ECLI:NL:OGEAC:2022:37

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
CUR202200032
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsverlaging en bevoegdheid van voormalig vennoot in kort geding

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers, bestaande uit de erfgenamen van een overleden verhuurder, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die een bedrijfsruimte huren. De eisers vorderen onder andere betaling van achterstallige huur en ontruiming van de gehuurde ruimte. De procedure is gestart op 7 januari 2022 met een verzoekschrift, en de zitting vond plaats op 22 februari 2022. De eisers stellen dat gedaagden een huurachterstand hebben van NAf 91.800, terwijl gedaagden beweren dat er geen achterstand is door een huurkwijtschelding en huurverlaging die zij hebben ontvangen.

De rechter heeft vastgesteld dat de huurprijs niet door gedaagde sub 1 verlaagd kon worden, omdat zij geen bevoegdheid had om dit te doen zonder instemming van de erfgenamen. De rechter oordeelt dat gedaagde sub 2, de huurder, niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de huurverlaging en dat de eisers gedaagde sub 2 kunnen houden aan de oorspronkelijke huurprijs. De rechter heeft de vorderingen van eisers tegen gedaagde sub 2 toegewezen, inclusief de betaling van de achterstallige huur en de ontruiming van de gehuurde ruimte, terwijl de vorderingen tegen gedaagde sub 1 zijn afgewezen. De uitspraak is gedaan op 4 maart 2022 door rechter P.E. de Kort.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202200032
Vonnis in kort geding d.d. 4 maart 2022
inzake

1.[EISERES SUB 1],

wonend in Curaçao,
mede als lasthebber van

2.[EISER SUB 2],

wonend in Diemen, Nederland,
3. [EISERES SUB 3],
wonend in Hoorn, Nederland,
4. [EISERES SUB 4],
wonend in Arnhem, Nederland,
5. [EISER SUB 5],
wonend in Arnhem, Nederland,
6. [EISERES SUB 6],
wonend in Curacao,

7. [EISER SUB 7],

wonend in Arnhem, Nederland,
8. [EISERES SUB 8],
wonend in Curaçao,
eisers in kort geding,
gemachtigde: mr. S.A.T. Ayubi-Haakmeester,
tegen

1.[GEDAAGDE SUB 1],

wonend in Curaçao,
2. [GEDAAGDE SUB 2],
wonend in Curaçao,
gedaagden in kort geding,
gemachtigde: mr. E. Fa Si Oen.

1.1. Verloop van de procedure

Eisers hebben op 7 januari 2022 een verzoekschrift met producties ingediend. Namens gedaagden is op 21 februari 2022 een pleitnota met producties overgelegd. Het kort geding is behandeld ter zitting van 22 februari 2022. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op […] 2013 is overleden [erflater]. Hij was bij zijn overlijden in gemeenschap van goederen gehuwd met eiseres sub 1. De andere eisers zijn kinderen van [erflater]. Alle eisers zijn - tezamen met een niet in dit geding betrokken zoon van [erflater] en gedaagde sub 1 - gerechtigd tot de nalatenschap van [erflater]. Die nalatenschap is nog niet verdeeld, evenmin als de huwelijksgoederengemeenschap die bestond tussen eiseres sub 1 en [erflater].
2.2.
Bij leven dreef [erflater] in vennootschapsverband met gedaagde sub 1 de vennootschap onder firma Snack […]. De registratie van die v.o.f. is per 20 augustus 2012 beëindigd.
2.3.
Ten name van [erflater] staat een perceel erfpachtgrond met het daarop gebouwde aan de Corrieweg […]. Bij huurovereenkomst van 1 augustus 2012 heeft hij als verhuurder bedrijfsruimte aan de Corrieweg […] verhuurd aan gedaagde sub 2 (een zoon van gedaagde sub 1), met een overeengekomen huurprijs van NAf 6.000 exclusief ob per maand.
2.4.
Gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 hebben op 31 maart 2020 een stuk (‘Bijlage A‘) getekend waarin staat dat gedaagde sub 2 in verband met de coronacrisis met ingang van 1 april 2020 tot nader order geen huur verschuldigd is en dat de huur daarna NAf 3.000 per maand zal bedragen. In dit stuk wordt V.O.F. Snack […] genoemd als ‘verhuurster’ en staat bij de ondertekening door gedaagde sub 1 vermeld dat zij tekent namens die v.o.f.
2.5.
Bij brief van 22 januari 2021 heeft de gemachtigde van eisers de gemachtigde van gedaagden gewezen op een volgens eisers ontstane achterstand in de huurbetalingen. Bij brief van 24 februari 2021 heeft de gemachtigde van gedaagden namens hen het standpunt ingenomen dat van een huurachterstand geen sprake is, gelet op de overeengekomen huurkwijtschelding en huurverlaging.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen bij vonnis in kort geding, voor zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om:
a) gedaagden hoofdelijk te veroordelen de uitstaande achterstallige huursommen van NAf 91.800 te betalen vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag aan achterstallige huurpenningen, met de afdracht van de huurpenningen zoals overeengekomen ten bedrage van NAf 6.000 per maand totdat de huurovereenkomst is beëindigd;
b) om bij onwil of nalatigheid van de huurder onmiddellijk aan deze veroordeling te voldoen, de ontruiming te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
c) gedaagde sub 1 te gelasten toegang te verschaffen aan eiseres sub 1 tot de ruimtes die niet in gebruik zijn met afgifte van de sleutels;
d) zulks onder een te verbeuren dwangsom van NAf 100 voor iedere dag of gedeelte van een dag op dat een van de gedaagden hiermede in gebreke blijft;
e) gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Gedaagden hebben verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Dit kort geding is voorafgegaan door het kort geding van eiseres sub 1 tegen o.a. gedaagden dat heeft geleid tot het vonnis van dit gerecht van 15 april 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:101. De feitenvaststelling en overwegingen in dat vonnis moeten worden geacht hier te zijn ingelast. Bij dat vonnis is onder meer het volgende beslist:
5.2.
beveelt [
gedaagde sub 2] met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis de inkomsten uit de huurovereenkomst ter zake Snack […] te storten op de onder 5.1 bedoelde derdengeld- of escrowrekening, een en ander op straffe van een dwangsom (…);
4.2.
Net als in het vorige kort geding, geldt hier dat, ook indien gedaagde sub 1 uit hoofde van beëindigde vennootschap enige aanspraak zou hebben op (inkomsten uit) de onroerende zaak van [erflater], zij terzake geen sterkere rechten heeft dan eisers. Gedaagde sub 1 kan dus niet eigenmachtig bepalen wat er met die onroerende zaak gebeurt. Zij heeft de rechtsopvolgers van [erflater] dan ook niet kunnen binden toen zij gedaagde sub 2 een huurverlaging toestond.
4.3.
Er zijn ook geen omstandigheden gesteld of gebleken waaraan gedaagde sub 2 het gerechtvaardigd vertrouwen mocht ontlenen dat gedaagde sub 1 bevoegd was tot huurverlaging. Eisers kunnen gedaagde sub 2 dan ook in beginsel onverkort houden aan de met hem in de huurovereenkomst overeengekomen huurprijs en aan het tegen hem bij het vonnis van 15 april 2020 uitgesproken bevel tot betaling.
4.4.
Eisers hebben met verwijzing naar de overgelegde betalingsoverzichten gesteld dat de huurachterstand van gedaagde sub 2 tot en met december 2021 NAf 91.800 bedraagt. Daarbij hebben zij drie keer NAf 6.000 in mindering gebracht voor de maanden in 2020 en 2021 dat sprake was van een lockdown. De berekening van eisers is door gedaagde sub 2 niet gemotiveerd betwist. Zijn verwijzing naar zijn productie 2, waaruit blijkt van een openstaand bedrag van (slechts) NAf 15.000, is geen gemotiveerde betwisting. Dat overzicht ziet immers alleen op 2019.
4.5.
Ook de overige verweren van gedaagde sub 2 treffen geen doel. Dat de naam van de eenmanszaak van gedaagde sub 2 niet is genoemd in het verzoekschrift en het oproepingsexploot is zonder relevantie. Dat eisers zich niet tot de Huurcommissie hebben gewend staat niet in de weg aan hun vorderingen in dit kort geding tot nakoming en ontruiming. Ten slotte geldt dat, evenals in het vorige kort geding is geoordeeld, een spoedeisend belang bestaat bij de vordering tot voldoening van de huurpenningen en dat de geldvordering van eisers ook overigens voldoet aan de aan een vordering in kort geding te stellen eisen.
4.6.
Het van gedaagde sub 2 gevorderde bedrag zal op grond van het voorgaande dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift.
4.7.
Indien betaling door gedaagde sub 2 uitblijft, levert dat een tekortkoming in de nakoming op die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Gelet daarop is ook de voorwaardelijk door eisers gevorderde ontruiming toewijsbaar.
4.8.
Het gerecht ziet aanleiding aan gedaagde sub 2 een termijn voor nakoming toe te staan als hierna in het dictum van dit vonnis omschreven.
4.9.
Voor hoofdelijke veroordeling van gedaagde sub 1 tot betaling van het bedrag van de (achterstallige) huurpenningen bestaat vooralsnog geen grond. Vooralsnog kan niet worden aangenomen dat eisers door toedoen van gedaagde sub 1 schade hebben geleden. De vordering op gedaagde sub 2 is immers niet verloren gegaan.
4.10.
De overige, niet aan gedaagde sub 2 verhuurde bedrijfsruimtes staan naar het gerecht begrijpt inmiddels leeg. Zoals hiervoor onder 4.2 overwogen, heeft gedaagde sub 1 geen betere rechten dan eisers en is zij - zonder instemming van eiseres sub 1 en de overige erfgenamen van [erflater] - niet bevoegd over deze ruimtes te beschikken. De vordering van eisers tot afgifte van de sleutels van die ruimtes zal niettemin worden afgewezen. Onvoldoende is gebleken van een voldoende spoedeisend en een voldoende concreet belang van eisers bij dit deel van hun vordering.
4.11.
Dat laatste kan anders worden indien (een poging tot) overleg om tot een ordentelijke oplossing met betrekking tot deze ruimtes te komen zonder resultaat blijft. Het gerecht merkt daarbij op dat het blijkens de stukken steeds terugkomend verweer van gedaagde sub 1 dat er allereerst een verdeling van het vennootschapsvermogen dient plaats te vinden, aan kracht heeft ingeboet. Inmiddels zijn tien jaren verstreken na de beëindiging van de v.o.f. Indien en voor zover het vermogen van de vennootschap niet al bij leven van [erflater] is vereffend en verdeeld, ligt het vooral op de weg van gedaagde sub 1 om stappen te ondernemen om alsnog tot vereffening en verdeling van het vennootschapsvermogen te komen. In dit kort geding wijst niets erop dat daarmee door haar een begin is gemaakt.
4.12.
Op grond van het voorgaande zullen de vorderingen tegen gedaagde sub 1 worden afgewezen en zullen de vorderingen tegen gedaagde sub 2 worden toegewezen als hierna omschreven. Gedaagde sub 2 zal daarbij als de overwegend in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. In de omstandigheid dat dit kort geding mede is toe te schrijven aan de eigenmachtige huurverlaging door gedaagde sub 1, ziet het gerecht aanleiding de proceskosten tussen eisers en gedaagde sub 1 te compenseren.

5.Beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
veroordeelt gedaagde sub 2 om binnen vier maanden na heden op de derdengeldenrekening van deurwaarder Ramazan het bedrag van NAf 91.800 te betalen terzake achterstallige huurpenningen tot en met december 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 januari 2022 tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt gedaagde sub 2 tot betaling op de derdengeldenrekening van de deurwaarder van het bedrag van NAf 6.000 per maand vanaf de maand januari 2022, voor zover nog niet voldaan, totdat de huurovereenkomst is beëindigd;
5.3.
veroordeelt gedaagde sub 2 om - voor het geval gedaagde sub 2 niet aan de veroordeling onder 5.1 heeft voldaan - het gehuurde met alle personen en zaken die zich van de kant van gedaagde sub 2 in en om het gehuurde bevinden, uiterlijk op 31 juli 2022 te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van eisers te stellen;
5.4.
verstaat dat de deurwaarder, door wie de gedwongen ontruiming zal dienen te geschieden, op grond van de wet- en regelgeving (artikel 555 e.v. Rv) bevoegd is de sterke arm van politie en justitie in te roepen, en verleent alvast toestemming voor de vertegenwoordiging als bedoeld in artikel 557 en 444 lid 2 Rv;
5.5.
veroordeelt gedaagde sub 2 in de kosten van het geding aan de zijde van eisers gerezen, tot aan de uitspraak van dit vonnis begroot op NAf 920 aan griffierecht, NAf 302,50 aan oproepingskosten en NAf 1.500 voor salaris gemachtigde, alle bedragen bij uitblijven van betaling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de uitspraak van dit vonnis, en compenseert de proceskosten voor het overige in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 4 maart 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.