ECLI:NL:OGEAC:2023:225

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
CUR202102521
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot uitbetaling van saldo door online kansspelen stichting

In deze zaak heeft de stichting DE STICHTING BELANGENBEHARTIGING GEDUPEERDEN ONLINE KANSSPELEN (SBGOK) een vordering ingesteld tegen de naamloze vennootschappen VEGA WORLD SOLUTIONS N.V. (VWS) en GAMING SERVICES PROVIDER N.V. (GSP) met betrekking tot een saldo dat voortkwam uit een bonus die de speler niet wilde. De gedaagden zijn gevestigd in Curaçao, waarbij VWS niet is verschenen. De zaak is behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, dat op 4 september 2023 uitspraak heeft gedaan. Het gerecht heeft de vordering van SBGOK afgewezen, omdat niet duidelijk was hoe hoog het saldo van de speler was op het moment dat de bonus werd toegekend. SBGOK had geen eenduidig antwoord gegeven op de vraag over het saldo, en het gerecht concludeerde dat de vordering niet kon worden toegewezen. Daarnaast heeft het gerecht geoordeeld dat de door SBGOK gemaakte verwijten aan GSP over manipulatie van de algemene voorwaarden en de betting history niet in de motivering zijn betrokken. SBGOK is veroordeeld in de proceskosten van GSP, terwijl VWS is veroordeeld tot betaling aan SBGOK van een bedrag van EURO 32.000,- en bijkomende kosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken door rechter O. Nijhuis.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202102521
Vonnis van 4 september 2023
in de zaak van
de stichting
DE STICHTING BELANGENBEHARTIGING GEDUPEERDEN ONLINE KANSSPELEN (SBGOK),gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk,
tegen

1.de naamloze vennootschapVEGA WORLD SOLUTIONS N.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
niet verschenen, en

2.de naamloze vennootschapGAMING SERVICES PROVIDER N.V.,

gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. L.S Davelaar en A.C. van Hoof.
Partijen worden hierna SBGOK, VWS en GSP genoemd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • het vonnis van 13 maart 2023 (hierna: het tussenvonnis),
  • de akte van SBGOK, ingediend op 15 mei 2023,
  • de antwoordakte van GSP, ingediend op 12 juni 2023.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het gerecht volhardt bij het tussenvonnis.
2.2.
Bij het tussenvonnis heeft het gerecht de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door SBGOK over hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.15 van dat vonnis. Die rechtsoverweging 4.15. luidt als volgt:
“De slotsom is dat de vordering van SBGOK voor zover deze betrekking heeft op uitbetaling van het saldo van de speler direct vóórdat hem op 3 september 2020 een bonus werd toegekend, minus het reeds aan de speler uitgekeerde bedrag van rond EUR 2.200, voor toewijzing in aanmerking komt. Uit de door SBGOK overgelegde stukken is niet op te maken hoe hoog het saldo van de speler op dat moment was. Daarom zal SBGOK thans in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de hoogte van bedoelde saldo. Het staat SBGOK vrij om daarbij stukken in het geding te brengen die haar stelling dienaangaande kunnen staven. Vervolgens zal GSP in de gelegenheid worden gesteld om een antwoordakte te nemen.”.
2.3.
Partijen hebben zich bij hun akte respectievelijk antwoordakte daaromtrent uitgelaten.
2.4.
SBGOK geeft geen eenduidig antwoord op de vraag wat het saldo was van de speler direct vóórdat hem op 3 september 2020 een bonus werd toegekend.
2.5.
SBGOK voert ter zake het volgende aan:
“[…] Nadat de speler eerder en ook op de bewuste dag 3 september 2020 al gestort en gespeeld had, had hij 200 euro gestort. Toen hij die 200 euro stortte had hij nog een klein saldo, maar te weinig om serieus mee te gokken. Nadat hij vervolgens een paar kleine inzetten gedaan had, zag hij dat zijn saldo iets van 700 euro was. Meteen nadat hij zag dat zijn saldo iets van 700 euro was, terwijl hij slechts 200 euro gestort had, stopte hij met spelen en benaderde hij het casino om te vragen hoe en wat en dat als het casino een bonus verstrekt heeft, hij die niet wil […]”.
2.6.
Hieruit begrijpt het gerecht dat volgens SBGOK het saldo van de speler direct vóórdat hem een bonus werd toegekend, omstreeks 200 euro, in elk geval aanzienlijk minder dan 2.200 euro bedroeg.
2.7.
Dit betekent, gezien het overwogene in rechtsoverweging 4.15. van het tussenvonnis, dat de vordering van SBGOK jegens GSP zal worden afgewezen.
2.8.
SBGOK stelt dat GSP de algemene voorwaarden en de door laatstgenoemde verstrekte betting en transaction history van de speler heeft gemanipuleerd en dat uitgebreid toegelicht. Indien dat verwijt gegrond zou zijn, zou dat uitermate kwalijk zijn, maar het gerecht komt tot haar hiervoor weergegeven conclusie zonder de algemene voorwaarden en de betting en transaction history van de speler bij haar motivering te (behoeven) betrekken. Daarom zal op dat verwijt van SBGOK aan het adres van GSP niet worden ingegaan.
2.9.
SBGOK zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van GSP. Deze worden tot aan dit vonnis begroot op NAf 6.000,- wegens salaris gemachtigde (4 punten, tarief 6).
2.10.
Tegen VWS is verstek verleend. Dat SBGOK tegen beide gedaagden een identieke vordering heeft ingesteld en één vonnis wordt gewezen, betekent niet zonder meer dat de beslissing ten aanzien van de beide gedaagde partijen identiek moet zijn. Er geldt geen algemene regel dat de door de wel verschenen gedaagde gevoerde verweren ook ten gunste strekken van de gedaagde tegen wie verstek is verleend, ook niet als de gedaagden hoofdelijk verbonden zijn. Afwijzing van de vordering tegen de ene gedaagde en toewijzing van de vordering tegen de andere gedaagde levert naar het oordeel van de Hoge Raad geen tegenstrijdige vonnissen op, tenzij sprake is van processueel ondeelbare rechtsbetrekkingen. (Hoge Raad
28 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2911, NJ 2000, 291, m.nt. Vranken). Die situatie doet zich niet vaak voor, aldus Vranken in zijn hiervoor bedoelde annotatie.
2.11.
Naar het oordeel van het gerecht is in deze zaak geen sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, zodat de door GSP gevoerde verweren niet ten gunste strekken van VWS.
2.12.
De vordering van SBGOK jegens VWS komt het gerecht niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, behoudens wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijk rente.
SBGOK vordert 15% buitengerechtelijke incassokosten. Nu niet is gesteld laat staan onderbouwd dat de toewijzing daarvan is gerechtvaardigd, zullen de buitengerechtelijke incassokosten overeenkomstig het Procesreglement 2018 worden toegewezen tot een bedrag van NAf 2.250,- (gelijk aan 1½ punt van het toepasselijke liquidatietarief) en voor het overige als bovenmatig worden afgewezen.
SBGOK vordert toewijzing van de wettelijke rente vanaf 5 september 2020. Zij heeft niets gesteld waaruit kan worden geconcludeerd dat SBGOK vanaf die datum aanspraak heeft op de wettelijke rente. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 22 september 2020, de datum van betekening van het verzoekschrift.
2.13.
VWS zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van SBGOK. Daarbij zullen de betekeningskosten betreffende het op 22 september 2021 uitgebrachte exploot voor 50% worden toegerekend aan VWS. De kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van SBGOK, worden tot aan dit vonnis begroot op:
betekeningskosten NAf 693,11 (50% x NAf 459,96 + NAf 463,13)
griffierecht NAf 750,00
salaris gemachtigde
NAf 1.500,00(1 punt, tarief 6)
NAf 2.943,11

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt VWS tot betaling aan SBGOK van een bedrag van EURO 32.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 september 2020 tot aan de dag van betaling;
5.2.
veroordeelt VWS tot betaling aan SBGOK van een bedrag van NAf 2.250,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt VWS in de proceskosten van SBGOK, gevallen aan de zijde van SBGOK en tot aan dit vonnis begroot op NAf 2.943,11;
5.4.
veroordeelt SBGOK in de proceskosten van GSP, gevallen aan de zijde van GSP en tot aan dit vonnis begroot op NAf 6.000,-;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.