ECLI:NL:OGEAC:2023:19

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
CUR202203886
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige inkorting van arbeidsvoorwaarden door de Sociale Verzekeringsbank in het kader van financiële maatregelen

In deze zaak heeft verzoekster, werkzaam bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB), een verzoek ingediend tegen de SVB over de eenzijdige inkorting van haar arbeidsvoorwaarden. De SVB had, in het kader van financiële maatregelen als gevolg van de COVID-19-pandemie, besloten om de arbeidsvoorwaarden van haar personeel met 12,5% te verlagen. Verzoekster betwistte de rechtmatigheid van deze maatregel en vorderde onder andere de toekenning van haar loonindexering en andere arbeidsvoorwaarden die door de SVB waren ingekort. De zaak werd behandeld op 24 januari 2023, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar advocaten. De SVB voerde verweer en stelde dat de maatregelen noodzakelijk waren gezien de verslechterde financiële situatie van de organisatie.

De rechter oordeelde dat de SVB, gezien de uitzonderlijke omstandigheden, gerechtigd was om de arbeidsvoorwaarden eenzijdig te wijzigen. De rechter baseerde zijn oordeel op de criteria die zijn vastgesteld in de rechtspraak, waarbij werd gekeken naar de redelijkheid van het voorstel van de werkgever en de omstandigheden waaronder dit werd gedaan. De rechter concludeerde dat de SVB niet alleen de financiële druk van de overheid moest ondergaan, maar ook dat er overleg was geweest met de vakbond over de voorgenomen maatregelen. De verzoeken van verzoekster werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de SVB.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202203886
Beschikking d.d. 21 februari 2023
inzake
[VERZOEKSTER],
wonende in Curaçao,
verzoekster,
gemachtigde(n): voorheen mr. M.F. Bonapart, thans mrs. J.A.M. Jansen en E. Bokkes,
--tegen--
de openbare rechtspersoon
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd in Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. R.A.P.H. Pols.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en SVB worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1. [
Verzoekster] heeft op 13 oktober 2022 een verzoekschrift met producties ingediend. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] nadere producties en SVB producties en het verweerschrift toegestuurd. Het verzoekschrift is behandeld op 24 januari 2023. [Verzoekster] was daarbij in persoon aanwezig, bijgestaan door mrs. Jansen en Bokkes. Tevens waren ter zitting aanwezig, de heren [naam 1] en [naam 2], leden van het hoofdbestuur van de ambtenarenvakbond ABVO. Namens SVB waren aanwezig de heer [naam 3], waarnemend hoofd Juridische Zaken en mw. [naam 4], afdelingshoofd P&O, bijgestaan door mr. Pols. Partijen, mrs. Jansen en Bokkes aan de hand van de door hen overgelegde pleitnotitie, hebben het woord gevoerd.
1.2.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
a. SVB is de instelling belast met uitvoering van, onder meer, de landelijke ziektekostenverzekering en van sociale zekerheid in Curaçao.
In artikel 9 van de Landsverordening van de 29ste augustus 1960 tot het oprichten van een Sociale Verzekeringsbank is bepaald:
“(…)

1. De directeur is bevoegd personeel op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst van de Bank te nemen (…).

2. De arbeidsvoorwaarden van het personeel van de Bank worden neergelegd in een reglement (…).”
[Verzoekster] is sinds 12 juni 1995 in dienst van SVB.
d. Artikel 15 van de arbeidsovereenkomst van 2 december 1998 luidt als volgt:
“(…)
Op deze arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van het Arbeidsvoorwaardenreglement voor het SVB-personeel van toepassing.
(…)”
Artikel 1.3.1. onder b van het arbeidsreglement luidt:

“(…) Gedurende de looptijd van dit arbeidsreglement zullen partijen rekening houden met de belangen van de wederpartij.(…)”

In artikel 1.3.2. van het arbeidsreglement is bepaald:
“(…) De werkgever en de medewerker zijn in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goede werkgever en een goede medewerker in gelijke omstandigheden behoren te doen en na te laten.(…)”
Artikel 2.2. van het arbeidsreglement luidt:
“(…) Bij aanvang van het dienstverband tekent de medewerker een individuele arbeidsovereenkomst waarvan de bepalingen van dit arbeidsreglement integraal een onderdeel uitmaken. (…)”
Artikel 4.1. van het arbeidsreglement is opgenomen:
“(…) Werkgever zal een loontrede toekennen aan medewerkers die geen ongunstige beoordeling hebben gehad indien de resultaten van de SVB gunstig zijn. (…)”
i. Op 13 januari 2021 heeft een vergadering plaatsgevonden, waarbij [naam 5], [naam 6] en [naam 7], directieleden, [naam 8], [naam 9] en [naam 10], leden van de dienstgroep van de ambtenarenvakbond ABVO bij SVB en [naam 4], afdelingshoofd P&O, aanwezig waren. Tijdens de vergadering is het volgende besproken:
“(…)
De Directie geeft aan dat de overheid onlangs een besluit heeft genomen over de inkorting van 12,5% op het totale pakket van arbeidsvoorwaarden van het personeel werkzaam in de (semi-)publieke sector.
De overheid is nu bezig met een tweede Landsverordening omtrent inkorting op arbeidsvoorwaarden van personeel, welke ook van toepassing zal zijn op het personeel van de SVB. Vooruitlopend op het vorenstaande moeten wij een aantal maatregelen nemen.
Het voorstel is dat voor het jaar 2021:
-
de salarissen van medewerkers niet geïndexeerd worden;
-
geen periodieke verhoging wordt toegekend bij een positieve beoordeling, ook omdat de resultaten van de Bank negatief zijn;
-
de uitbetaling van vakantie-uitkering opgeschort wordt.
De Dienstgroep vraagt of er ruimte is om te onderhandelen over de inkorting. Aangezien de Landsverordening (nog) niet van toepassing is op het personeel van de SVB, vraagt de Dienstgroep naar de mogelijkheid om bijvoorbeeld de indexering of de periodieke verhoging, uit te betalen.
De Directie geeft aan dat gezien de economische situatie op Curaçao, ook de SVB solidair moet zijn. De beslissing van de overheid om in te korten op de arbeidsvoorwaarden is niet de enige reden waarom de SVB maatregelen moet nemen. Het feit is dat ook de financiële resultaten van de SVB over 2020 niet goed zijn. Naar verwachting zullen de fondsen van de SVB over 2020 een deficit hebben van om en nabij 90 miljoen guldens. Als gevolg hiervan kan de SVB dit jaar hoe dan ook geen periodiek uitbetalen.(…)
De Directie vraagt aan de Dienstgroepsleden of zij zich kunnen vinden in de voorstellen van de Directie omtrent inkorting op arbeidsvoorwaarden.
De Dienstgroepsleden geven aan dat ze begrip hebben en in principe geen probleem hebben met het voorstel. (…)”
Bij brief van 18 januari 2021 heeft de dienstgroep aan het SVB-personeel meegedeeld dat op 13 januari 2021 een vergadering tussen de Directie en de dienstgroep heeft plaatsgevonden en dat toen is besloten om onder meer in het licht van de slechte financiële situatie van SVB als gevolg van de Covid-19-pandemie maatregelen te treffen.
Bij brief aan het SVB-personeel van 19 januari 2021 heeft SVB het volgende bericht:
“(…) De COVID-19 pandemie heeft een financieel en sociaaleconomische crisis op Curaçao veroorzaakt. Als gevolg hiervan is de regering genoodzaakt om kostenbesparende maatregelen te nemen. In het kader hiervan heeft het parlement van Curaçao in december 2020, de Landsverordening inkorting arbeidsvoorwaarden geaccordeerd. (…)
De financiële resultaten van de SVB zijn in 2020 zwaar geraakt door het coronavirus. Naar verwachting zullen de fondsen van de SVB over 2020 een deficit hebben van om en nabij 90 miljoen guldens. De verwachting is dat in ieder geval gedurende de eerste helft van 2021 deze trend zich voortzet.
Naar aanleiding van de vorenstaande is de directie genoodzaakt maatregelen te nemen. De directie heeft besloten dat voor het jaar 2021:
-
ongeacht het prijsindexcijfer over het jaar 2020, de salarissen van het SVB per 1 januari 2021 niet geïndexeerd zullen worden;
-
geen loontrede toegekend zal worden aan de medewerkers die een gunstige beoordeling hebben;
-
de uitbetaling van vakantie-uitkering opgeschort wordt. (…)”
Op 25 januari 2021 hebben 17 werknemers van de SVB, waaronder [verzoekster], een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing van de SVB tot inkorting op de arbeidsvoorwaarden.
Op 1 maart 2021 heeft de heer [naam 1] bij de Commissie van Discipline een klacht ingediend tegen de voormalige dienstgroep. De klacht is behandeld. Daarna is door de directie aan het SVB-personeel medegedeeld dat de maatregelen gehandhaafd blijven.
Bij brief aan het SVB-personeel van 16 mei 2022 heeft SVB geschreven:
“Zoals reeds aan u medegedeeld, zijn de financiële resultaten van de SVB niet rooskleurig. De financiële en sociaaleconomische crisis op Curaçao heeft ingrijpende gevolgen voor de financiën van de SVB. Daarnaast heeft de Regering op 30 juli 2021 besloten dat de SVB op haar beheerskosten NAf 9,2 mln. (23%) moet besparen. Dit houdt in dat de SVB naast de reeds genomen maatregelen (o.a. opschorten indexering, loonperiodieken en vakantiegeld) meer maatregelen moet nemen om de door de overheid geïndiceerde besparing te behalen. Dit betreft voornamelijk natuurlijke afvloeiing, alsook het niet vervangen van personeel dat met pensioen gaat. Als gevolg hiervan is de directie genoodzaakt om de kostenbesparende maatregelen op de arbeidsvoorwaarden van het personeel, te handhaven voor het jaar 2022 en 2023.
Het vorenstaande houdt in dat:
-
ongeacht de prijsindexcijfer over het jaar 2021 en het jaar 2022, de salarissen van het SVB personeel niet geïndexeerd zullen worden;
-
over de jaren 2021 en 2022 er geen loontrede toegekend wordt aan de medewerkers die een gunstige beoordeling hebben;
-
de uitbetaling van vakantie-uitkering over het jaar 2022 en het jaar 2023 opgeschort blijft.
Het is ook juist op grond van deze financiële situatie dat de SVB niet kan instemmen met de Landsverordening vervroegd vrijwillige uitstroom(…)”

3.Het geschil

3.1. [
verzoekster] verzoekt, samengevat:
i. voor recht te verklaren dat de SVB niet gerechtigd was eenzijdig in te korten
op de arbeidsvoorwaarden (geen periodieke verhogingen, geen jubileum vieringen, geen studie faciliteit, geen indexeringen, geen vakantiegeld, geen mogelijkheid (meer) voor VVU, geen voorschot mogelijkheden meer, geen mogelijkheid meer voor voorschotregeling, geen uitbreiding van de gratificatie op basis van anciënniteitsregeling en geen uitkering meer van de SVB-pin bij het ambtsjubileum 25 en 35 jaar);
en vervolgens
ii) de SVB te veroordelen om aan [verzoekster] te vergoeden/uit te keren/toe te kennen
iii) de haar sinds 2016 toekomende periodieke loonsverhoging,
iv) de haar sinds 2021 toekomende periodieke verhogingen,
v) de haar sinds 2021 toekomende loonindexering en
vi) het haar sinds 2021 toekomende vakantiegeld,
alles met nevenvorderingen.
3.2.
Ter zitting heeft [verzoekster] haar verzoek beperkt tot het onder iv), v) en vi) vermelde. De verzochte verklaring voor recht ziet dus alleen op deze drie besparingsmaatregelen. Voorts zal het gerecht ervan uitgaan dat het verzoek ook op de jaren 2022 en 2023 betrekking heeft.
3.3.
SVB heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [verzoekster] dan wel tot afwijzing van het verzoek.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
In deze procedure gaat het om beoordeling van de drie in het hierboven onder 2.i. citeerde voorstel opgenomen maatregelen ter besparing op de eigen personeelskosten – door partijen, kennelijk in het voetspoor van de voor ambtenaren geldende Landsverordening inkorting arbeidsvoorwaarden 2020, aangeduid als ‘inkortingen ‘ - die SVB blijkens de onder 2.k. geciteerde brief voor het jaar 2021 heeft doorgevoerd en vervolgens blijkens de onder 2.n. bedoelde brief voor de jaren 2022 en 2023 heeft verlengd.
4.2.
Tussen partijen is in confesso dat het hierboven onder 2.d. e.v. bedoelde arbeidsreglement geen reglement in arbeidsrechtelijke zin is, maar dat de bepalingen daarvan door incorporatie deel uitmaken van de individuele arbeidsovereenkomsten. Verder zijn partijen het erover eens, dat de arbeidsovereenkomst geen eenzijdig wijzigingsbeding bevat.
4.3.
Desgevraagd heeft SVB ter zitting verduidelijkt dat waar bij de derde maatregel, die ten aanzien van het vakantiegeld, sprake is van opschorting, hiermee niet bedoeld wordt dat dit later alsnog wordt uitgekeerd, maar dat dit over de jaren 2021, 2022 en 2023 vervalt. Net zoals bij eventuele toekomstige herinvoering van indexering en loontreden geen inhaal zal worden gepleegd over de tussengelegen jaren.
Eenzijdige wijziging arbeidsvoorwaarden/toetsingsmaatstaf
4.4.
Gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] (individueel) heeft ingestemd met de toegepaste, voor haar nadelige, maatregelen. Sprake is dus van een eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden. De vraag of SVB bevoegd was om indexering achterwege te laten, geen loontredes toe te kennen en geen vakantiegeld uit te betalen moet worden beantwoord met inachtneming van de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf in zijn arrest van 11 juli 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD1847; Stoof/Mammoet). Deze maatstaf geldt ook bij collectieve wijzigingen (HR 25 november 2022, ECL:NL:2022:1759). Kort gezegd komt die maatstaf erop neer dat gewijzigde omstandigheden aanleiding kunnen zijn voor een aanpassing van de individuele arbeidsrelatie, indien:
i. de werkgever als goed werkgever in die gewijzigde omstandigheden aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de overeenkomst;
ii. het door de werkgever gedane voorstel redelijk is;
iii. aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer kan worden gevergd.
Toetsing
4.5.
Zoals door SVB ook mede aan de hand van overgelegde rapporten en financiële stukken uiteengezet, vindt toetsing plaats tegen de achtergrond dat ook al vóór de COVID 19-pandemie sprake was van een verslechterende situatie, als gevolg van de economische krimp in Curaçao met name vanaf 2017, de verdere vergrijzing van de bevolking, teruglopende premie-inkomsten en de toenemende druk op de door SVB beheerde sociale fondsen. Hierdoor werd de financiële positie van SVB steeds slechter en dreigden grote tekorten bij de sociale fondsen. De corona-pandemie, met de strenge lockdowns van 2020 en 2021, heeft een sterk negatieve verdere impuls aan deze tendenzen gegeven. In 2020 heeft de regering van Curaçao een beroep gedaan op Nederland voor begrotingssteun. Nederland heeft deze steun verleend op verschillende voorwaarden. Een daarvan was – zoals ook vermeld in de considerans van de Landsverordening inkorting arbeidsvoorwaarden 2020 -, dat het totale pakket arbeidsvoorwaarden van het personeel dat werkzaam is in de (semi-) publieke sector met 12,5 % ingekort diende te worden. Hieronder valt ook het SVB-personeel, nu SVB geheel uit publieke middelen bekostigd wordt. Op 18 december 2020 werd door SVB een rapport “Voorstel beheersmaatregelen Sociale Verzekeringsfondsen SVB” gepubliceerd. Behalve dat uit hieruit blijkt dat aanzienlijk bezuinigd wordt op de door SVB verstrekte uitkeringen en verstrekkingen uit de door haar gehouden fondsen en door SVB bekostigde voorzieningen, is in hoofdstuk 9 van dat rapport vermeld dat daarnaast van zojuist genoemde beheersing van 12,5 % op de arbeidsvoorwaarden werd uitgegaan. Op 30 december 2020 werd de Landsverordening inkorting arbeidsvoorwaarden 2020 - die voorziet in een inkorting, met terugwerkende kracht tot 1 juli 2020, van 12,5 % op het totale pakket aan arbeidsvoorwaarden van personen werkzaam voor een ministerie of staatsorgaan, en waarbij onder meer verhoging en indexering van salaris en de lumpsum werden afgeschaft per 1 januari 2021 - , afgekondigd. Waarom geen tweede landsverordening, van toepassing voor overig personeel in de (semi-) publieke sector, zoals dat van SVB, tot stand is gebracht, is door partijen niet toegelicht. Duidelijk is wel, dat SVB zich aan deze bezuinigingsdoelstelling gebonden heeft geacht en deze op andere wijze tot stand heeft willen brengen, al dan niet vooruitlopend op wetgeving (zie ook de onder 2.i . geciteerde notulen).
Het gerecht acht het op zichzelf redelijk dat onder de gegeven omstandigheden de arbeidsvoorwaarden van het eigen personeel, die het overgrote dele vormen van de totale administratie-/beheerskosten van SVB (in 2020 ruim NAf 40,3 miljoen op in totaal ca. NAf 45,9 miljoen), niet op voorhand buiten schot werden gehouden.
4.6.
De directie van SVB is over de voorgenomen bezuinigingen op de arbeidsvoorwaarden met een personeelsvertegenwoordiging, de desbetreffende dienstgroep van (ambtenarenvakbond) ABVO, gaan overleggen. Zoals ter zitting is toegelicht, heeft de directie daarbij verschillende varianten om de voorgenomen bezuinigingsdoelstelling te realiseren, zoals collectief ontslag, een rechtstreekse korting op het vaste (maandelijkse) salaris, het afschaffen van bonussen of een arbeidstijdverkorting van 10% tegen inlevering van 5% op het loon, de revue laten passeren. Deze andere maatregelen werden allemaal minder wenselijk geacht dan het pakket waartoe vervolgens is besloten, met instemming van de aanwezige dienstgroepleden. Nadat de maatregelen bij brief van 19 januari 2021 waren aangekondigd aan het personeel, hebben slechts 17 medewerkers (van de in totaal 270, waarvan 106 lid van de vakbond), onder wie [verzoekster], zich verzet, waarna in februari 2021 een gesprek met de directie volgde. Hierna is het verzet gestaakt.
4.7.
Vanaf medio 2021 werd SVB bovendien geconfronteerd met de eis vanuit de regering van het Land Curaçao (besluit van de Raad van Ministers van 30 juli 2021) dat de beheerskosten van SVB met 23 % moesten worden verlaagd. Het zgn. Schommelfonds moest voor 2022 en 2023 in evenwicht zijn en van verhoging van de Landsbijdrage aan SVB kon geen sprake zijn. De druk werd steeds hoger waarbij ook de van koninkrijkswege opgezette Tijdelijke werkorganisatie en het College financieel toezicht betrokken waren en druk uitoefenden. Uit de notulen van het overleg van 16 november 2021 tussen de directie van de SVB en de ABVO-dienstgroep blijkt niet dat toen nog bezwaar is gemaakt tegen de onderhavige, ingevoerde maatregelen. Qua arbeidsvoorwaarden was alleen een vervroegd uittreden-regeling een discussiepunt. Intussen bleek uit het jaarverslag 2021 dat de ingevoerde maatregelen effect hadden: de eigen personeelskosten waren in 2021 gedaald van ca. NAf 40,3 miljoen tot NAf 37,2 miljoen.
Tegen deze achtergrond heeft de directie van SVB besloten de onderhavige drie maatregelen voor de jaren 2022 en 2023 te handhaven, zoals blijkt uit de brief aan het personeel van 16 mei 2022 (zie hierboven onder 2.n.).
4.8.
Het gerecht acht het op zichzelf redelijk dat eind 2020/begin 2021, onder de penibele financiële omstandigheden waar SVB toen in verkeerde, de arbeidsvoorwaarden van het eigen personeel, die het overgrote deel vormen van de totale administratie-/beheerskosten van SVB (in 2020 ruim NAf 40,3 miljoen op in totaal ca. NAf 45,9 miljoen), niet op voorhand buiten schot werden gelaten. Te meer daar van overheidswege de verplichting werd opgelegd, zij het op dat moment voor SVB-personeel nog niet juridisch bindend, dat op de arbeidsvoorwaarden 12,5 % moest worden bezuinigd. Daarover is met de ABVO-dienstgroep overleg gepleegd en deze heeft met het uiteindelijke pakket ingestemd. Dat hierbij niet de normale binnen ABVO geldende procedure voor onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden is gevolgd, maakt dit niet anders. Ook uit de latere gebeurtenissen komt een beeld naar voren dat de vakbond steeds, zij het schoorvoetend, akkoord is gegaan met de maatregelen.
4.9.
Onder de gegeven omstandigheden is het gerecht van oordeel, dat de invoering van de drie inkortingsmaatregelen over 2021 de toetsing aan zowel het bepaalde in artikel 1.3.1 en 1.3.2 arbeidsreglement als aan de hierboven onder 4.4. genoemde criteria kan doorstaan. Er was immers sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden toen de toch al zwakke financiële positie van SVB door de COVID-pandemie sterk verder werd aangetast, waardoor maatregelen onvermijdelijk waren. Over het voorstel – dat bovendien als ‘marktconform’ kan worden beschouwd, immers overeenkomend met hetgeen voor rechtstreekse overheidsdienaren gold - is bovendien overleg gepleegd en verschillende varianten zijn tegen elkaar afgewogen alvorens tot invoering is besloten. De inkorting van de arbeidsvoorwaarden stond bovendien niet op zichzelf, maar speelde zich af binnen het kader van een veel breder pakket aan besparingsmaatregelen binnen SVB. Het gerecht acht tegen voormelde achtergrond het voorstel redelijk en is van oordeel dat aanvaarding in redelijkheid van de werknemers kon worden gevergd. Mede in aanmerking nemende dat medio 2022 de externe bezuinigingsdruk steeds groter was geworden en de financiële positie van SVB nog niet (flink) verbeterd was, oordeelt het gerecht overeenkomstig over de verlenging van de maatregel over de jaren 2022 en 2023.
4.10.
Voor de maatregel van het achterwege laten van toekenning van een loontrede (bij geen ongunstige beoordeling) geldt bovendien, dat deze zelfstandig kan worden gedragen door de omstandigheid dat ingevolge artikel 4.1. van het arbeidsreglement voor toekenning vereist is, dat sprake is van positieve resultaten van SVB. Dat over voorafgaande jaren wel loontredes zijn toegekend terwijl evenmin sprake was van positieve resultaten, maakt op zichzelf nog niet dat aanspraak bestaat op toekenning.
4.10.
Dit betekent dat de verzoeken van [verzoekster] moeten worden afgewezen.
4.11. [
Verzoekster] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van SVB tot op heden begroot op NAf 1.500 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, aan de zijde van SVB begroot op NAf 1.500,- aan gemachtigdensalaris;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.J. van Leeuwen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.