Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
‘de Inspecteur der Belastingen Curaçao (…) te deze vertegenwoordigd door de heer [C], hierna te noemen “Inspecteur der Belastingen”.’De vaststellingsovereenkomst is
‘Namens Belanghebbende’ondertekend door
‘De heer [A]’en
‘Namens de Inspecteur der Belastingen Curaçao’door
‘De heer [C]’. In de vaststellingsovereenkomst is overeenstemming bereikt over een aantal (maar niet alle) discussiepunten met betrekking tot de winstbelasting 2009 tot en met 2012.
‘De Inspecteur der Belastingen, mevr. [D]’aan [C] een brief afgegeven met als onderwerp:
‘Mandaat om in het kader van de belastingheffing namens de Inspecteur te handelen’.In dit mandaat is het volgende opgenomen.
4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL
Gerecht: SBAB).
‘niet zijn ambtenaren in de zin van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften: a. zij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten (…).’[C] is dus geen ambtenaar. Uitgaande van een zuiver grammaticale interpretatie kan aldus op grond van artikel 2a ALL aan hem geen mandaat verleend worden.
‘personen [4] die belast zijn met de uitvoering van de ALL of de heffingsverordeningen’en om de mandaatverlening aan
‘medewerkersmet de invordering belast’en medewerkers van de SBAB te stroomlijnen. Het Gerecht constateert dat in de Memorie van Toelichting de begrippen ‘ambtenaar’ en ‘medewerker’ of ‘personen’ door elkaar heen gebruikt worden. Er wordt daarin ook niet uitgelegd waarom mandatering beperkt zou moeten blijven tot alleen ambtenaren. De mandatering moet slechts beperkt blijven tot
‘personen(…) die daartoe opgeleid zijn en geschikt bevonden zijn’.
‘gelijkluidend zijn aan de uitspraken die reeds zijn gedaan’. Het Gerecht is van oordeel dat, omdat belanghebbende door de gestelde niet-bevoegdheid niet is benadeeld en [D] de vaststellingsovereenkomst en de uitspraken op bezwaar als het ware heeft bekrachtigd, deze (of de rechtsgevolgen ervan) in stand dienen te blijven. Dat bepalingen als de in Nederland geldende artikelen 6.22 [6] en 8.72, lid 3, letter a [7] , Algemene wet bestuursrecht (AWB) hier ontbreken doet daar naar het oordeel van het Gerecht niet aan af.