ECLI:NL:OGEAC:2022:265

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
CUR202103738
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag winstbelasting en verzuimboete

Op 13 september 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende, opgericht op 10 december 2018, een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2018 had ontvangen, samen met een verzuimboete wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. Het Gerecht overwoog dat een verlengd boekjaar fiscaal niet bestaat en dat belasting geheven dient te worden over het kalenderjaar. Dit betekent dat het eerste boekjaar van belanghebbende eindigde op 31 december 2018. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende in 2018 winst had genoten, waardoor de naheffingsaanslag moest worden verminderd naar nihil.

Wat betreft de verzuimboete oordeelde het Gerecht dat belanghebbende in principe verplicht was om aangifte te doen over 2018, maar dat er geen uitnodiging tot het doen van aangifte was verstrekt. Hierdoor kon er geen sprake zijn van het ten onrechte niet doen van aangifte en was er geen verzuim. De verzuimboete werd dan ook vernietigd. Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar, en droeg de Inspecteur op het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.

Uitspraak

Uitspraak van 13 september 2022
BBZ nr. CUR202103738
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 29 juni 2020 een naheffingsaanslag winstbelasting over het jaar 2018 opgelegd van NAf 6.000 Daarbij is tevens een verzuimboete opgelegd van NAf 300 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting 2018.
1.2
Belanghebbende heeft daartegen op 17 juli 2020 bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft op 21 september 2021 uitspraken op bezwaar gedaan en de naheffingsaanslag en de boete gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 19 november 2021 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.5
De Inspecteur heeft, hoewel daartoe uitgenodigd, geen verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A], directrice van belanghebbende. Namens de Inspecteur is, hoewel daartoe op juiste wijze uitgenodigd, zonder berichtgeving, niemand ter zitting verschenen.

2.GESCHIL

2.1
In geschil is of de naheffingsaanslag winstbelasting over 2018 en de verzuimboete wegens het niet doen van aangifte, terecht zijn opgelegd.
2.2
Belanghebbende stelt dat de boete vernietigd dient te worden en dat de over 2018 verschuldigde winstbelasting verminderd moet worden naar nihil.
2.3
De Inspecteur stelt dat belanghebbende over het jaar 2018 een aangifte winstbelasting had moeten indienen. Belanghebbende heeft dit nagelaten en om die reden is een naheffingsaanslag winstbelasting van NAf 6.000 opgelegd met een verzuimboete van NAf 300.

3.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Naheffingsaanslag

3.1
Belanghebbende stelt dat sprake is van een verlengd boekjaar lopende vanaf 10 december 2018 tot en met 31 december 2019 waardoor zij pas over dat (verlengd) boekjaar in 2019 verplicht was aangifte te doen.
3.2
Voorts heeft belanghebbende aangevoerd dat zij op 10 december 2018 is opgericht, maar in het jaar 2018 geen bedrijfsactiviteiten heeft verricht, omdat zij in afwachting was van een vergunning van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten om haar (trust)bedrijf te kunnen uitoefenen. Die vergunning heeft zij op 16 april 2019 verkregen. In afwachting van de vergunning stelt belanghebbende in het jaar 2018 geen diensten aan derden te hebben kunnen verlenen en dus geen inkomsten te hebben gegenereerd.
3.3
Het Gerecht overweegt dat een verlengd boekjaar fiscaal niet bestaat. Indien een lichaam een boekjaar hanteert dat meer dan twaalf maanden omvat, wordt belasting geheven over het kalenderjaar [1] . Dat betekent dat het eerste boekjaar van belanghebbende eindigt op 31 december 2018.
3.4
Voor zover belanghebbende in het boekjaar dat loopt van 10 december 2018 tot en met 31 december 2018 winst heeft genoten dient daarover dan ook in het belastingjaar 2018 winstbelasting geheven te worden. Echter, tegenover de gemotiveerde betwisting van belanghebbende heeft de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in 2018 winst heeft genoten. Het Gerecht oordeelt dan ook dat de naheffingsaanslag winstbelasting van NAf 6.000 over het jaar 2018 ten onrechte is opgelegd en verminderd dient te worden naar nihil.
Verzuimboete
3.5
Gelet op hetgeen het Gerecht in 3.3 heeft overwogen was belanghebbende in principe gehouden aangifte te doen over het jaar 2018. Dit is echter anders indien aan belanghebbende geen aangiftebiljet is uitgereikt.
3.6
Op grond van artikel 6, lid 4 van de algemene landsverordening landsbelastingen (hierna: ALL) in samenhang met artikel 6, lid 1 ALL ontstaat de aangifteplicht pas wanneer de Inspecteur de vermoedelijk belastingplichtige daartoe heeft uitgenodigd.
Belanghebbende heeft onbetwist verklaard dat zij niet is uitgenodigd tot het doen van de aangifte winstbelasting over 2018. Het Gerecht gaat daarom ervan uit dat aan belanghebbende geen uitnodiging tot het doen van aangifte winstbelasting is uitgereikt. In dat geval kan geen sprake zijn van het ten onrechte niet doen van aangifte. Van een verzuim is derhalve geen sprake. De verzuimboete dient te worden vernietigd (vgl. Gea Curaçao van 19 maart 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:55).

4.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

4.1
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de proceskosten in de beroepsfase. Het Gerecht ziet geen aanleiding om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten. Het beroepschrift is geschreven door de directrice van belanghebbende die belanghebbende tevens ter zitting heeft vertegenwoordigd, zodat geen sprake is geweest van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

5.DE BESLISSING

- verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslag winstbelasting over 2018 en de
verzuimboete gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag winstbelasting over 2018 naar nihil;
- vernietigt de verzuimboete; en
- draagt de Inspecteur op de door belanghebbende betaalde griffierechten van in totaal
NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 13 september 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500

Voetnoten

1.Zie artikel 3, lid 1 Landsverordening op de winstbelasting 1940 en de MvT, landsverordening van 30 april 1940 (P.B 1940, no. 34), p. 3-4.