ECLI:NL:OGEAC:2023:120

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
CUR202300709
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een levenloos geboren kind door de vader en de juridische implicaties daarvan

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben verzoekers, een man en een vrouw, een verzoek ingediend tot erkenning van hun levenloos geboren dochter, [dochter], door de man. De vrouw beviel op [geboortedatum] 2015 na een zwangerschap van 23 weken en 3 dagen van een levenloos kind. Eerder was de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de voornaam van het levenloos geboren kind toe te voegen aan de akte. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 mei 2023 werd duidelijk dat de ambtenaar niet was verschenen, ondanks een verzoek tot aanhouding dat niet correct was ingediend. Het gerecht oordeelde dat de ambtenaar niet had mogen aannemen dat de zaak zou worden aangehouden en besloot om op het verzoek van de ouders te beslissen.

Het gerecht overwoog dat de Curaçaose wet geen mogelijkheid biedt voor de erkenning van een levenloos geboren kind door de vader, wat in strijd is met het recht op family life zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De juridische fictie dat een levenloos geboren kind nooit heeft bestaan, belemmert de erkenning door de vader, wat het gerecht als een inbreuk op de rechten van de ouders beschouwde. Het gerecht concludeerde dat de belangen van de verzoekers zwaarder wegen dan de lacune in de wetgeving en dat de erkenning van een levenloos geboren kind door de vader open moet worden gesteld.

Uiteindelijk gelastte het gerecht de ambtenaar om een akte van erkenning op te maken en de registers van de burgerlijke stand aan te vullen met de gegevens van de man als vader van [dochter]. De beslissing werd op 25 mei 2023 openbaar uitgesproken door rechter K.A.M. Lasten, met de griffier mr. S. Stolk aanwezig.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummer: CUR202300709
Beschikking van 25 mei 2023
inzake:
[DE MAN],de man,
en
[DE VROUW],de vrouw,
wonende te Curaçao,
hierna gezamenlijk: verzoekers.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van Curaçao,
hierna: de ambtenaar.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van verzoekers, ingekomen ter griffie op 9 maart 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 4 mei 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • verzoekers;
  • [naam 1], statenlid.
1.3.
Het gerecht heeft na de mondelinge behandeling kennisgenomen van het aanhoudingsverzoek van de ambtenaar, omdat de ambtenaar meer tijd wenste om de zaak voor te bereiden. Kennelijk heeft de ambtenaar het aanhoudingsverzoek op 3 mei 2023 naar het gerecht gemaild, maar naar een onjuist e-mailadres dat niet (meer) in gebruik is. Op 5 mei 2023, de dag na de mondelinge behandeling, is het aanhoudingsverzoek naar het juiste e-mailadres gestuurd. Hoewel het ongelukkig is dat het gerecht de ambtenaar – mede door de sluiting van het gerecht van 27 april tot en met 1 mei 2023 – pas op 2 mei 2023 heeft opgeroepen voor de mondelinge behandeling, had de ambtenaar er zonder nadere berichtgeving vanuit het gerecht niet van uit mogen gaan dat de zaak zou worden aangehouden zoals door de ambtenaar verzocht. De ambtenaar had tijdens de mondelinge behandeling kunnen verschijnen (of door middel van een vertegenwoordiger) om daar alsnog gemotiveerd om aanhouding te verzoeken. De ambtenaar heeft er desondanks voor gekozen om niet te verschijnen. Daarnaast heeft het gerecht de beschikking al aangezegd tijdens de mondelinge behandeling. Gelet op het voorgaande zal het gerecht de zaak niet aanhouden en beslissen op het verzoek van verzoekers.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op [geboorte datum] 2015 is de vrouw na een zwangerschap van 23 weken en 3 dagen bevallen van dochter [dochter]. Het kindje is levenloos ter wereld gekomen.
2.2.
Bij beschikking van dit gerecht van 5 maart 2020 is de ambtenaar gelast om de voornaam ‘[dochter]’ toe te voegen op de akte levenloos geboren kind. De voornaam van [dochter] is als latere vermelding aan de akte van het levenloos geboren kind toegevoegd.

3.De beoordeling

3.1.
Het gerecht begrijpt het verzoek van verzoekers aldus dat zij verzoeken om [dochter] door de man te laten erkennen als zijn dochter. Verzoekers willen dat die erkenning zichtbaar is op de akte levenloos geboren kind en dat door die erkenning de gegevens van de man als vadergegevens worden toegevoegd op die akte en dat [dochter] de achternaam van haar vader krijgt, namelijk ‘[achternaam vader]’.
3.2.
Op grond van artikel 1:19i lid BW wordt van een kind dat levenloos ter wereld is gekomen, een akte opgemaakt die in het register van overlijden wordt opgenomen. Op grond van artikel 1:20 BW voegt de ambtenaar aan onder hem berustende akten latere vermeldingen toe van onder meer naamskeuze en erkenning. Op grond van artikel 1:24 BW vindt aanvulling van een register van de burgerlijke stand met, onder meer, een daarin ontbrekende akte of latere vermelding op verzoek van belanghebbenden plaats op last van de rechter in eerste aanleg.
3.3.
Het gerecht stelt voorop dat de Curaçaose wet geen mogelijkheid biedt, dan wel belet, om een levenloos geboren kind te erkennen en een naamskeuze te laten plaatsvinden. Artikel 1:2 BW bepaalt immers dat een kind dat dood ter wereld komt, geacht wordt nooit te hebben bestaan. Deze juridische fictie, namelijk dat een levenloos geboren kind voor de wet nooit heeft bestaan, heeft tot gevolg dat er geen erkenning op grond van artikel 1:203 BW kan plaatsvinden door de vader. Echter, ondanks deze juridische fictie, wordt de moeder waaruit het kind is geboren, wel erkend als moeder van het kind en, indien de vader met de moeder is gehuwd, ook de vader.
3.4.
Het gerecht is van oordeel dat het ontbreken van de wettelijke mogelijkheid van erkenning van een levenloos geboren kind door de vader een inbreuk vormt op het recht van family life als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarvoor is het volgende redengevend. Dat er sprake is van family life staat voor het gerecht vast en is in de voormelde beschikking van het gerecht van 5 maart 2020 ook al overwogen. Het was de bedoeling van verzoekers dat de man [dochter], na haar geboorte, zou erkennen en dat zij de geslachtsnaam van de man zou krijgen, zodat daarin tot uitdrukking komt dat zij de dochter van beide ouders is. [dochter] is levenloos ter wereld gekomen en verzoekers wisten niet dat de mogelijkheid bestond om een ongeboren vrucht te erkennen. Inmiddels zijn verzoekers wel gehuwd en hebben hun andere kinderen wel de geslachtsnaam van de man. Dit onderscheid in het gezin wordt door verzoekers als in strijd met hun recht op gezinsleven ervaren. Tijdens de mondelinge behandeling hebben verzoekers betoogd dat het pijnlijk voor hen is dat de man op geen enkel document als vader van [dochter] geregistreerd staat, waardoor het lijkt alsof [dochter] geen vader heeft terwijl de man haar juist erg graag als zijn dochter wil en had willen erkennen. Voor verzoekers maakt [dochter] deel uit van hun gezin en wensen dat die werkelijkheid ook uit de registers volgt.
Daarnaast acht het gerecht het in strijd met het verbod op discriminatie zoals bedoeld in artikel 14 EVRM dat de mogelijkheid om als vader van een levenloos geboren kind te worden erkend, niet bestaat voor een ongehuwde vader, terwijl een (ongehuwde) moeder en gehuwde vader die erkenning wel genieten. Artikel 1:5a lid 2 BW bepaalt immers dat de ouders van een levenloos geboren kind, naamskeuze kunnen doen ten aanzien van de geslachtsnaam van het levenloos geboren kind. Als ouders worden aangemerkt de personen tot wie het kind juridisch in familierechtelijke betrekking staat. De moeder uit wie het kind is geboren is dit van rechtswege (artikel 1:198 BW). De vader, die niet gehuwd is met de moeder uit wie het kind is geboren, wordt pas voor de wet als ouder aangemerkt na juridische erkenning van het kind (artikel 1:199 BW). Een vader van een levenloos geboren kind die niet met de moeder is gehuwd en die niet (tijdig) de ongeboren vrucht als zijn kind heeft erkend, wordt de kans ontnomen om, eenmaal als dit kind levenloos is geboren, nog ooit juridisch als vader van dit kind te worden aangemerkt en dus juridisch in familierechtelijke betrekking tot dit kind te komen te staan. Dit vormt, zoals reeds overwogen, een inbreuk op het recht op family life van de (ongehuwde) vader. Dat dit onderscheid (op grond van geslacht) tussen vaders en moeders gerechtvaardigd is, is gesteld noch gebleken en is daarom ook in strijd met artikel 14 EVRM.
Verzoekers zien niet in wat er op tegen is om hun verzoek toe te wijzen, terwijl dit voor hen een belangrijk onderdeel vormt van het verwerkingsproces van het verlies van hun dochter. Het gerecht ziet ook niet in welk algemeen belang of welk belang van [dochter] zou moeten prevaleren boven het belang van verzoekers bij juridische erkenning van de biologische en sociale werkelijkheid, namelijk de familierechtelijke band tussen [dochter] en zowel haar moeder als haar vader. [naam 1] heeft ter zitting verklaard dat zij inmiddels een voorstel heeft gedaan voor een wetswijziging op dit punt, maar een daadwerkelijk verzoek daartoe is op het moment van de mondelinge behandeling nog niet ingediend. Het gerecht is van oordeel dat niet van verzoekers gevergd kan worden dat het verdere verloop van de indiening van dat wetsvoorstel en een eventueel wetgevingstraject wordt afgewacht, omdat dit waarschijnlijk een traject van jaren zal worden.
3.6.
Gelet op het voorgaande acht het gerecht het niet buiten de rechtsvormende taak van de rechter gelegen om in deze zaak de erkenning door een vader van een levenloos geboren kind open te stellen. De belangen van verzoekers daarbij moeten prevaleren boven de lacune in de wetgeving, althans de belangen gediend bij de juridische fictie dat een levenloos geboren kind geacht wordt nooit te hebben bestaan en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor verzoekers. Het gerecht acht de gevolgen van deze rechterlijke ingreep niet te vergaand of te gecompliceerd. De erkenning door een vader van een levenloos geboren kind heeft immers geen verstrekkendere gevolgen dan die van erkenning van een gehuwde vader als vader van een levenloos geboren kind of (ongehuwde) moeder als moeder van een levenloos geboren kind. Het gerecht zal daarom de erkenning van een levenloos geboren kind door de vader openstellen. Het gerecht verwijst daarbij naar eerdere jurisprudentie van het Hof betreffende de rechtsvormende taak van de rechter (ECLI:NL:OGHACMB:2019:147 en ECLI:NL:OGHACMB:2022:134). In die uitspraken heeft het Hof de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht opengesteld. Het gerecht acht de belangen gemoeid bij het openstellen van de mogelijkheid van erkenning door de vader van een levenloos geboren kind niet minder belangrijk dan de belangen gediend in die procedures. Het gerecht zal artikel 1:2 BW, alleen voor zover dit de erkenning van een vader van zijn levenloos geboren kind doorkruist, als strijdig met artikel 8 en artikel 14 EVRM buiten toepassing laten. Met toepassing van artikel 1:24 en 1:24b BW zal het gerecht de ambtenaar gelasten de registers van de burgerlijke stand aan te vullen met een akte van erkenning van de man van [dochter]. De ambtenaar zal worden gelast om daartoe een akte van erkenning op te maken en deze als latere vermelding aan de akte levenloos geboren kind toe te voegen en op grond daarvan de gegevens van de man als vadergegevens aan de akte levenloos geboren kind van [dochter] toe te voegen. Ook zal het gerecht de ambtenaar gelasten de naamskeuze van verzoekers van de geslachtsnaam van [dochter] ([achternaam vader]) op de akte te vermelden. Het gerecht acht artikel 1:5a lid 2 BW van overeenkomstige toepassing in die zin dat de naamskeuze voor een levenloos geboren kind niet geldt voor de volgende kinderen van dezelfde ouders.

4.4. De beslissing

Het gerecht:
4.1.
gelast de ambtenaar om een akte van erkenning op te maken van de erkenning van de man van [dochter] [de vrouw], geboren op [geboortedatum] 2015 te Curaçao, als zijn kind, de registers van de burgerlijke stand aan te vullen met deze akte en de latere vermelding betreffende de erkenning toe te voegen aan de akte van levenloos geboren kind in het register van overlijden van het jaar 2015, met nummer 200995, en aan de akte de volgende persoonsgegevens van de man als vadergegevens toe te voegen:
OUDERS
Geslachtsnaam vader : [de man]
Voornamen vader : [voornaam vader]
GEBOORTEGEGEVENS OUDERS
Plaats van geboorte vader : Paramaribo, Suriname
Dag van geboorte vader : [geboortedatum] 1977
4.2.
stelt vast dat verzoekers hebben verklaard dat [dochter] de geslachtsnaam ‘[de man]’ zal hebben;
4.3.
gelast de toevoeging van een latere vermelding van de geslachtsnaamwijziging aan de voormelde akte van levenloos geboren kind;
4.4.
draagt de griffier op niet eerder dan zes weken na de dag van deze beschikking – en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Curaçao;
4.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.A.M. Lasten, rechter, en op 25 mei 2023 in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier mr. S. Stolk.