ECLI:NL:OGEAC:2022:46

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
CUR202004199, CUR202004197 en CUR202004201
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging van gezag en omgangsregeling in een complexe voogdijzaak met beschuldigingen van seksueel misbruik

In deze beschikking van 21 maart 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een complexe voogdijzaak tussen een vader en een moeder over het gezag en de omgang met hun minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door mr. S.I. Da Costa Gomez, verzocht primair om alleen met het gezag over het kind belast te worden en subsidiair om te bepalen dat het hoofdverblijf van het kind bij hem zou zijn. De moeder, vertegenwoordigd door mr. S.A.T. Ayubi-Haakmeester, verzet zich hiertegen. De procedure is voortgevloeid uit eerdere beschikkingen, waaronder een ondertoezichtstelling van het kind en beschuldigingen van seksueel misbruik die door beide ouders tegen elkaar zijn geuit.

De rechter heeft vastgesteld dat de situatie van het kind sinds de eerdere beschikking van 21 januari 2021 aanzienlijk is gewijzigd. Het kind is in een pleeggezin geplaatst en heeft beperkte omgang met de vader. De vader heeft ingestemd met een kinderalimentatie van NAƒ600 per maand. De rechter heeft de rol van de Voogdijraad benadrukt en heeft aangegeven dat er nader onderzoek nodig is naar de beschuldigingen van seksueel misbruik, die de procedure zijn gaan overheersen. De rechter heeft de Voogdijraad opgedragen om een aanvullend rapport op te stellen, waarin ook de verklaringen van relevante derden worden meegenomen.

De beschikking bevat ook richtlijnen voor de verdere procedure, waaronder de verplichting voor beide ouders om mee te werken aan het onderzoek van de Voogdijraad. De rechter heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en heeft de alimentatieverplichting van de vader bevestigd. De beschikking is uitgesproken door rechter F.J.F. Gerard en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
zaaknummer: CUR202004199, CUR202004197 en CUR202004201
Beschikking van 21 maart 2022
inzake het verzoek van:

[VADER],

wonende te Curaçao,
verzoeker, hierna: de vader,
gemachtigde: mr. S.I. Da Costa Gomez,
tegen

[MOEDER],

wonende te Curaçao,
verweerster, hierna: de moeder,
gemachtigde: mr. S.A.T. Ayubi-Haakmeester.

De procedure

1. Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar wat daarover is overwogen in de beschikking van 21 januari 2021. Het vervolg blijkt uit:
  • het evaluatierapport van de gezinsvoogd, ingekomen op 4 november 2011,
  • het rapport van de Voogdijraad van 11 november 2021,
  • de akte financiële gegevens zijdens de vrouw van 16 december 2021,
  • de akte niet dienen financiële gegevens zijdens de man,
  • de voortzetting van de mondelinge behandeling op 20 januari 2022, waarbij zijn
verschenen de partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad, en waarbij de vader een schriftelijke toelichting heeft overgelegd.
2. De uitspraak is nader bepaald op heden.

De verdere beoordeling

3. De situatie is sinds de beschikking van 21 januari 2021 aanzienlijk gewijzigd. De minderjarige – hierna: [kind] - is immers op verzoek van de Voogdijraad bij beschikking van 5 juli 2021 voorlopig onder toezicht gesteld en in een pleeggezin geplaatst en bij beschikking van 14 juli 2021 definitief onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Die uithuisplaatsing is opgeheven bij beschikking van dit gerecht van 12 november 2021. Sindsdien heeft [kind] feitelijk haar hoofdverblijfplaats bij de moeder en heeft ze zeer beperkt omgang met de vader.
4. In deze procedure dienen beslissingen te worden genomen op de verzoeken terzake het gezag (de ouders hebben thans gezamenlijk gezag), de omgang en de kinderalimentatie.
Kinderalimentatie
5. De vader heeft ter zitting ingestemd met de verzochte kinderalimentatie van NAƒ600 per maand. Het gerecht zal dienovereenkomstig beslissen.
Gezag
6. Bij beschikking van 12 mei 2016 is het gezag over [kind] gewijzigd aldus dat beide ouders met de uitoefening van het gezag over haar zijn belast.
7. De vader verzoekt primair alleen met het gezag over [kind] te worden belast en subsidiair te bepalen dat haar hoofdverblijfplaats bij hem zal zijn. Hij stelt daartoe, samengevat, dat de ouders ernstige communicatieproblemen hebben en dat de moeder niet in staat is om de zorg en opvoeding van [kind] op een goede en verantwoordelijke wijze in te vullen. In dat verband beschuldigt de vader de moeder ervan dat zij een drankprobleem heeft, afspraken niet nakomt of op het laatste moment wijzigt, [kind] slaat en zonder rijbewijs met [kind] in de auto rijdt.
8. Ingevolge artikel 1:253n lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Als dan bepaalt de rechter aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt.
9. Naar het oordeel van het gerecht is evident sprake van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de situatie in mei 2016. De verhoudingen zijn inmiddels zo geëscaleerd dat sprake is/was van ernstige beschuldigingen (en aangiftes bij de politie) over en weer – onder meer van seksueel misbruik van [kind] door de vader, respectievelijk de partner van de moeder - en dat er een ondertoezichtstelling nodig was.
10. Het door de vader gewenste eenhoofdig gezag komt slechts in aanmerking indien zulks in het belang van het kind wenselijk is. [1] Toepassing van het (Nederlandse) klem of verloren-criterium dan wel het noodzakelijkscriterium is, anders dan de vader meent, niet aan de orde.
11. De Voogdijraad adviseert in zijn rapport, voor zover hier van belang:
de moeder wordt belast met het gezag over [kind];
de ondertoezichtstelling wordt gehandhaafd;
[kind] krijgt individuele psychologische hulp van een door de gezinsvoogd geadviseerde psycholoog;
e moeder en haar partner krijgen opvoedingsondersteuning van een door de gezinsvoogd geadviseerde hulpverlener;
de moeder krijgt individuele hulpverlening;
de moeder werkt mee aan de omgangsregeling tussen [kind] en de vader;
de gezinsvoogd regelt die omgang, superviseert en ziet toe.
12. De Voogdijraad baseert zijn advies mede op het evaluatierapport van de gezinsvoogd, dat in een bijlage een uitvoerig verslag van de kinderpsycholoog S. Tielman bevat.
Met name de rapportage van de kinderpsycholoog liegt er niet om. Het gerecht hecht hieraan waarde aangezien zij, ook al is zij door de vader ingeschakeld en betaald, als neutraal aan te merken valt en bij haar behandeling uitsluitend het belang van [kind] voor ogen heeft. Uit de rapportage blijkt dat (a) de vader manipuleerde, onder meer om onderzoeken en behandelingen op een voor hem gunstige wijze te laten verlopen, (b) afspraken met de behandelaar niet nakwam, (c) stalkinggedrag vertoonde, en (d) zelfs bedreigingen uitte. Uit het rapport van de kinderpsycholoog blijkt dat zij de vader heeft gewaarschuwd dat zijn houding de behandeling van [kind] bemoeilijkte en dat zij uiteindelijk door het gedrag van de vader die behandeling heeft stopgezet. De vader heeft door zijn gedrag ten opzichte van de kinderpsycholoog evident in strijd met de belangen van [kind] gehandeld.
Het manipulatieve gedrag van de vader blijkt ook uit het rapport van de Voogdijraad. Hij verklaart en suggereert veel van wat na onderzoek niet blijkt te kloppen. Het gerecht noemt als voorbeelden de gestelde zorgmeldingen vanuit de school en zijn onjuiste suggestie tegenover de kinderpsycholoog dat de Voogdijraad haar had aangewezen als degene die had geadviseerd om [kind] uit huis te plaatsen.
13. Verder is gebleken dat de vader vaak eigenmachtig, zonder instemming van de moeder, handelt. Als voorbeelden noemt het gerecht het contact met de kinderpsycholoog, het herhaaldelijk zonder overleg inschakelen van medici, bijvoorbeeld voor delicaat inwendig onderzoek van [kind], en het niet terugbrengen van [kind] naar de moeder na het onderzoek van haar door dr. Manshande (hoewel die in zijn verslag (produktie 3 pleitnota 14 januari 2021) adviseert een rechterlijke uitspraak of een advies van de Voogdijraad te vragen).
14. Extra zorgelijk in deze zaak is dat het dossier bezwaren tegen beide ouders bevat, dus ook tegen de moeder. Het gerecht verwijst naar de verklaringen van [kind] dat zij zich bij beide ouders niet veilig voelt en angst en woede ten opzichte van beide ouders heeft/had en naar de terugkoppeling van de psycholoog aan de Voogdijraad over de speltherapie, waarin [kind] heeft aangegeven dat zij niemand heeft die haar beschermt, ook de moeder niet omdat die niet naar haar luistert en niet voor haar kiest (p. 5 rapport Voogdijraad).
De moeder heeft bovendien tegenover de gezinsvoogd erkend dat zij niet voldoende aandacht aan [kind] heeft besteed en aan haar werk de prioriteit gaf (vandaar het advies van de Voogdijraad tot opvoedingsondersteuning en andere individuele hulpverlening.)
15. Namens de vader is ter zitting van 20 januari 2022 terecht aangevoerd dat er in deze procedure en bij het onderzoek door de Voogdijraad meer aandacht is besteed aan de aantijgingen aan zijn adres dan aan de verwijten en beschuldigingen die de vader (al eerder) in de richting van de moeder heeft geuit. In dit verband is tevens van belang dat hij terzake de onder 7 genoemde beschuldigingen een uitdrukkelijk bewijsaanbod heeft gedaan (p. 2 pleitnota zitting 14 januari 2021). Daarmee is in deze procedure nog niets gebeurd en de Voogdijraad heeft dus ook niks met het gestelde extra bewijsmateriaal kunnen doen. Ter zitting van 14 januari 2021 heeft de raadsman van de vader bovendien verklaard over veel meer bewijzen te beschikken.
16. Een en ander vormt aanleiding voor een nader onderzoek en een aanvullend rapport door de Voogdijraad. Mede naar aanleiding van de stellingen van de vader verwacht het gerecht dat de Voogdijraad in elk geval ook met de grootmoeder moederszijde praat om te onderzoeken of die relevante informatie heeft.
17. Voorts zal het gerecht de vader in de gelegenheid stellen bij akte alsnog het onder 15 bedoelde bewijsmateriaal over te leggen, alsmede de door hem aan de Voogdijraad toegezegde medische verklaring dat hij een incontinentieluier moet dragen. Die verklaring, bedoeld om te weerleggen dat hij naakt in de kamer van [kind] komt, heeft hij ook na rappel van de raadsonderzoeker niet overgelegd. Het gerecht merkt in dit verband op dat zo’n verklaring alleen zinvol is als daaruit blijkt dat de vader ook voor korte periodes niet zonder incontinentieluier kan, iets wat het gerecht vooralsnog onwaarschijnlijk voorkomt.
In dit verband overweegt het gerecht tot slot dat het onder 12 en 13 en op vele andere plekken in het dossier (door anderen dan de moeder) beschreven gedrag van de vader en diens uitlatingen aanknopingspunten bevatten voor het vermoeden dat hij een psychologische of psychiatrische behandeling ondergaat of heeft ondergaan. Het gerecht verzoekt de vader zich in de akte hierover uit te laten, en als sprake is van een behandeling daarover nadere informatie te verschaffen.
18. Gaandeweg de procedure zijn de beschuldigingen van seksueel misbruik over en weer de procedure gaan overheersen, hetgeen heeft geleid tot de ondertoezichtstelling van [kind]. Dat sprake is (geweest) van seksueel misbruik staat echter niet vast. Kinderpsycholoog Tielman, die door de vader juist is ingeschakeld vanwege zijn verdenking van seksueel misbruik, heeft niet kunnen constateren dat [kind] door iemand is misbruikt. Zij heeft wel vastgesteld dat [kind] voor haar leeftijd over bovengemiddeld veel seksuele kennis beschikt en dat niet duidelijk is hoe dat komt.
De vader stelt het als zijn plicht te zien om zijn dochter goed voor te bereiden op haar toekomst, onder meer om misbruik te voorkomen. Of hij daarmee [kind] heeft geschaad, is onduidelijk, want uit het dossier blijkt niet dat bedoelde bovengemiddelde kennis schadelijk is voor haar. wat daar ook van zij, de vader heeft over deze wijze van opvoeding niets afgestemd met een deskundige of met de moeder, wat gelet op de gevoeligheid van het thema, hoe dan ook gepast en wenselijk zou zijn geweest (een ander voorbeeld van eigenmachtig handelen).
19. De Voogdijraad vermeldt omtrent het gestelde seksueel misbruik zelf buitengewoon weinig: alleen een citaat uit een brief van kinderpsycholoog Tielman dat zij niet heeft kunnen constateren dat [kind] door iemand is misbruikt.
Het dossier bevat echter meer verklaringen.
  • de verklaring van dr. Manshande over tijdens zijn onderzoek gedane verklaringen van [kind] over seksueel misbruik door de partner van de moeder (produktie 3 pleitnota 14 januari 2021),
  • de verklaring van maatschappelijk werker [naam 1] van de Stichting tegen Kindermishandeling, die na een gesprek met [kind] concludeerde dat (a) de vriend van de moeder [kind] seksueel misbruikte, (b) dat de moeder daarvan wist, en (c) dat dit overeenkomt met bevindingen van de artsen (produktie 8 pleitnota 14 januari 2021),
  • de verklaring van de gezinsvoogd dat de agenten [naam 2] en de [naam 3] van het Bureau Jeugd- en Zedendelicten (hierna: BJJZD) haar hebben verteld dat studioverhoor heeft uitgewezen dat geen sprake was van seksueel misbruik door de partner van de moeder.
20. Het gerecht verwacht van de Voogdijraad een zelfstandig onderzoek naar de beschuldigingen van seksueel misbruik en advisering hoe daarmee moet worden omgegaan. Niet gebleken is dat de Voogdijraad heeft gesproken met de medewerkers van het BJZD, dr. Manshande en mw. [naam 1]. De Voogdijraad heeft ook aan de verklaringen van Manshande en [naam 1] geen aandacht besteed.
Naar het oordeel van het gerecht mag bij het voorhanden zijn van al deze informatie van de Voogdijraad worden verwacht dat hij in zijn rapport verklaart dat, en zo ja: waarom, de Voogdijraad meer waarde hecht aan de mededeling van de gezinsvoogd over het oordeel van de agenten van BJZD na het studioverhoor dan aan de verklaringen van [kind] bij dr. Manshande en bij mw. [naam 1]. Daarbij betrekt het gerecht dat de informatie van de gezinsvoogd informatie uit de tweede hand is. Daarmee behoort sowieso al behoedzaam te worden omgegaan, maar zeker bij advisering over zulke gevoelige zaken als seksueel misbruik, brengt de onderzoekstaak van de Voogdijraad mee dat hij eigen onderzoek verricht om de juistheid van dergelijke informatie te verifiëren. Uit het rapport blijkt niet dat de Voogdijraad dat heeft gedaan. Wel heeft hij verwezen naar informatie van de gezinsvoogd, maar die heeft geen onderzoekstaak (en heeft in haar evaluatierapport ook alleen maar volstaan met het overnemen van een mededeling van agenten van BJZD.)
In dit verband acht het gerecht het tevens wenselijk dat de Voogdijraad onderzoekt of dr. Faries – die bij brief van 13 januari 2021 (produktie 2 verweerschrift) heeft geweigerd medische informatie over [kind] aan de moeder te verschaffen - relevante informatie heeft. Dr. Faries schrijft in haar brief immers dat zij informatie over [kind] heeft.
21. Namens de Voogdijraad is ter zitting de overtuiging uitgesproken dat de vader [kind] heeft misbruikt en dat dat de reden vormt voor de aangifte.
Het gerecht overweegt dat het dossier aanwijzingen bevat voor gedrag van de vader dat een gezonde en veilige ontwikkeling van [kind] bedreigt.
Zo heeft de gezinsvoogd beschreven hoe de vader en [kind] bij de contactmomenten elkaar op een ongebruikelijke (en naar de overtuiging van het gerecht ongepaste) intieme manier benaderen. De gezinsvoogd heeft ook verklaard over door [kind] op verschillende momenten gedane verklaringen over seksuele benadering van haar door de vader (p. 14 rapport Voogdijraad en p. 7 rapport gezinsvoogd).
Onduidelijk is echter op grond waarvan de Voogdijraad er van overtuigd is geraakt dat [kind] seksueel is misbruikt en dat dat door de vader is gebeurd. Ook dit zal de Voogdijraad in het aanvullend rapport dienen te onderbouwen.
22. Het gerecht begrijpt dat er inmiddels (ook) aangifte tegen de vader is gedaan. Het gerecht wenst te vernemen wat het vervolg hiervan is (een nieuw onderzoek, zoals de medewerkers van het Bureau Jeugd- en Zedendelicten tegenover de gezinsvoogd hebben gesuggereerd?).
23. Kinderpsycholoog Tielman heeft voortzetting van de behandeling door Skuchami of Yudaboyo geadviseerd. Het gerecht verzoekt de Voogdijraad bij het aanvullend rapport een tussentijdse actuele rapportage over te leggen, dan wel de belangrijkste elementen daarvan in het aanvullend rapport te verwerken.
24. Uit het voorgaande volgt dat de Voogdijraad nader onderzoek dient te verrichten en daarbij dient te betrekken:
  • het door de vader bij akte overgelegde bewijsmateriaal,
  • de door de grootmoeder moederszijde (en eventuele andere informanten) verschafte informatie,
  • het gestelde seksuele misbruik, met aandacht voor de onder 19 bedoelde verklaringen en de door dr. Faries verschafte informatie, alsmede een onderbouwing van de overtuiging dat de vader [kind] heeft misbruikt,
  • de ten behoeve van de veiligheid van [kind] te nemen maatregelen,
  • de behandeling van [kind],
  • het vervolg op de aangifte tegen de vader.
Beide ouders zullen moeten meewerken aan het (nadere) onderzoek. Voor zover zij dat niet doen, handelen zij in strijd met het belang van [kind].
25. De procedure wordt voortgezet met een akte namens de vader. De moeder zal daarop kunnen reageren. Het gerecht zal hiervoor korte termijnen hanteren, zodat de Voogdijraad hiermee bij het aanvullend onderzoek rekening kan houden en dat onderzoek niet teveel wordt vertraagd.
Het is de bedoeling het aanvullend rapport met advies tijdens een mondelinge behandeling in de eerste helft van juli 2022 te bespreken. Het ligt in de rede dat als wordt verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen, dat verzoek tijdens dezelfde zitting zal worden behandeld.
omgang
26. In de beschikking van 21 januari 2021 heeft het gerecht de in de beschikking van 12 mei 2016 vastgelegde omgangsregeling gewijzigd in die zin dat [kind] elke week van woensdag 17:00 uur tot zondag om 07:30 uur bij de vader zal doorbrengen. Sinds de
opheffing van de uithuisplaatsing is de omgang beperkt tot beperkt begeleid contact.
27. Ook voor het verzoek inzake de zorg/omgangsregeling acht het gerecht meer informatie nodig, in het bijzonder van de gezinsvoogd. Die wordt verwacht aanwezig te zijn bij de voortzetting van de mondelinge behandeling teneinde die informatie te kunnen verschaffen.

De beslissing

Het gerecht:
a. verwijst de zaak naar de rolzitting van 7 april 2022 om 8.30 uur voor akte overlegging bewijsstukken door de vader (in tweevoud: zowel voor het gerecht als voor de Voogdijraad),
bepaalt dat de moeder daarop bij akte kan reageren op de rolzitting van 21 april 2022 om 8.30 uur,
verzoekt de Voogdijraad op de rolzitting van 23 juni 2022 om 8.30 uur een aanvullend rapport met advies over te leggen conform het overwogene onder 24,
bepaalt de voortzetting van de mondelinge behandeling op donderdag 7 juli 2022 om 11.00 uur,
bepaalt dat de griffier de gezinsvoogd oproept voor deze zitting,
bepaalt dat de vader
[naam vader]met ingang van 1 januari 2022, in de toekomst telkens bij vooruitbetaling, aan de moeder NAf 600 per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van
[kind], geboren op [geboortedatum] 2014 te Curaçao,
verklaart de beschikking onder f uitvoerbaar bij voorraad,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.F. Gerard, rechter, en op 21 maart 2022 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.GHvJ 9 maart 2021, ECLI:NL:OGHACMB:2021:83