RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Faillissementsnummer 06/461 F
Beroep beslissing rechter-commissaris ex artikel 67 lid 1 van de Faillissementswet.
Deze beschikking wordt gegeven naar aanleiding van het op 13 augustus 2007 ter griffie van deze rechtbank ingediende beroepschrift ex artikel 67 lid 1 van de Faillissementswet (Fw) door de procureur mr. S.M.M. van Dooren namens:
1. de vennootschap onder firma Culinair Café Tiglio v.o.f.,
gevestigd te Oisterwijk;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RDS Repro
’s-Hertogenbosch B.V.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch.
hierna ook te noemen appellanten.
1.1. Bij vonnis van deze rechtbank van 19 juli 2006 is het faillissement uitgesproken van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ULTIMATE EVENTS B.V.,
statutair gevestigd te Helvoirt,
kantoorhoudende te 5061 HV Oisterwijk, De Lind 67 G,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Eindhoven onder nummer 16055760,
met benoeming van mr. P.A.M. Penders, rechter in deze rechtbank, tot rechter-commissaris en mr. A.A.M. Deterink tot curator.
1.2. Bij beslissing van 7 augustus 2007 heeft de rechter-commissaris in bovengenoemd faillissement de door de curator voorlopige erkende en de door Culinair Café Tiglio en RDS Repro betwiste vorderingen onvoorwaardelijk overgebracht naar de lijst van erkende vorderingen.
1.3. Tegen deze beslissing hebben appelanten op 13 augustus 2007 beroep aangetekend.
1.4. Dit beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank d.d. 12 september 2007. Appellanten hebben zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mrs. S.M.M. van Dooren en M.W.J. van Ingen. Namens de curator is mr. W.J.B. Berendsen ter zitting verschenen, die daar een verweerschrift heeft ingediend. Ter zitting heeft hij de hoofdlijnen uit dat verweerschrift uiteengezet.
2.1. Aan de beslissing om de door appellanten bestreden vorderingen onvoorwaardelijk over te brengen naar de lijst van erkende vorderingen, heeft de rechter-commissaris – kort en zakelijk weergegeven – de volgende (kern)overwegingen ten grondslag gelegd.
2.1.1. De rechter-commissaris heeft de overtuiging dat [V], de middellijk aandeelhouder van de failliete vennootschap, appellanten bereid heeft gevonden zich door zijn advocaat te laten vertegenwoordigen en namens hem ter verificatie een groot aantal vorderingen te betwisten met geen ander doel dan het bewerkstelligen van een renvooiprocedure daar waar [V] zelf die mogelijkheid niet heeft. Appellanten misbruiken aldus hun recht. Zij kunnen naar het oordeel van de rechter-commissaris hun bevoegdheid tot betwisting van de vorderingen niet inroepen.
2.1.2. Artikel 119 Fw biedt geen oplossing voor betwistingen door crediteuren (…) die enkel tot doel hebben het naar de renvooiprocedure laten verwijzen van vorderingen in het belang van de failliet, zodat voorwaardelijke erkenning van de betwiste vorderingen in het onderhavige geval geen soulaas biedt.
3.1. Appellanten hebben – samengevat - het navolgende naar voren gebracht.
3.2.1 Appellanten zijn van mening dat de rechter-commissaris zich een bevoegdheid heeft aangematigd waarin de wet niet voorziet. De wet geeft een voorziening tegen ongemotiveerde en chicaneuze betwisting van vorderingen door een schuldeiser – zo daarvan in casu al sprake zou zijn, wat door appellanten wordt betwist – te weten de voorwaardelijke toelating van de betwiste vorderingen. De wet kent niet de mogelijkheid om een dergelijke betwisting van de hand te wijzen.
3.2.2. Naar de mening van appellanten heeft de rechter-commissaris uit het oog verloren dat appellanten een eigen belang hebben bij betwisting van de litigieuze vorderingen. Immers de ingediende schuldenlast bedraagt € 478.084,32. Indien de betwistingen in de renvooiprocedures worden gehonoreerd dan resteert een schuld van minder dan € 50.000,- en kunnen alle overgebleven schuldeisers naar verwachting volledig worden voldaan Appellanten betwisten dat er sprake is van onoorbare of ontoelaatbare opzet, geregisseerd door of namens [V], met het enkele doel renvooiprocedures te bewerkstelligen daar waar [V] zelf die mogelijkheid niet heeft.
3.2.3. Appellanten zijn van mening dat de rechtbank het verweerschrift niet bij haar beoordeling behoort te betrekken en uitsluitend uit moet gaan van de mondelinge toelichting die mr. Berendsen ter zitting heeft gegeven. Het verweerschrift sluit onvoldoende aan bij die toelichting.
4.1. [V] probeert koste wat kost een aanvraag van zijn eigen faillissement te voorkomen en heeft appellanten bewogen om misbruik van bevoegdheid te maken door samen met [V] nagenoeg alle vorderingen te betwisten. Dit leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de afwikkeling van onderhavig faillissement en levert [V] de door hem gewenste tijdswinst op omdat de schuldpositie van de failliete BV nog niet kan worden vastgesteld zolang er renvooiprocedures lopen. De curator kan [V] eerst aansprakelijk stellen en het onderhavig faillissement afwikkelen nadat de schuldpositie van de failliete BV definitief in kaart is gebracht.
4.2. De thans door appellanten betwiste vorderingen zijn keihard, getuige ook de indicaties die rechtbank en hof hiervoor hebben gegeven in de overwegingen in het vonnis respectievelijk arrest waarbij het faillissement van Ultimate Events is uitgesproken respectievelijk bekrachtigd. Voorkomen moet worden dat de belangen van de gezamenlijke crediteuren worden aangetast door chicaneuze handelingen van appellanten. Dat daarvan sprake is volgt uit de omstandigheid dat de raadsman van [V] tijdens de verificatievergadering van 1 augustus jl ineens ook appellanten bleek te vertegenwoordigen. Daarbij komt dat er geen rationele of economische redenen zijn voor appellanten om tot betwisting van de vorderingen over te gaan en zij de kans lopen maar liefst 16 renvooiprocedures te moeten voeren. Tiglio heeft namelijk een vordering ter verificatie ingediend van slechts € 398,60 en ook de door RDS ingediende vordering is relatief bescheiden (€ 7.536,91). Bovendien heeft RDS een jarenlange relatie met [V].
4.3. De curator onderschrijft, op basis van de hiervoor neergelegde overwegingen, volledig de door de rechter-commissaris gegeven beschikking, waartegen appellanten zich hebben gekeerd in hun beroep. Strikte toepassing van de artikelen 119 jo 125 Fw geeft in het onderhavige geval, waarin sprake is van bij uitstek chicaneuze betwistingen, een onbevredigende oplossing, Voorwaardelijke toelating is niet afdoende omdat dan nog steeds verwezen moet worden naar de renvooiprocedure. In het belang van het waarborgen van een efficiënt beheer en een efficiënte vereffening van de failliete boedel komen de rechter-commissaris verregaande bevoegdheden toe, waaronder de bevoegdheid om crediteuren die hun bevoegdheid misbruiken die bevoegdheid te ontzeggen.
5.1. De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 67 lid 1 van de Fw tegen alle beschikkingen van de rechter-commissaris gedurende vijf dagen hoger beroep op de rechtbank mogelijk is, te rekenen vanaf de dag waarop de beschikking is gegeven.
Het beroepschrift van appellanten, gedateerd 10 augustus 2007, is op 13 augustus 2007 ter griffie van deze rechtbank binnengekomen en derhalve binnen de in artikel 67 lid 1 Faillissementswet gestelde termijn ontvangen. Appellanten kunnen derhalve in hun beroep worden ontvangen.
5.2. De rechtbank ziet onvoldoende reden om het ter zitting ingediende verweerschrift buiten haar beoordeling te laten en zich te beperken tot hetgeen namens de curator ter zitting naar voren is gebracht. Dat het verweerschrift uitvoeriger is dan de gegeven toelichting ter zitting doet aan het vorenstaande niet af. Van discrepanties tussen het mondeling ingebrachte standpunt en hetgeen in het verweerschrift is opgenomen is de rechtbank niet gebleken.
5.3. Ingevolge artikel 119, lid 1 Fw is ieder van de op de lijst der voorlopig erkende en door de curator betwiste schuldvorderingen voorkomende schuldeisers bevoegd om de juistheid (…) van elke vordering te betwisten. Hierbij geldt dat een schuldeiser moet aangeven wat hij betwist, maar aan de motivering van de betwisting worden geen hoge eisen gesteld. De betwistingsgronden komen in de renvooiprocedure aan de orde. Indien een betwisting totaal ongemotiveerd en/of chicaneus voorkomt dan heeft de RC de mogelijkheid de vordering voorwaardelijk toe te laten. (vgl MvT, Van der Felz II, blz 117).
5.4. In artikel 3:13 BW is bepaald dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt, haar niet kan inroepen, voor zover hij haar misbruikt. Een bevoegdheid kan, gezien het 2e lid van voornoemd artikel, onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend dan wel ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
5.5. Hoewel ook de rechtbank twijfelt aan de motieven die aan de gewraakte betwistingen door appellanten ten grondslag liggen, is in casu in onvoldoende mate gebleken dat betwisting van appellanten met geen ander doel is gedaan dan het creëren van een rechtsgang voor [V] die hem krachtens de wet niet toekomt. Dat appellanten - in het bijzonder RDS die een vordering van enige omvang ter verificatie heeft ingediend - in het geheel geen eigen belang hebben bij de betwistingen, kan niet worden staande gehouden. Mochten de betwistingen in rechte worden gehonoreerd dan is het gevolg daarvan immers dat de crediteuren van niet betwiste vorderingen een (grotere) uitdeling tegemoet kunnen zien. De rechtbank tekent hierbij nog aan dat uit de MvT volgt dat door de wetgever is onderkend dat er sprake zou kunnen zijn van chicaneuze betwisting van vorderingen. De wetgever heeft in het middel van de voorwaardelijke toelating kennelijk een afdoende correctief gezien.
5.6. De stelling dat appellanten met hun handelwijze een voortvarende afwikkeling van het faillissement frustreren, kan de rechtbank er niet toe brengen te concluderen dat appellanten niet in redelijkheid tot uitoefening van hun bevoegdheid tot betwisting hadden kunnen komen. Naast hetgeen hiervoor reeds is overwogen, kan er in dit verband niet aan worden voorbijgezien dat ook de curator een groot aantal vorderingen heeft betwist. Er is mitsdien reeds sprake van een groot aantal mogelijke renvooiprocedures en dus van vertraging in de afwikkeling van het faillissement en van een onmogelijkheid om op korte termijn de definitieve schuldpositie van de failliete BV in kaart te brengen.
5.7. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep doel treft. De rechtbank zal de bestreden beschikking derhalve vernietigen en de zaak terugverwijzen naar de rechter-commissaris aangezien de bevoegdheid tot voorwaardelijke toelating aan de rechter-commissaris toekomt.
verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris van 7 augustus 2007;
draagt de rechter-commissaris op om opnieuw te beschikken met inachtname van hetgeen in deze beslissing is overwogen.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.C.W. Geurtsen-van Eeden, mr. E.G.J.M. Bogaerts en mr. P.P.M. Rousseau, op 3 oktober, in tegenwoordigheid van de griffier.