Verschenen zijn de curator, de advocaat mr. D.M. Douwes en de heer […] namens schuldeiseres CTM, de advocaat mr. R.E.F.A. Bijkerk namens schuldeisers […], ]…], […], […] en […], en de advocaat mr. A.C. Small namens Cyberluck.
De r-c constateert dat de gefailleerde zelf (een bestuurder) niet is verschenen.
De curator legt een geactualiseerde lijst van voorlopig erkende en voorlopig betwiste vorderingen over. Op deze lijst is de vordering van Cyberluck door de curator alsnog betwist en is een nagekomen concurrente vordering van schuldeiser ([…]) toegevoegd.
Geen van de aanwezigen maakt bezwaar tegen toelating van […]’s vordering tot de verificatie.
De r-c leest de lijst voor.
De curator zegt desgevraagd bij zijn erkenningen en betwisting te blijven.
De curator vordert wel dat de schuldeisers met vorderingen terzake niet-uitbetaalde winsten (hierna: ‘de gokkers’) hun vordering onder ede bevestigen. Mr. Bijkerk zegt dat zijn cliënten daartoe bereid zijn. Verder zijn er op dit punt geen opmerkingen.
De vordering van Cyberluck betwist de curator in de eerste plaats met een beroep op verrekening met het boedeltekort waarvoor Cyberluck ingevolge de vonnissen van het gerecht en het hof aansprakelijk is. Ook wijst de curator erop dat de vordering van Cyberluck een boedelvordering betreft (proceskosten die ten laste van de curator aan Cyberluck zijn toegewezen in het incidenteel appel) die niet op de verificatievergadering thuishoort.
Mr. Small zegt dat nog maar valt te bezien of de curator een vordering op Cyberluck heeft. Volgens hem is te betwijfelen of de gokkers bestaande personen zijn en of zij daadwerkelijk iets te vorderen hebben.
De r-c merkt op dat Cyberluck in haar hoedanigheid van (vermeend) boedelschuldeiser niet in de positie is om op deze vergadering vorderingen te betwisten. Maar dat evident is dat Cyberluck er bij belang bij heeft, als hoofdelijk aansprakelijke voor het boedeltekort, dat dat boedeltekort niet uit fopvorderingen bestaat, dat Cyberlucks positie in die zin is te vergelijken met die van de gefailleerde in artikel 122 Faillissementsbesluit (Fb) en dat Cyberlucks bezwaar in het p-v zal worden vermeld.
Mr. Douwes verzoekt de curator om een kopie van de stukken die de gokkers aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd. Op basis daarvan kan CTM dan beoordelen of zij, als mede-schuldeiseres, vorderingen van de gokkers al dan niet wil betwisten. Mr. Bijkerk zegt dat zijn cliënten geen bezwaar hebben tegen inwilliging van het verzoek van mr. Douwes. Zowel de curator als mr. Bijkerk benadrukken dat Cyberluck en Carmanco/CTM zelf over alle gegevens moeten beschikken en beschikken. De curator zegt alleen maar tegenwerking van hen te hebben ondervonden en dat hij niet genegen is om in dit stadium van verificatie te laten zien welke onderbouwing de gokkers hebben aangeleverd en om daarmee ‘cherry picking’ door Cyberluck en Carmanco/CTM mogelijk te maken. De curator wil verdere vertraging voorkomen. Volgens hem zou sprake zijn van misbruik van recht als CTM voor haar vorderingetje van USD 535 vorderingen van andere schuldeisers zou betwisten en daarmee renvooiprocedures in gang zou kunnen zetten. De curator verwijst naar een uitspraak van de Rechtbank ‘s Hertogenbosch (ECLI:NL:RBSHE:2007:BB4817). Mr. Bijkerk valt de curator hierin bij. Hij biedt mr. Douwes daarbij herhaaldelijk een envelop aan waarin volgens mr. Bijkerk het bedrag van CTM’s vordering zit. Mr. Douwes neemt die envelop niet aan. De curator doet verslag van de toestand van de boedel. Hij verwijst naar zijn derde openbaar verslag en zegt dat het ernaar uit ziet dat een schadestaatprocedure zal volgen tegen Cyberluck en Carmanco.
De r-c zegt dat de aanwezigen volgende week bericht krijgen met een beslissing over de geschilpunten en over het vervolg.