden toegewezen tot het bedrag van de oorspronkelijke hoofdsom, verminderd met de door gedaagden gedane betalingen, en vermeerderd met de wettelijke rente zoals gevorderd. De aanspraak van FFP op hogere bedragen aan rente en/of hoofdsom, acht het gerecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dit nog daargelaten hetgeen hiervoor onder 6.4 is overwogen.
6.12.
De overige door de verschenen gedaagden gevoerde verweren zoals hiervoor onder 5 weergegeven, kunnen niet tot een andere beslissing leiden.
6.13.
Toewijsbaar zijn dus de volgende bedragen:
Oorspronkelijke hoofdsom
Terugbetaald
Toewijsbaar bedrag
1. […]CUR202300585
NAf 14.300
NAf 0
NAf 14.300
3. […]CUR202300587
NAf 4.395
NAf 2.172
NAf 2.223
4. […]
CUR202300588
NAf 7.100
NAf 0
NAf 7.100
5. […]
CUR202300591
NAf 6.000
NAf 75
NAf 5.925
6. […]
CUR202300592
NAf 6.000
NAf 780
NAf 5.220
7. […]
CUR202300593
NAf 14.300
NAf 4.480
NAf 9.820
9. […]
CUR202300595
NAf 8.000
NAf 5.870
NAf 2.130
10. […]
CUR202300596
NAf 11.900
NAf 4.925
NAf 6.975
11. […]
CUR202300579
NAf 10.600
NAf 676
NAf 9.924
12. […]
CUR202300580
NAf 8.700
NAf 4.461
NAf 4.239
Buitengerechtelijke kosten en proceskosten
6.14.
Aan buitengerechtelijke incassokosten zal in elke zaak NAf 375 worden toegewezen.
6.15.
Gelet op de mate waarin partijen in het gelijk en het ongelijk worden gesteld, wordt over de proceskosten als volgt beslist. De gedaagden die bij exploot zijn opgeroepen zullen worden veroordeeld aan oproepingskosten NAf 300 aan FFP te betalen. Terzake griffierecht dient gedaagde 3 NAf 100 aan FFP te voldoen (het griffierecht van de bevel tot betaling-procedure) en de dienen de andere gedaagden ieder NAf 450 bij te dragen. Voor het overige zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
Rechtsmiddelen
6.16.
Ten aanzien van de niet-verschenen gedaagden 3, 4, 6, 11 en 12 is dit een beslissing bij verstek. Voor hen staat verzet open bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verzettermijn is twee weken (artikel 84 Rv).
6.17.
Voor gedaagden 1, 5, 7, 9 en 10 staat hoger beroep op bij het Hof.
6.18.
Dat laatste geldt ook voor FFP (in alle zaken behoudens 2 en 8 en wellicht ook behoudens zaak 3, zie artikel 867 lid 2 Rv).

7.De beslissing

Het gerecht:
7.1.
verstaat dat niet meer behoeft te worden beslist op de vorderingen jegens gedaagden 2 en 8;
7.2.
veroordeelt gedaagden 1, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11 en 12 tot betaling aan FFP van de hiervoor onder 6.13 in de laatste kolom bij hun naam opgenomen bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 en te vermeerderen met NAf 375 aan buitengerechtelijke kosten;
7.3.
veroordeelt gedaagden 1, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11 en 12 ieder tot betaling aan FFP van NAf 750 aan verschotten en gedaagde 3 tot betaling aan FFP van NAf 100 aan verschotten, en compenseert de proceskosten voor het overige in die zin dat partijen de eigen kosten dragen;
7.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023.