Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
Ontvankelijkheid beroep
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 22 juli 2022 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, een ingezetene van Curaçao, in beroep ging tegen een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2014. De aanslag was opgelegd op 21 april 2017, gebaseerd op een belastbaar inkomen van NAf 179.429, wat resulteerde in een te betalen bedrag van NAf 2.900. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag op 19 mei 2017, maar de Inspecteur handhaafde de aanslag bij uitspraak op bezwaar op 29 januari 2021. Belanghebbende heeft vervolgens op 16 april 2021 beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij hij een griffierecht van NAf 50 heeft betaald.
Tijdens de zitting op 24 maart 2022 heeft de Inspecteur pas vlak voor de zitting de stelling van belanghebbende ter discussie gesteld dat hij als bestuurder inkomsten heeft genoten van een in Nederland gevestigde vennootschap. Belanghebbende was niet in staat om tijdig bewijsstukken over te leggen, waardoor het Gerecht het verweer van de Inspecteur als tardief buiten beschouwing liet. Het Gerecht heeft vastgesteld dat belanghebbende als bestuurder van de vennootschap NAf 28.603 aan inkomsten heeft genoten, wat recht geeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
Het Gerecht oordeelde dat de aanslag inkomstenbelasting moest worden verminderd tot een bedrag van negatief NAf 5.858, wat betekent dat belanghebbende recht heeft op teruggave. Daarnaast werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ter hoogte van NAf 1.400 en moest het betaalde griffierecht van NAf 50 worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar gemaakt op 22 juli 2022.