ECLI:NL:OGEAC:2023:245

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
CUR202201797
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van aangifte winstbelasting en verzuimboete

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 25 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had de definitieve aangifte winstbelasting over het jaar 2019 te laat ingediend, wat leidde tot de oplegging van een verzuimboete van NAf 2.500 door de Inspecteur. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze boete, maar het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de regeling correct had toegepast. De omstandigheid dat de aangifte een negatief belastbaar bedrag betrof, maakte niet dat de boete achterwege moest blijven. De belanghebbende deed een beroep op afwezigheid van alle schuld (avas), maar het Gerecht oordeelde dat niet was aangetoond dat de belanghebbende alle redelijke zorg had betracht om de aangifte tijdig in te dienen. Uiteindelijk werd de boete verminderd tot NAf 1.000, en het beroep werd gegrond verklaard. De Inspecteur werd ook opgedragen het betaalde griffierecht van NAf 150 aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 25 september 2023
BBZ nr. CUR202201797
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende],gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 30 juni 2021 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2019 opgelegd met daarbij een verzuimboete van NAf 2.500 wegens het niet tijdig doen van aangifte.
1.2
Belanghebbende heeft op 19 juli 2021 tegen de verzuimboete bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 maart 2022 de verzuimboete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende heeft op 10 mei 2022 beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Inspecteur. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2023 te Willemstad. Namens belanghebbende zijn verschenen [A] (directrice) en [B], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is niemand verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en ingebracht. De rechter heeft het onderzoek gesloten.
1.6
Na afloop van de zitting is gebleken dat de Inspecteur niet voor de zitting van 3 maart 2023 is opgeroepen. Het Gerecht heeft het onderzoek heropend.
1.7
Een tweede zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2022 te Willemstad. De rechter heeft de zitting via een videoverbinding vanuit het gerechtsgebouw te Aruba geleid. Namens belanghebbende zijn verschenen [A] (directrice) en [B], verbonden aan [Q]. Namens de Inspecteur is verschenen [C]. Belanghebbende heeft zijn pleitnota opnieuw voorgedragen, de Inspecteur heeft een pleitnota voorgedragen en ingebracht. De rechter heeft de zaak aangehouden om belanghebbende de tijd te geven nadere stukken in te brengen.
1.8
Belanghebbende heeft op 12 april 2023 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd aan de Inspecteur. De Inspecteur heeft op 19 april 2023 daarop gereageerd.
1.9
Het Gerecht heeft, nadat partijen in hebben gestemd de zaak schriftelijk af te doen, het onderzoek op 3 mei 2023 gesloten.

2.GESCHIL

2.1
In geschil is of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
2.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.OVERWEGINGEN

3.1
Op grond van artikel 15, lid 2 Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is de belastingplichtige gehouden op de laatste dag van de derde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar voorlopige aangifte te doen en de belasting overeenkomstig die aangifte te betalen bij de Ontvanger. Uitstel voor het indienen van een voorlopige aangifte is niet mogelijk.
3.2
Op grond van artikel 15, lid 4 ALL is de belastingplichtige gehouden uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na afloop van het boekjaar over dat jaar definitieve aangifte winstbelasting te doen en de belasting overeenkomstig die aangifte te betalen bij de Ontvanger.
3.3
Volgens de wettelijke bepaling diende de aangifte winstbelasting voor het jaar 2019 uiterlijk op 30 juni 2020 te worden gedaan. De Inspecteur heeft te kennen gegeven dat de termijn tot het doen van definitieve aangifte winstbelasting 2019 verlengd is tot 31 juli 2020.
3.4
Belanghebbende heeft op 30 december 2020 de definitieve aangifte winstbelasting ingediend. Dit betekent dat belanghebbende de definitieve aangifte winstbelasting te laat heeft ingediend. Ingevolge artikel 18, lid 2 van de ALL is in dat geval sprake van een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur een boete kan opleggen van ten hoogste NAf 2.500.
3.5
De bevoegdheid tot het opleggen van de boete vervalt door verloop van een jaar na het einde van de termijn waarbinnen de aangifte had moeten worden gedaan (artikel 18, lid 3 ALL). Anders dan belanghebbende stelt, is de op 30 juni 2021 opgelegde boete, tijdig opgelegd.
3.6
Nadere regels voor het opleggen van boetes zijn opgenomen in Hoofdstuk IV van de Ministeriele regeling formeel belastingrecht (hierna: de regeling). In het onderhavig geval heeft de Inspecteur een boete van NAf 2.500 opgelegd vanwege het stelselmatig niet tijdig doen van definitieve aangifte winstbelasting (artikel 4.3 en 4.4 van de regeling). De Inspecteur heeft onweersproken, althans onvoldoende weersproken, gesteld dat belanghebbende in de jaren 2013 tot en met 2017 verzuimd heeft tijdig aangifte te doen en daarvoor verzuimboetes heeft opgelopen. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de Inspecteur de regeling op juiste wijze toegepast. De omstandigheid dat het ging om een aangifte met een negatief belastbaar bedrag en verschuldigde belasting van nihil, maakt niet dat een boete wegens het niet tijdig doen van die aangifte achterwege moet blijven.
3.7
De verzuimboete dient achterwege te blijven indien sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). Van avas is sprake als belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat tijdig aangifte werd gedaan (vgl. Hoge Raad 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184).
3.7.1
Belanghebbende heeft een beroep gedaan op avas. De bewijslast daarvoor rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft in dit verband – samengevat – aangevoerd dat de voorlopige aangifte voor het jaar 2019 door een systeemfout – de voorlopige aangifte is in het systeem blijven ‘hangen’ - niet tijdig (vóór 31 maart 2020) is ingediend. De Inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende om uitstel te krijgen voor de indiening van de definitieve aangifte, op 25 juni 2020, afgewezen omdat de voorlopige aangifte niet op tijd is ingediend.
3.7.2
Belanghebbende is niet geslaagd in zijn bewijslast. Het Gerecht overweegt dat belanghebbende reeds begin juni 2020, toen zij erachter kwam dat de voorlopige aangifte niet was ingediend had kunnen beseffen dat zij geen uitstel zou krijgen voor indiening van de definitieve aangifte. Uit niets blijkt dat zij heeft getracht om de aangifte tijdig in te dienen. Integendeel, zij heeft ondanks de afwijzing van haar verzoek voor uitstel, de aangifte pas eind december 2020 ingediend. Niet kan worden gezegd dat belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig zou worden ingediend. Al het overige dat belanghebbende heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
3.8
Vervolgens komt de vraag aan de orde of de aan belanghebbende opgelegde boete passend en geboden is. Belanghebbende heeft in dit verband onder andere aangevoerd dat belanghebbende jarenlang niet actief was en dat de boete in geen verhouding staat tot het bedrag van de verschuldigde belasting van nihil. Het Gerecht is van oordeel dat gelet op alle omstandigheden van het geval, een boete van Afl. 1.000 passend en geboden is.
3.9
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.

4.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

4.1
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
4.2
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand.
4.3
Het Gerecht ziet geen aanleiding om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten. De directrice van belanghebbende en de gemachtigde zijn echtgenoten. Nu niet is gebleken dat de rechtsbijstand op zakelijke basis is verleend kan niet worden gesproken van kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand (vgl. ECLI:HR:2012:BYO531).
4.4
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond.
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de verzuimboete tot een bedrag van NAf 1.000; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 25 september 2023, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500