In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van Dental Spa B.V. tegen de beschikking van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 24 januari 2022, waarbij de SVB besloot om behandelkosten tot een totaalbedrag van NAf 628.122,50 terug te vorderen van de bij Dental Spa werkzame tandarts X. Het Gerecht moet eerst vaststellen of Dental Spa ontvankelijk is in haar beroep, aangezien de beschikking aan X was gericht. Het Gerecht concludeert dat het beroep van Dental Spa als een beroep van X moet worden beschouwd, omdat beide partijen een financieel belang hebben bij de beschikking. Het Gerecht oordeelt dat het niet-ontvankelijk verklaren van Dental Spa zou getuigen van excessief formalisme.
Vervolgens beoordeelt het Gerecht de beroepsgronden van X tegen de bestreden beschikking. X stelt dat de SVB van onjuiste feiten is uitgegaan en dat er geen wettelijke grondslag voor de terugvordering is. Het Gerecht verwerpt deze gronden en stelt vast dat de SVB bevoegd is om onverschuldigd betaalde declaraties terug te vorderen. Het Gerecht concludeert dat de SVB het teruggevorderde bedrag terecht heeft geïnd, en dat de beroepsgronden van X niet slagen. De uitspraak van het Gerecht is dat het beroep van Dental Spa ongegrond is verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.