Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1.Verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
NAf 1.000,00 +
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft de eiseres, een Venezolaanse vrouw zonder geldige verblijfstitel in Curaçao, een kort geding aangespannen tegen het Land Curaçao. De eiseres was in vreemdelingenbewaring gesteld en verbleef op de vrouwenafdeling van de SDKK, waar zij vanaf 9 september 2022 in isolement werd geplaatst. De eiseres vorderde de opheffing van haar vreemdelingenbewaring en een schadevergoeding voor de immateriële schade die zij zou hebben geleden door de onrechtmatige opsluiting. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2022 trok de eiseres haar vordering tegen de Procureur-Generaal in, die aanvankelijk ook als gedaagde was opgeroepen.
De rechter oordeelde dat de inbewaringstelling van de eiseres op 21 september 2022 was opgeheven, waardoor de vordering tot opheffing van de inbewaringstelling geen belang meer had. De eiseres bleef echter aanspraak maken op schadevergoeding. De rechter stelde vast dat de omstandigheden waaronder de vreemdelingenbewaring was uitgevoerd, onrechtmatig waren, met name de isolatie van de eiseres zonder menselijk contact. De rechter oordeelde dat de eiseres recht had op een schadevergoeding voor de immateriële schade die zij had geleden door deze onrechtmatige daad.
De rechter kende de eiseres een voorschot van NAf 300,00 toe als schadevergoeding voor de periode van isolement. Daarnaast werd het Land veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op NAf 1.896,46 werden begroot. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is op 30 september 2022 in het openbaar uitgesproken.