In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers, bestaande uit de erfgenamen van een overleden verhuurder, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die een bedrijfsruimte huren. De eisers vorderen onder andere betaling van achterstallige huur en ontruiming van de gehuurde ruimte. De procedure is gestart op 7 januari 2022 met een verzoekschrift, en de zitting vond plaats op 22 februari 2022. De eisers stellen dat gedaagden een huurachterstand hebben van NAf 91.800, terwijl gedaagden beweren dat er geen achterstand is door een huurkwijtschelding en huurverlaging die zij hebben ontvangen.
De rechter heeft vastgesteld dat de huurprijs niet door gedaagde sub 1 verlaagd kon worden, omdat zij geen bevoegdheid had om dit te doen zonder instemming van de erfgenamen. De rechter oordeelt dat gedaagde sub 2, de huurder, niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de huurverlaging en dat de eisers gedaagde sub 2 kunnen houden aan de oorspronkelijke huurprijs. De rechter heeft de vorderingen van eisers tegen gedaagde sub 2 toegewezen, inclusief de betaling van de achterstallige huur en de ontruiming van de gehuurde ruimte, terwijl de vorderingen tegen gedaagde sub 1 zijn afgewezen. De uitspraak is gedaan op 4 maart 2022 door rechter P.E. de Kort.