9.3Indien MC IM in verzuim zal zijn ten aanzien van enige betalingsverplichting jegens ICS, zal zij een terstond opeisbare boete verbeuren aan ICS ter hoogte van 2% per maand, te berekenen over het verschuldigde bedrag.
14. [ [naam] en [gedaagde sub 1 in reconventie] kregen in 2011 van MC IM beide een credit card “van de zaak”. Zij gebruikten die ook voor privé-doeleinden. Die uitgaven leidden tot een rekening-courantschuld (hierna: rc-schuld) van [naam] respectievelijk [gedaagde sub 1 in reconventie] aan MC IM.
15. De STAK heeft [naam] en ICS decharge verleend voor het gevoerde beleid in 2010, 2011. 2012 en 2013.
16. MC IM heeft [naam] over 2011 en 2012 AWG 132.000 respectievelijk AWG 37.500 aan bonussen toegekend.
17. Voor 2013, 2014 en 2015 heeft de STAK geen targets voor de bonusregeling vastgesteld. [naam] en ICS hebben over die jaren ook geen bonussen ontvangen.
18. In 2014 bestond het bestuur van de STAK uit [naam 7], [naam 8] en [naam 9]. [naam 9] vertegenwoordigde het bestuur in zaken als financiële rapportage.
19. [ [naam] en [gedaagde sub 1 in reconventie] zijn in april 2014 respectievelijk januari 2015 begonnen met het maandelijks aflossen van hun rc-schuld aan MC IM.
20. De rc-schulden van [naam] en [gedaagde sub 1 in reconventie] waren in de jaarrekening verwerkt in de balanspost “Other receivables balance”.
21. In een “Financial Management Report MC IM” betreffende de situatie op 30 april 2015 is de balanspost “Other receivables” gespecificeerd, en zijn onder meer de rc-schulden eind april 2015 ([naam] NAƒ 253.703 en [gedaagde sub 1 in reconventie] NAƒ 146.724) en eind april 2014 ([naam] NAƒ 183.901 en [gedaagde sub 1 in reconventie] NAƒ 101.412) genoemd. Als toelichting is vermeld:
The current accounts with management represents advances taken by management. Management is repaying these amounts as per an annuity payment schedule bearing an interest rate of 6%.
22. [ [naam 9] heeft medio juli 2015 bij [gedaagde sub 1 in reconventie] opheldering proberen te krijgen over de rc-verhoudingen van [naam] en [gedaagde sub 1 in reconventie]. In mailcorrespondentie met de STAK heeft [gedaagde sub 1 in reconventie] geantwoord op het verzoek om nadere informatie over de vorderingen van NAƒ 387.064, opgenomen in het door [gedaagde sub 1 in reconventie] aan de STAK overgelegde “revised financial management report april 2015”:
This consists of personal advances to MH and Myself. For these balances we are monthly repaying the amount of 4.325 (including interest of 6%). In the past, the previous board could not come to a bonus system and each year we had the discussions about the bonus. At a certain time they indicated that we could take advances which should be settled with our bonus at the year end, also considering that the bonuses were always paid very late.
en op het latere verzoek om overlegging van de schriftelijke besluiten van het voormalige STAK-bestuur of de ultimate beneficial owner van MC:
There are no formal authorization on this, as per my previous mail to you, although there is a system in our contracts om how to calculate our bonus, this system was never followed and/or used. The board also requested quotes from consultants to assist them with the setup of a system, but there was no follow-up on this. In one of those discussion it was suggested that we work with current accounts, that could be settled with our potential and/or future bonus and this is how this originated. The amounts you see are being considered as loan from the company to us and based on this we have a repayment schedule including 6% interest. We are also not withdrawing any amount further.
23. In een mail van de STAK d.d. 20 juli 2015 zijn aan [gedaagde sub 1 in reconventie] en [naam] vijf vragen gesteld, waarop zij afzonderlijk op 27 juli 2015 hebben gereageerd.
Op de vraag wanneer deze geldopnamen zijn gestart, heeft [gedaagde sub 1 in reconventie] geantwoord “
Sinds 2011 (zie bijgevoegde overzicht)”en [naam]:
Starting in 2009, please note the attachment. Note that there is still a discussion between the external accountant and our controller on the actual balance as not all corrections hace been properly made, specially with the older accounts.
Op de vraag wanneer de terugbetaling is ingezet, heeft [gedaagde sub 1 in reconventie] geantwoord:
Op 30 juni 2012 en 31 oktober 2014 is een gedeelte afgelost en vanaf eind januari 2015 is er maandelijks een structurele aflossing.en [naam]:
There have been payments done since 2014, however since 2014 there is a monthly payment plan in place.
Op de vraag sinds wanneer over de uitstaande vordering 6% interest loopt, heeft [gedaagde sub 1 in reconventie] geantwoord
: Per eind december 2013 is er een berekening gemaakt conform bijgevoegde overzicht op basis hiervan zou ik starten met de aflossing van mijn schuld, in afwachting van een nieuwe contract c.q. bonus systeem. (…) Aflossing is per eind januari 2015 gestart.
en [naam]:
As per 2015 the interest has been calculated on the balance and this is being included in the payment, please note the attached agreement.
Op het verzoek “
Hoewel er volgens de eerdere informatievoorziening van de CFO, geen onderliggende documentatie ter ondersteuning van deze vordering op U voor handen is, gaarne eventuele documentatie overleggen waaruit blijkt dat de directie de voormalig STAK besturen over deze geldopname(n) heeft geïnformeerd” heeft [gedaagde sub 1 in reconventie] niet gereageerd en heeft [naam] geantwoord:
As explained by [gedaagde sub 1 in reconventie] , there is no official documentation on this, however it has been the approved practice of managements to use the current account as a balance to the bonus. As of 2012 there has been an inconclusive discussion on the bonus structure therefore creating the current gap. Note that this is in the yearly accounts review.
24. De STAK heeft op 10 augustus 2015 [naam] en [gedaagde sub 1 in reconventie] gemaild dat zij nog vragen heeft over de volledigheid en juistheid van de verschafte informatie, met name omdat zij hebben aangegeven dat er geen documentatie c.q. besluitvorming voorhanden is ter onderbouwing van het bestaan van de rc-verhoudingen, en dat zij heeft besloten meer informatie van de externe accountant op te vragen.
25. De STAK en MC IM hebben begin oktober 2015 het accountantskantoor Baker Tilly de volgende opdracht gegeven:
Review movements and balances in the current-accounts with the directors [gedaagde sub 1 in reconventie] and M. [naam] for the period 2011-July 2015 based on underlying credit card documentation;
Prepare a breakdown of the type of costs that have been recorded in the current-account per year;
Discuss internal communication of the Baker Tilly De Paus Vesseur management letter 2013, the current-account agreements, management/employment agreements, repayment schemes relating to the directors with the board of directors;
Discuss procedures relating to credit card usage/payments and bookings recorded in current-account with the board of directors;
Discuss the internal procedures relating to the current-account movements and credit card usage with the financial controller.
26. Baker Tilly heeft op 24 november 2015 rapport uitgebracht.
27. De STAK heeft ICS bij brief van 30 december 2015 geschreven dat de OvO met ICS hoe dan ook niet zal worden verlengd.
28. De STAK heeft bij besluit van 15 januari 2016 overwogen “
dat de STAK geconstateerd heeft dat de heren [gedaagde sub 1 in reconventie] en [naam] hun taken als statutair bestuurder van de Vennootschap (en de gerelateerde ondernemingen) niet naar behoren verricht hebben en zich daarenboven schuldig hebben gemaakt aan financiële onttrekkingen en de verhulling daarvan.”en [gedaagde sub 1 in reconventie] en [naam] met ingang van 18 januari 2016 geschorst, mede teneinde hen in de gelegenheid te stellen om zich ten overstaan van de STAK te verantwoorden.
29. [ [gedaagde sub 1 in reconventie] is bij brief van 28 januari 2016 uitgenodigd voor een vergadering van de STAK, met als agenda onder meer [gedaagde sub 1 in reconventie]’ verweer “terzake de door de STAK geconstateerde onregelmatigheden en het voortdurende deficiënt functioneren” van [gedaagde sub 1 in reconventie] als bestuurder.
Het slot van de uitnodiging vermeldt:
Bij dit alles wordt (...) gemeld dat met name ook het rapport van Baker Tilly een der kernpunten van de bespreking zal zijn. Op grond van dit rapport zijn immers de hiervoor genoemde (financiële) onregelmatigheden en deficiënt functioneren van de heer [gedaagde sub 1 in reconventie] verder geconstateerd.
30. De STAK heeft op 3 februari 2016 [gedaagde sub 1 in reconventie] ontslagen als statutair bestuurder en de OvO met ICS beëindigd, in beide gevallen met ingang van 3 februari 2016. In de overwegingen van het besluit is vermeld:
(...)
iii. dat de reden voor het schorsingsbesluit het feit was dat de STAK geconstateerd heeft dat [gedaagde sub 1 in reconventie] zijn taken en verantwoordelijkheden als statutair bestuurder van de Vennootschap (en daaraan gerelateerde ondernemingen) niet naar behoren verricht heeft en zich daarenboven schuldig hebben gemaakt aan financiële onttrekkingen aan het vermogen van de Vennootschap.
iv. de STAK constateert dat het in deze om ernstige zaken gaat en dat het vertrouwen in de heer [gedaagde sub 1 in reconventie] structureel is aangetast. Het resultaat van het rapport van Baker Tilly (...) waarbij de financiële onttrekkingen van de heer [gedaagde sub 1 in reconventie] verder zijn geconstateerd, vormt een van de zwaarwegende reden voor het verder verlies van het reeds aangetaste vertrouwen in de heer [gedaagde sub 1 in reconventie].
(...)
31. Aan het eind van de onderhandelingen over een minnelijke regeling heeft MC IM bij brief van 25 april 2016 aan [gedaagde sub 1 in reconventie] geschreven, mede als reactie op de brief van diens toenmalige gemachtigde:
De brief en het daarin vervat voorstel miskent echter de realiteit en de begeleidende feiten en omstandigheden en hetgeen na uw ontslag ter kennis kwam van de STAK.
(...)
U bent de vennootschap ondertussen een verder groeiend bedrag schuldig uit hoofde van de al vaker genoemde rekening courant opnamen en andere misslagen die u worden toegerekend.
Er zijn laatstelijk immers meer en zeker ook ernstigere misslagen uwerzijds geconstateerd die de MC vennootschappen schade berokkenen.
Wij verwijzen hierbij naar de hieronder te noemen misslagen in Suriname, Sint Maarten en Bonaire en uw onoplettendheid bij (verdere) onttrekkingen zijdens [naam] in de periode dat u met de financiële zaken van de vennootschappen belast was.
Wij doelen hierbij op het laatstelijk ontdekt feit dat u bij het opstellen van de jaarrekening van 2011 op Aruba een (persoonlijke) rekening courant schuld, groot AWG 129.200,01, omzette naar een zaaksschuld van MC Aruba terwijl daartoe geen onderliggende documenten noch rechtvaardiging aan ten grondslag werd gelegd.
Er zijn na het ontslagbesluit (…) (onder andere) nog de volgende constateringen gevolgd:
Er zijn niet de eerder aan de STAK bekendgemaakte betalingsachterstanden aan leveranciers van MC ontdekt. Als gevolg hiervan heeft MC al distributierechten/ agentuurschappen verloren en loopt zij het risico om ook andere distributierechten en agentuurschappen te verliezen.
Er zijn ook andere contractuele verplichtingen niet nageleefd, waardoor de relatie met de leveranciers ernstig gespannen is geraakt. De vennootschap en de daaraan gelieerde bedrijven zouden niet in deze benarde positie zijn geraakt als u uw bestuurstaken op een behoorlijke en zorgvuldige wijze verricht had.
Vanwege uw ernstig tekortschieten worden de bestellingen van MC regelmatig aangehouden ('credit hold’) en wordt er pas geleverd na betaling van de achterstand. De vennootschap heeft een slechte 'credit rating', waardoor nieuwe, maar ook bestaande, leveranciers op 'pre-paid orders' van MC overgaan.
Gedurende de afgelopen twee (2) jaren (2014-2015) was er vaak sprake van 'out-of-stock' situaties waardoor MC verschillende afnemers verloren heeft omdat zij de bestelde medicijnen en/of producten niet kon afleveren, terwijl niet blijkt dat u (indertijd) deze situatie (voldoende) heeft trachten te verhelpen.
Met betrekking tot de vennootschap in Suriname hebben wij moeten constateren dat het personeel, met uitzondering van (2) twee werknemers, ontslagen is. De reden daarvoor is niet duidelijk en geldt in ieder geval dat deze ingrijpende beslissing niet aan de aandeelhouder (...) medegedeeld is.
Gedurende uw bestuurslidmaatschap zijn de vennootschappen en de organisatie ernstig verwaarloosd en financieel uitgehold (…) bijvoorbeeld, op kosten van de vennootschap verschillende landen afgereisd en aanzienlijke uitgaven gedaan zonder dat er daarvoor een belang voor de onderneming kan worden afgeleid.
Afboeking / overboeking door [naam] (onder andere, de hiervoor aangegeven omzetting van een (persoonlijke) rekening courant schuld in een zaaksschuld van MC Aruba)
Verder is gebleken dat MC onder uw bestuur (…) sinds het jaar 2013 een zeer dubieuze 'samenwerking' is aangegaan voor het leveren van generieke medicijnen met Suracon B.V., een in Nederland gevestigde onderneming van een zekere heer [naam 10]. Dit ondanks het feit u door (...) verschillende partijen geadviseerd was om geen zaken met de heer [naam 10] te doen of dan wel voorzichtig te zijn.
Nalatigheid in de procedure tot het verkrijgen van een geneesmiddelen groothandels-vergunning in Sint Maarten en Bonaire na het verlopen van de 5-jarige 'grace period' na 10/10/10. Hierdoor lopen de MC bedrijven op deze eilanden risico van boete en/of dat zij geen vergunning krijgen.
In verband met de voornoemde "samenwerking" zijn er de volgende uitgaven door MC gedaan met uw goedkeuring, althans kennis:
- een betaling van Nafl. 41.750 door MC in verband met registratiekosten van medicijnen in Sint Maarten. Na onderzoek is echter gebleken dat deze registraties in de administratie niet op naam van MC zijn geschied, maar op naam van Ivora Pharma B.V. Sint. Maarten dat ook een onderneming van de heer [naam 10] is.
- Er zijn kosten gemaakt voor de verbouwing en inrichting van de voorraadruimte bij MC, notabene, voor de geneesmiddelen van Ivora Pharma voor NAf. 36.379,50.
- Er is een bedrag van € 235.269,00 aan medicijnen verkocht aan N.V. Quatropharma, een Surinaamse onderneming van dezelfde heer [naam 10], die besteld en betaald waren aan Suracon BV voor een bedrag van € 215.991,51 in augustus 2014. De medicijnen zijn opgehaald door het bedrijf N.V. Quatropharma en blijkbaar op de Surinaamse markt afgezet.
- De enige rol van MC Suriname was het beschikbaar stellen van opslagruimte in haar magazijn.
- De factuur aan de heer [naam 10] voor € 235.269,00 staat nog steeds open.
- Er is geconstateerd dat de hiervoor genoemde dubieuze samenwerking met de heer [naam 10] en diens bedrijven in Sint Maarten ook geleid heeft tot strafrechtelijke vervolging van MCI en de CEO en de CFO van MCI. Suracon BV had namelijk geneesmiddelen samples laten overvliegen vanuit Nederland naar Sint Maarten zonder echter de daarbij geldende wettelijke regels in acht te nemen. De medicijnen zijn door MC Sint Maarten opgehaald en opgeslagen. Nadat de Inspectie wetsovertreding ontdekt had, heeft zij op 31 maart/1 april 2014 een inval gedaan bij MC op Sint Maarten en is daarbij tevens ontdekt dat er tussen de geneesmiddelen samples ook geneesmiddelen samples met opiaten zaten.
De geneesmiddelen samples met opiaten zijn geïmporteerd uit Suriname naar Sint Maarten en door Ivora Pharma BV Sint Maarten ter bewaring afgeleverd bij MC Sint Maarten. MC Sint Maarten en Ivora Pharma BV werden verdacht van overtreding van de Opiumlandsverordening 1960. (…) MC is bij de import van geneesmiddelen samples met opiaten, gesanctioneerd met een Coditional Dismissal van het OM waarbij (onder strikte voorwaarden) werd afgezien van verdere strafrechtelijke acties tegen MC.
Het 'opiaten' incident heeft MC Sint Maarten ernstige financiële schade berokkend en is haar imago en reputatie daardoor ernstig aangetast.
Het incident heeft ook gevolgen gehad voor het geneesmiddelen registratie proces, waardoor MC Sint Maarten bijna geen medicijnen kon verkopen en nieuwe medicijnen niet kon registreren in 2014-2015.
Uw handelingen, danwel nalaten, hebben ernstige financiële en contractuele problemen voor MC veroorzaakt.
De kwesties klemmen des temeer nu de organisatie het risico loopt dat haar vergunningen om medicijnen te verkopen in Bonaire en Sint Maarten niet gegund (...) worden.
Daarbij geldt dat u de STAK niet geïnformeerd heeft over uw handelen en nalaten, in het bijzonder over de opiatenkwestie, het aangaan van samenwerkingsrelaties met bedrijven van [naam 10] en de rekeningcourant kwestie, en de ernstige gevolgen die deze hebben gehad voor de vennootschap en aan haar gelieerde ondernemingen. U heeft de STAK ook niet voorafgaand aan genoemde handelingen benaderd.
U heeft uw verplichtingen en taken als bestuurder ernstig geschonden en/of verwaarloosd, vooral waar het betreft de collectieve en hoofdelijke verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken, een goede financiële situatie van de vennootschap en het steeds handelen in het belang van de vennootschap/ de organisatie.
Naar het oordeel van de vennootschap (en de STAK) is er dan ook sprake van een ernstig verwijtbaar en zeker ook onbehoorlijke taakvervulling door u dat aanzienlijke schade heeft toegebracht aan de vennootschap en de daaraan gelieerde bedrijven.
(…)
Om al de voornoemde redenen zijn wij ook van oordeel dat u geen enkel beroep kunt doen enige vergoeding op grond van de reeds aan u opgezegde managementovereenkomst.
De vennootschap (...) stelt u hierbij volledig en hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die zij als gevolg van uw onbehoorlijke taakvervulling, wanprestatie en/of onrechtmatige daad lijdt en nog zal lijden.
Tot slot sommeert MC IM [gedaagde sub 1 in reconventie] in de brief per 30 april 2015 aan haar te voldoen NAƒ 143.534,06 aan rc-schuld, NAƒ 41.750 (kosten medicijnen in Sint Maarten), NAƒ 36.379,50 (inrichting voorraadruimte voor Ivora Pharma), € 235.269 (ingekochte medicijnen van Suracon, in Suriname aangekomen en niet betaald) en NAƒ 1.647.697 (omzetverlies Pharma in St. Maarten 2014-2015).
32. MC heeft na verkregen verlof op 13 juli 2017 ten laste van [gedaagde sub 1 in reconventie] conservatoir beslag gelegd op het aan hem toekomend aandeel in het erfpachtrecht op het perceel grond te [adres].
33. MC vordert in conventie na vermeerdering van eis, samengevat, dat het gerecht:
[gedaagde sub 1 in reconventie] en ICS hoofdelijk veroordeelt om wegens de rc-schuld NAƒ 143.534,06 aan MC te betalen,
voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1 in reconventie] en ICS hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [naam] te restitueren rc-schulden, en [gedaagde sub 1 in reconventie] en ICS hoofdelijk veroordeelt tot betaling van AWG 129.300,01 en NAƒ 235.479 voorzover [naam] nalaat deze bedragen te voldoen,
voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1 in reconventie] en ICS uit hoofde van de bestuursfunctie en terzake de OvO onzorgvuldig, althans wanpresterend hebben gehandeld terzake:
1° de registratie van medicijnen op Sint Maarten, zoals toegelicht in 3.10 van het verzoekschrift,
2° de verbouwing en inrichting voor de voorraadruimte voor Ivora Pharma op Sint Maarten, zoals toegelicht in 3.11 van het verzoekschrift,
3° de in Nederland door MC bij Suracon B.V. ingekochte en betaalde medicijnen voor Suriname, zoals toegelicht in 3.9 van het verzoekschrift,
4° het omzetverlies in Sint Maarten in 2014 en 2015, zoals toegelicht in 3.14 van het verzoekschrift,
en terzake gehouden zijn de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
34. [ [gedaagde sub 1 in reconventie] en ICS, alsmede [naam] als gevoegde partij, voeren gemotiveerd verweer.
35. [ [gedaagde sub 1 in reconventie] en ICS vorderen in reconventie dat het gerecht:
verklaart voor recht dat MC IM ten onrechte is overgegaan tot beëindiging van de OvO en schorsing/ontslag van [gedaagde sub 1 in reconventie], althans dat MC IM door beëindiging van de OvO en schorsing/ontslag van [gedaagde sub 1 in reconventie] heeft gewanpresteerd, althans onrechtmatig jegens ICS en [gedaagde sub 1 in reconventie] heeft gehandeld, uit hoofde waarvan zij schadeplichtig is jegens ICS en [gedaagde sub 1 in reconventie],
MC IM veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van NAƒ 490.139,48, vermeerderd met 2% contractuele boete per maand, incassokosten en wettelijke rente.
verklaart voor recht dat indien [gedaagde sub 1 in reconventie] en ICS uit hoofde van een vonnis in conventie in deze zaak enige betaling aan MC verschuldigd zullen zijn, zij dit mogen verrekenen met hetgeen MC uit hoofde van een vonnis in reconventie in deze zaak aan [gedaagde sub 1 in reconventie] en ICS verschuldigd zullen zijn.
36. MC voert gemotiveerd verweer.
37. Op grond van art. 111 lid 1 sub d Rv dient een verzoekschrift niet alleen een eis te bevatten , maar ook de feitelijke onderbouwing daarvan. Na lezing moet voor de rechter (en de gedaagde) duidelijk zijn op grond van welke feiten en juridische argumenten de eiser recht heeft op wat hij van de gedaagde vordert. Op grond van art. 18c Rv zijn de partijen verplicht de relevante feiten volledig, naar waarheid en in een zo vroeg mogelijk stadium aan te voeren en kan de rechter, als die verplichting niet wordt nageleefd, daaruit de gevolgtrekkingen maken die hij geraden acht. Een en ander impliceert dat de eiser in de procedure niet de ruimte heeft om in een latere fase stellingen nader toe te lichten die al in eerste instantie behoorlijk hadden moeten worden toegelicht.
38. De zaak is na de comparitie na antwoord verwezen voor akte uitlating producties zijdens MC, teneinde MC in de gelegenheid te stellen te reageren op de (grote hoeveelheid) producties die waren overgelegd ten behoeve van de zitting. MC heeft dat gedaan in de antwoordakte van 8 juni 2020, die 44 pagina’s telt, waarvan alleen de pagina’s 26-30 direct betrekking hadden op bedoelde producties. De inhoud van de antwoordakte komt daardoor feitelijk neer op een uitgebreide conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie in plaats van, zoals de bedoeling van de zittingsrechter was, uitsluitend een reactie op de ten behoeve van de comparitie overgelegde producties. Dit zou in strijd met een behoorlijke procesorde kunnen worden geacht, maar het gerecht acht bij de processuele stand van zaken na de comparitie van partijen. gelet op het processuele debat en de voorafgaande procedure, waaronder het niet tijdig nemen van een conclusie van antwoord in reconventie door MC, een akte met de inhoud van een conclusie van repliek niet overdreven.
Dat is anders met de volgende akte van MC, de akte uitlating producties d.d. 6 juli 2020.
In de akte uitlating producties van 8 juni 2020 heeft [gedaagde sub 1 in reconventie]/ICS 2 producties overgelegd, de producties A en B, met verklaringen van de heren [naam 10] respectievelijk Weltevreden inzake de handel in Suriname. De zaak is daarop (wederom) verwezen naar de rol voor akte uitlating producties zijdens MC. Een behoorlijke procesorde brengt mee dat MC daarin alleen zou ingaan op de verklaringen van [naam 10] en Weltevreden. Zij heeft echter in de vorm van de akte uitlating producties d.d. 6 juli 2020 een akte van 11 pagina’s genomen, is daarin (wederom) ingegaan op onderwerpen waarop zij eerder al was ingegaan en die niets te maken hebben met het onderwerp waarover de verklaringen zijn afgelegd, en heeft gereageerd op stellingen in de akte van [gedaagde sub 1 in reconventie]/ICS, terwijl dat niet de bedoeling was. Op die verklaringen van [naam 10] en Weltevreden zelf is MC amper ingegaan. Zij heeft aldus van deze akte een volledig nieuwe conclusie gemaakt. De inhoud van de akte is daarom in strijd met een behoorlijke procesorde.
39. Ook waar het betreft de overgelegde producties heeft MC in strijd met een behoorlijke procesorde gehandeld. Bij de akte heeft MC 5 producties overgelegd. MC heeft in de akte niet verwezen naar productie 5 en heeft dus niet onderbouwd ter ondersteuning van welke stelling of welk verweer die is overgelegd. Reeds daarom zou aan de inhoud ervan kunnen worden voorbijgegaan.
Productie 1 bevat een mail aan de gemachtigde van MC, bestemd om te worden gebruikt voor het geval [naam] zich zou scharen achter [gedaagde sub 1 in reconventie]’ stellingen inzake het rapport van Baker Tilly.
De producties 4 - een tijdlijn met “feitelijkheden” - en 5 - een memo van vijf pagina’s - zijn ook door een derde geschreven en bevatten nota bene ook nog eens 70 pagina’s aan producties, waarnaar deels ook in de “tijdlijn” respectievelijk het memo wordt verwezen.
Het aldus bij het gerecht en de wederpartij over de schutting kieperen van een grote hoeveelheid informatie, zonder ook maar enigszins aan te geven welke stellingen of verweren zij met de stukken beoogt te onderbouwen, is in strijd met een behoorlijke procesorde. Daar komt nog bij dat de mail in productie 1, de tijdlijn in productie 4 en het memo in productie 5 zijn geschreven door een derde, terwijl het juist de taak is van de (gemachtigde van de) procespartij zelf is om alle relevante stellingen en verweren op een adequate wijze (dus rekening houdende met het partijdebat en de procedurele eisen) in het processtuk aan de rechter (en de wederpartij) voor te leggen. Dit kan dan ook niet worden vervangen door door een derde geschreven berichten zoals in de bijlagen 1, 4 en 5 van deze akte uitlating producties, ook niet door te verzoeken dit in de akte als herhaald en ingelast te beschouwen.
40. [ [naam] en [gedaagde sub 1 in reconventie]/ICS hebben tegen deze wijze van procederen terecht bezwaar gemaakt. Gelet op het onder 38 en 49 overwogene heeft het gerecht redelijkerwijs geen andere mogelijkheid dan de gehele akte van 6 juli 2020, dus inclusief de producties, wegens strijd met een behoorlijke procesorde buiten beschouwing te laten. Het zal dat dan ook doen.
41. De vorderingen zijn grofweg te verdelen in vorderingen wegens de rc-schulden (conventie), tegenvorderingen wegens de beëindiging van het managementcontract (reconventie) en vorderingen wegens bestuurdersaansprakelijkheid (conventie). Het gerecht zal de vorderingen in die volgorde behandelen
42. De vordering van NAƒ 143.534,06 baseert MC op het in dat verband door haar bij het verzoekschrift overgelegde Baker Tilly-rapport. Uit het bij dat rapport behorende overzicht “Current-account D. [gedaagde sub 1 in reconventie]” blijkt dat de accountant een grote hoeveelheid aan door [gedaagde sub 1 in reconventie] gedane uitgaven met de zakelijke creditcard en onttrekkingen over de periode 2011 t/m juli 2015 heeft onderzocht en daarvan NAƒ 186.638,27 als privé-uitgaven heeft gekwalificeerd, en dat [gedaagde sub 1 in reconventie] in 2012 (NAƒ 10.039) en in 2014 en 2015 in totaal NAƒ 40.824,10 heeft terugbetaald. De accountant komt zo uit op een rc-schuld van NAƒ 145.814,17.
MC vordert evenwel een lager bedrag, namelijk NAƒ 143.534,06. [gedaagde sub 1 in reconventie] is het met dat bedrag eens. Hieruit volgt dat de vordering toewijsbaar is.
43. Waarom de vordering ook is gericht tegen ICS is onduidelijk. MC heeft terzake ook niets gesteld en dus niet aan haar stelplicht voldaan. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
44. De rc-verhouding bestond met MC IM. Dat [gedaagde sub 1 in reconventie] terzake rc-schulden ook nog een bedrag aan MC Aruba verschuldigd is, is gesteld noch gebleken. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
45. ICS en [gedaagde sub 1 in reconventie] beroepen zich echter op verrekening met hun tegenvorderingen in reconventie. Dat is voor [gedaagde sub 1 in reconventie] reeds niet mogelijk, omdat het niet gaat om tegenvorderingen van hem, maar hoogstens om tegenvorderingen van ICS. Voor ICS is verrekening niet mogelijk omdat, zoals zal blijken, die vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
46. Bij gebreke van enig ander verweer terzake zal [gedaagde sub 1 in reconventie] worden veroordeeld tot betaling aan MC IM van NAƒ 143.534,06. Het gerecht ziet geen aanleiding om, zoals door [gedaagde sub 1 in reconventie]/ICS is verzocht, de veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
47. De belangrijkste vordering is de “schadevergoeding” van NAƒ 490.139,48. welk bedrag is opgebouwd uit (a) NAƒ 173.000, (b) NAƒ 115.094,80, (c) NAƒ 138.113,76 aan managementvergoeding, een en ander vermeerderd met (d) een boete van 2% op grond van art. 9.3 van de OvO.
48. De vorderingen zijn gebaseerd op de OvO, met als contractspartijen MC IM en ICS. Dat [gedaagde sub 1 in reconventie] persoonlijk daaraan een recht op vergoeding kan ontlenen, is gesteld noch gebleken. De vorderingen zullen in zoverre worden afgewezen.
49. ICS legt aan haar vorderingen a en b ten grondslag dat MC IM heeft opgezegd conform art. 6.2 sub v en daarom conform die bepaling aan haar verschuldigd is NAƒ 173.000 plus NAƒ 115.094,80, zijnde het bedrag gelijk aan de in art. 2.1 van de OvO bedoelde maandvergoeding maal het afgeronde aantal contractjaren vanaf 1 juni 2011. Aan vordering c legt zij ten grondslag dat een opzegging conform art. 6.2 sub v geschiedt met een opzegtermijn van 6 maanden, dus vanaf 3 februari 2016, dat daarom de managementvergoeding zolang moet worden doorbetaald en dat het daarbij op grond van art. 2 van de OvO gaat om een bedrag van NAƒ 21.716 excl. omzetbelasting aan ICS per maand.
Volgens ICS is de bedoeling van art. 6.2 van de OvO dat bij verzuim in de nakoming van de OvO eerst moet worden aangemaand (sub iii) en dat in andere gevallen zonder reden mag worden beëindigd, maar met inachtneming van een opzegtermijn en betaling van een vergoeding (sub v).
50. MC heeft hiertegenover een warrig verweer gevoerd. Aanvankelijk volstond zij met te stellen dat in de OvO mogelijkheden tot tussentijdse beëindiging waren ingebouwd, dat zij rechtsgeldig conform art. 6.2 van de OvO heeft opgezegd en dat zij op grond van de opzegging niets hoeft te betalen.Zij heeft daarna, hoewel zij stelt dat MC IM de OvO conform art. 6.2 heeft opgezegd, niet aangegeven op welke van de in art. 6.2 opgenomen gronden dat is gebeurd. In 4.7 van de akte van 8 juni 2020 lijkt dat de grond van sub iii te zijn, maar in 4.12 van dezelfde akte heeft MC het over de opzegtermijn in art. 6.2 sub v van de OvO. Ook in het eerste deel van het pleidooi gaat MC nog uit van een opzegging conform art. 6.2 sub v OvO, maar daarin voert zij óók aan dat ook aan art. 6.2 sub iii van de OvO is voldaan. MC heeft later tijdens het pleidooiaangevoerd dat als geen sprake is van een opzeggingsgrond in art. 6.2 van de OvO , de hoofdregel van art. 7:408 BW van toepassing is, terwijl zij aan het eind van het pleidooimeende dat uit art. 6.2 aanhef en sub v van de OvO volgt dat de OvO te allen tijde kon worden beëindigd, dat er geen opzegtermijn geldt indien, zoals is gebeurd, aan de opzegging gegronde redenen ten grondslag worden gelegd en dat de opzegtermijn geldt indien MC IM de OvO zonder redengeving doet eindigen.