In deze zaak heeft de vennootschap Bab Al-Mustaqbal Real Estate Co. (hierna: Bab) een kort geding aangespannen tegen National Leasing and Financing Co. (hierna: NLF) om de openbare veiling van aandelen te verbieden, die gepland stond op 6 september 2022. Bab was in een eerdere procedure veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan NLF, maar had tot op heden niet voldaan aan deze veroordeling. Bab stelde dat de aandelen waardeloos waren en dat de veiling enkel bedoeld was om haar in de lopende procedures te benadelen. NLF daarentegen betoogde dat zij een legitiem belang had bij de veiling om haar vordering te innen, aangezien Bab stelselmatig weigerde te betalen.
De rechter oordeelde dat NLF geen misbruik maakte van haar bevoegdheid om de veiling door te laten gaan. Het gerecht stelde vast dat Bab sinds 2016 niet had betaald en dat er geen bewijs was dat Bab niet in staat was om aan het vonnis te voldoen. De rechter concludeerde dat het belang van NLF bij de executie van het vonnis zwaarder woog dan het belang van Bab bij het behoud van de aandelen. De vorderingen van Bab werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen op 2 september 2022 door mr. S.M. Christiaan, rechter, en is openbaar uitgesproken. De zaak betreft belangrijke juridische principes rondom de executie van vonnissen en de belangenafweging tussen partijen in kort geding procedures.