ECLI:NL:OGEAC:2022:193

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
CUR202100742
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van cessie en kansspelovereenkomsten in online casino's

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Belangenbehartiging Gedupeerden Online Kansspelen (SBGOK) en SG International N.V. (SGI). SBGOK vorderde betaling van € 65.000,00 van SGI, die het online casino Webbyslot exploiteert. De vordering is gebaseerd op een cessie-akte waarbij een speler, [naam 1], zijn vordering op SGI heeft overgedragen aan SBGOK. SGI betwistte de rechtsgeldigheid van de cessie en voerde aan dat [naam 1] geen vordering op haar had, en dat de vordering niet afdwingbaar was op grond van artikel 7A:1807 BW, dat geen rechtsvordering toestaat ter zake van een schuld uit spel of weddenschap.

Het Gerecht oordeelde dat het recht van Curaçao van toepassing is, ondanks de stelling van SGI dat het Schots recht van toepassing zou zijn. Het Gerecht concludeerde dat de cessie rechtsgeldig was, omdat SBGOK voldoende bewijs had geleverd dat [naam 1] de cedent was en dat de handtekening op de cessie-akte authentiek was. Het Gerecht verwierp de argumenten van SGI dat de vordering niet afdwingbaar was, en oordeelde dat de Landsverordening buitengaatse hazardspelen 1993 de vorderingen van spelers op gereguleerde online casino's wel degelijk afdwingbaar maakt.

De vordering van SBGOK werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. SGI werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis bevestigt de rechtsgeldigheid van cessies in de context van online kansspelen en de afdwingbaarheid van vorderingen van spelers op basis van de geldende wetgeving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202100742
Vonnis d.d. 13 juni 2022
inzake
de stichting
DE STICHTING BELANGENBEHARTIGING GEDUPEERDEN ONLINE KANSSPELEN (SBGOK),
gevestigd in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk,
tegen
de naamloze vennootschap
SG INTERNATIONAL N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.A.D. Jänsch.
Partijen worden hierna SBGOK en SGI genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 8 maart 2021 ter griffie ingediend,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de conclusie van repliek met producties,
  • de conclusie van dupliek met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 4 april 2022 plaatsgevonden, waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden. SBGOK verscheen bij haar gemachtigde. Namens SGI verscheen de directeur van Odin Trust B.V., bijgestaan door haar gemachtigde. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten (nader) uiteengezet, mede aan de hand van de door hen (vooraf) overgelegde pleitaantekeningen.
1.3.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De naamloze vennootschap Antillephone N.V. (hierna: Antillephone) heeft op 29 november 1996 van de toenmalige Gouverneur van de Nederlandse Antillen voor de duur van twaalf jaren een vergunning verkregen voor het exploiteren van hazardspelen op de internationale markt door middel van servicelijndiensten ingevolge de Landsverordening van 8 juni 1993 houdende bepalingen betreffende het exploiteren van hazardspelen op de internationale markt middels servicelijndiensten en tot wijziging van het wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (hierna: de Landsverordening buitengaatse hazardspelen 1993). Deze regelgeving zag oorspronkelijk op het aanbieden van gokdiensten per telefoon, maar is ongewijzigd van kracht gebleven nadat, na de opkomst van het internet, dit was getransformeerd naar gokken in online casino’s via websites. De vergunning van Antillephone is verlengd en is thans nog steeds van kracht.
2.2.
Antillephone exploiteert als vergunninghouder zelf geen (online) casino, maar heeft dit contractueel uitbesteed aan derden, waaronder SGI die (onder meer) het online casino webbyslot.com (hierna: Webbyslot) exploiteert. SGI betaalt daarvoor een vergoeding aan Antillephone.
2.3.
SBGOK is een stichting die op 25 maart 2019 is opgericht met als statutaire doel om onder andere de belangen van gedupeerden van online kansspelen te behartigen, het inschakelen van advocaten en eventuele andere professionele dienstverleners bij de incasso van vorderingen van gedupeerde spelers en het financieel en anderszins steunen van gedupeerde spelers en het eventueel overnemen van hun vorderingen.
2.4.
Op 25 juni 2019 heeft de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]), die woonachtig is in België, met het e-mailadres [
e-mail A] een account aangemaakt bij Webbyslot (hierna: het eerste account). Hij heeft verschillende stortingen van in totaal € 18.430,00 gedaan en alles verloren.
2.5.
Op 29 juni 2019 heeft SGI voornoemd account van [naam 1] gesloten, nadat hij (per abuis) bij Webbyslot had aangekaart dat er misbruik van één van zijn creditcards zou zijn gemaakt.
2.6.
Op 29 oktober 2019 heeft [naam 1] via zijn e-mailadres [
e-mail B] een nieuw account aangemaakt (hierna: het tweede account).
2.7.
Op 7 december 2019 heeft [naam 1] een totaalbedrag van € 5.850,00 op het tweede account gestort.
2.8. [
naam 1] heeft, toen zijn saldo later in december 2019 € 71.000,00 bedroeg, SGI om uitbetaling van zijn saldo gevraagd. SGI heeft geweigerd om zijn winst wegens (onder meer) ‘duplicate account’ uit te betalen, maar heeft zijn stortingen van in totaal € 5.850,00 na een geslaagd verificatieproces op 17 januari 2020 terugbetaald.
2.9.
In het dossier bevinden zich twee onderhandse akten genaamd ‘SALE AND PURCHASE AGREEMENT’ (hierna: de koopovereenkomst) en ‘DEED OF ASSIGNMENT’ (hierna: de cessie-akte), beiden van 23 februari 2020, door SBGOK ondertekend op 18 mei 2020, waarin – in de kern – staat dat [naam 1] als speler van Webbyslot zijn vordering op de exploitant van dit online casino heeft verkocht respectievelijk overgedragen aan SBGOK.
2.10.
Bij brief van 11 juli 2020 heeft (de gemachtigde van) SBGOK SGI voor een bedrag van € 65.000,00 aansprakelijk gesteld. In de daarop volgende periode hebben partijen tevergeefs uitvoerig hierover gecorrespondeerd.

3.Het geschil

3.1.
SBGOK vordert dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis – samengevat – SGI veroordeelt tot betaling aan SBGOK van (de tegenwaarde in NAf van) € 65.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
SGI voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van SBGOK, althans afwijzing van de vordering met veroordeling van SBGOK in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Toepasselijk recht
4.1.
Partijen twisten allereerst over de vraag welk recht van toepassing is. SGI meent dat het Schots recht van toepassing is, omdat dat in artikel 34.1 van de algemene voorwaarden van SGI (hierna: de algemene voorwaarden) is bepaald. Volgens SBGOK is het recht van Curaçao van toepassing omdat SGI Webbyslot exploiteert onder de vergunning van Antillephone die destijds door de Gouverneur van de Nederlandse Antillen is verleend. In deze vergunning is bepaald dat de wetgeving van Curaçao van toepassing is in de relatie tussen een casino en een speler. Door in de algemene voorwaarden te bepalen dat het recht van Schotland van toepassing is, heeft SGI een inbreuk gemaakt op voornoemde vergunningsvoorwaarden. Daarbij komt dat zowel de vergunninghouder als SGI zijn gevestigd in Curaçao, waardoor er geen enkele relatie is met Schotland.
4.2.
Het gerecht stelt vast dat SGI Webbyslot exploiteert met gebruikmaking van de vergunning van Antillephone die ingevolge de Landsverordening buitengaatse hazardspelen 1993 aan Antillephone is verleend. In artikel 2 van genoemde Landsverordening is bepaald dat aan de vergunning voorschriften kunnen worden verbonden die onder meer betrekking hebben op de wijze waarop de activiteiten worden ontplooid. In de aan Antillephone verleende vergunning zijn dan ook verschillende voorschriften opgenomen, waaronder de bepaling in artikel 14, derde lid onder j waarin staat dat in de voorwaarden waaronder deelname aan de door hem geëxploiteerde hazardspelen mogelijk is wordt aangegeven dat de wetgeving van Curaçao van toepassing is. Gesteld noch gebleken is dat de vergunningsvoorwaarden van Antillephone niet ook op de door SGI onder deze vergunning geëxploiteerde Webbyslot van toepassing is. Ware dat anders dan zou de bescherming die in dit geval de Landsverordening buitengaatse hazardspelen 1993 aan de consument beoogt te bieden, illusoir worden gemaakt. Dit betekent dat SGI zich in de relatie tot de spelers aan de vergunningsvoorwaarden dient te houden, maar het haar verder vrijstaat om daarnaast aanvullende voorwaarden voor deelname aan de door haar geëxploiteerde casino’s te bedingen. Nu SGI in artikel 34.1 van de algemene voorwaarden heeft bepaald dat het Schots recht van toepassing is, handelt zij in strijd met voornoemde vergunningsvoorwaarden. Dit leidt ertoe dat dit rechtskeuzebeding in de algemene voorwaarden niet rechtsgeldig is. Het gerecht zal hierna, conform hetgeen in de vergunningsvoorwaarden is bepaald, het recht van Curaçao toepassen.
Cessie
4.3.
SGI voert aan dat [naam 1] geen vordering op haar heeft, waardoor hij ook niets aan SBGOK kan overdragen. Voor zover [naam 1] enige vordering op SGI zou hebben, betwist zij dat hij de cedent is en dat hij de cessie-akte heeft ondertekend. SGI ontkent dat de handtekening in de cessie-akte van [naam 1] is. SGI heeft na de dubieuze handelingen van [naam 1] op Webbyslot en de tegenstrijdige verklaringen hierover alle reden te twijfelen aan zijn integriteit. Hij heeft immers verwarring gezaaid over zijn identiteit, onder meer door het gebruik van verschillende e-mailadressen. In verband met de gerechtvaardigde twijfel aan de echtheid van de handtekening van [naam 1] in de cessie-akte, mag SGI ingevolge artikel 3:94, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) dan ook een terhandstelling van een gewaarmerkte uittreksel van de cessie-akte en haar titel verlangen.
4.4.
SBGOK handhaaft dat [naam 1] de cedent is, alsook dat het zijn handtekening is die onder de cessie-akte staat. SBGOK heeft in een eerdere e-mailcorrespondentie tussen SBGOK en SGI een kopie van het paspoort van [naam 1] verstrekt en aangegeven dat uit de cessie-akte blijkt dat hij de persoon is die deze akte heeft ondertekend. Als SGI daadwerkelijk hieraan zou twijfelen, dan had zij op een eenvoudige wijze [naam 1] kunnen benaderen ter verdere verificatie. SBGOK heeft reeds de door [naam 1] ondertekende cessie-akte overgelegd. Ook heeft zij inmiddels een afschrift van de koopovereenkomst, oftewel een titel overgelegd. Daarmee heeft SBGOK aan haar wettelijke verplichtingen voldaan.
4.5.
Het gerecht merkt allereerst op dat het verstrekken van uittreksels als bedoeld in artikel 3:94, vierde lid BW geen voorwaarde is voor de geldigheid van de overdracht. Wel is het zo dat SGI nakoming jegens SBGOK kan weigeren indien de rechtsgeldigheid van de cessie niet aan de hand van de door SBGOK overgelegde stukken kan worden beoordeeld. Het uitgangspunt bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de cessie is dat de stelplicht en bewijslast dat de cessie rechtsgeldig is op SBGOK rust. Zij heeft in beginsel aan haar stelplicht voldaan als de akten aan de in artikel 3:94, eerste lid BW gestelde vereisten voldoen. Dat betekent dat daaraan is voldaan als de cessie-akte aan SGI is medegedeeld en een uittreksel van deze akte en de daaraan ten grondslag liggende titel aan haar is overgelegd. Het ligt vervolgens op de weg van SGI om in het kader van haar verweer nader toe te lichten en zo nodig te onderbouwen dat en waarom aan de geldigheid van de cessie op redelijke gronden moet worden betwijfeld. De enkele stelling dat zij niet beschikt over alle informatie aan de hand waarvan de geldigheid van de overdracht in de verhouding tussen cedent en cessionaris kan worden vastgesteld is ter zake in ieder geval onvoldoende. Die eventuele ongeldigheid raakt haar immers niet zonder meer.
4.6.
De overdracht van een vordering vereist een daartoe bestemde akte, waarin de te leveren vordering voldoende dient te zijn bepaald. Daartoe is voldoende dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan, aangevuld met objectieve gegevens, kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. De omstandigheid dat de akte niet de precieze vordering vermeldt, maar enkel tot welk bedrag de vordering wordt gecedeerd staat niet aan de bepaaldheid van de vordering in de weg. Voor de rechtsgeldigheid geldt verder dat sprake dient te zijn van een bevoegde vervreemder. De akte van cessie dient voorts in geval van een openbare cessie door de cedent of cessionaris aan de schuldenaar te worden medegedeeld.
4.7.
SBGOK heeft in het onderhavige geval de koopovereenkomst (dus een titel) overgelegd, waarin – samengevat – staat dat [naam 1] als speler van Webbyslot zijn (gepretendeerde) vordering op de exploitant van dit online casino, als zijnde zijn saldo ten bedrage van € 71.000,00, aan SBGOK heeft verkocht. Voorts heeft SBGOK de cessie-akte (dus een bewijs van overdracht van de vordering) overgelegd waaruit volgt dat [naam 1] deze (gepretendeerde) vordering aan SBGOK heeft overgedragen. Met deze onderhandse akten, die aan SGI zijn medegedeeld en waarvan een uittreksel aan haar is overgelegd, komt het gerecht tot de conclusie dat (de hoogte van) de door [naam 1] als bevoegde vervreemder aan SBGOK gecedeerde vordering voldoende is bepaald. Of deze vordering rechtens afdwingbaar is en voor toewijzing in aanmerking komt, zal hierna worden beoordeeld, maar het eventuele tegendeel staat niet aan de rechtsgeldigheid van de onderhavige cessie in de weg.
4.8.
Ten aanzien van de authenticiteit van de cessie-akte en daarop geplaatste handtekening geldt dat, gelet op de geldende regelgeving in het kader van ‘Know Your Client’ (hierna: KYC), ervan uit gegaan mag worden dat SGI de identiteit van [naam 1] heeft gecontroleerd. Gelet op de informatie waarover SGI uit hoofde van de KYC hoort te beschikken, is het enkele standpunt dat zij gelet op de handelingen en verklaringen van [naam 1] twijfelt aan zijn integriteit, onvoldoende ter betwisting van de echtheid van de handtekening. In het licht van de informatie waarover SGI beschikt of in ieder geval zou moeten beschikken, had in het kader van haar betwisting op z’n minst van haar mogen worden verwacht dat zij zou aangeven waarom zij meent dat de handtekening niet van [naam 1] wiens naam in de cessie-akte wordt genoemd afkomstig is. In dit verband is nog relevant dat SGI de identiteit van [naam 1] heeft geverifieerd voordat zij de stortingen van in totaal € 5.850,00 aan hem heeft terugbetaald. SGI heeft zich echter niet op het standpunt gesteld dat de in haar bezit zijnde documentatie niet overeenstemt met de documentatie die in het kader van de cessie aan haar is overgelegd noch dat de handtekening op de cessie-akte niet overeenkomt met de handtekening op de door SBGOK aan haar overgelegde afschrift van het identiteitsbewijs van [naam 1]. Nu SGI dat heeft nagelaten en er overigens ook uit de overgelegde stukken geen aanknopingspunten zijn te vinden die vóór haar standpunt pleiten, faalt haar verweer.
4.9.
Gelet op het voorgaande is voldoende gemotiveerd gesteld, althans onvoldoende gemotiveerd betwist dat de handtekeningen op de koopovereenkomst en de cessie-akte van [naam 1] afkomstig zijn en dat hij zijn (gepretendeerde) vordering aan SBGOK heeft gecedeerd. SBGOK is dan ook bevoegd (geworden) tot het instellen van de onderhavige vordering.
Spel en weddenschap
4.10.
SGI wijst er verder op dat op grond van artikel 7A:1807 BW geen rechtsvordering is toegestaan ter zake van een schuld uit spel of uit weddenschap voortgesproten. Van dit artikel kan ingevolge artikel 7A:1809 BW niet worden afgeweken, vooral omdat de wetgever deze bepaling bewust niet buiten werking heeft gesteld. Voor zover SBGOK een vordering op SGI zou hebben, is haar vordering dus niet rechtens afdwingbaar.
4.11.
SBGOK voert daartegen aan dat de wetgever middels de Landsverordening buitengaatse hazardspelen 1993 heeft beoogd om door een vergunningstelsel (inmiddels) online hazardspelen te legaliseren en te organiseren, waarbij spelers onder meer recht op uitbetaling hebben. Het zou onzinnig zijn indien bedrijven die op commerciële basis kansspelen mogen aanbieden, door de door spelers gedane inzetten mogen behouden, maar zij niet gehouden zouden zijn om de door de spelers gewonnen bedragen aan hun uit te betalen. De vorderingen van spelers op de van overheidswege gereguleerde online casino’s zijn wel degelijk rechtens afdwingbaar, ook al heeft de wetgever bij de totstandkoming van de betreffende wetgeving waarbij online casino’s gelegaliseerd zijn artikel 7A:1807 BW niet expliciet buiten werking gesteld.
4.12.
Het gerecht stelt vast dat de Hoge Raad in het arrest van 7 september 1990 (ECLI:NL:HR:1990:AB9950) de eerder aanvaarde opvatting dat het deelnemen aan een loterij niet valt aan te merken als ‘spel en weddenschap’ in de zin van in dit geval artikel 7A:1807 BW, heeft gehandhaafd. Dit omdat de wetgever dat blijkens de nadien tot stand gekomen separate wetgeving heeft toegelaten. Het gevolg hiervan is dat het afdwingbare verbintenissen oplevert en niet slechts natuurlijke. In lijn met dit arrest, overweegt het gerecht dat de wetgever in het onderhavige geval met de Landsverordening buitengaatse hazardspelen 1993 een vergunningenstelsel in het leven heeft geroepen om het exploiteren van hazardspelen op de internationale markt door middel van servicelijndiensten te reguleren. Deze regelgeving ziet inmiddels ook op gokken in online casino’s via websites. Daarmee is het naar het oordeel van het gerecht niet langer vol te houden dat gokken in online casino’s op zedelijke en maatschappelijke gronden afkeuringswaardig is. Dit leidt ertoe dat gokken in online casino’s evenals in voornoemde uitspraak van de Hoge Raad was bepaald, niet valt aan te merken als ‘spel en weddenschap’ in de zin van artikel 7A:1807 BW. De verbintenissen die zijn gebaseerd op gokken in online casino’s zijn, gelet op de Landsverordening buitengaatse hazardspelen 1993, rechtens afdwingbaar. Dat de wetgever in deze verordening artikel 7A:1807 BW – al dan niet abusievelijk – niet expliciet buiten werking heeft gesteld doet daar niets aan af, temeer daar de wetgever dat wel heeft gedaan in de eerdere soortgelijke Landsverordening van 3 november 1948 houdende bepalingen betreffende het exploiteren van Hazardspelen ter bevordering van het toerisme en tot wijziging van artikel 266 van het Wetboek van Strafvordering van Curaçao. Dit betoog van SGI faalt derhalve.
Uitbetaling winst
4.13.
SBGOK stelt dat SGI ten onrechte het saldo van [naam 1] van ongeveer € 71.000,00 heeft geconfisqueerd. Het verwijt dat sprake zou zijn van een ‘duplicate account’, zoals SGI stelt, gaat niet op omdat het eerste account van [naam 1] al was gesloten toen hij op 29 oktober 2019 het tweede account had aangemaakt. Het eerste account van [naam 1] is gesloten nadat een derde misbruik had gemaakt van één van de creditcards van [naam 1] door er ongeautoriseerde betalingen mee te doen. Uiteindelijk is gebleken dat [naam 1] dit abusievelijk bij Webbyslot, in plaats van een van de andere online casino’s waar hij had gespeeld, had gemeld. Nu [naam 1] het tweede account heeft aangemaakt nadat hij niet meer kon inloggen op zijn eerste account, heeft hij op geen enkele wijze misbruik gemaakt van het tweede account. Dat het onder deze omstandigheden openen van een nieuw account niet zou zijn toegestaan, wordt dan ook betwist. Daarbij komt dat de bedingen in de algemene voorwaarden waar SGI ter zake een beroep op doet, op grond van artikel 6:233 aanhef en onder b BW zijn vernietigd. Dit omdat de algemene voorwaarden niet anders dan op een omslachtige wijze via knip- en plakwerk bewaard konden worden. SGI heeft nimmer aangeboden de algemene voorwaarden aan [naam 1] toe te zenden. Daarmee is de authenticiteit van de algemene voorwaarden niet, althans niet afdoende, gewaarborgd. De conclusie is dat SGI ten onrechte het saldo van [naam 1] heeft geconfisqueerd. SGI heeft inmiddels de door [naam 1] gedane stortingen van in totaal € 5.850,00 aan hem terugbetaald en is per saldo nog een bedrag van € 65.000,00 aan SBGOK verschuldigd.
4.14.
SGI voert daartegen aan dat [naam 1] in strijd met de algemene voorwaarden heeft gehandeld door op dezelfde naam en met dezelfde creditcard, maar met een ander e-mailadres twee accounts aan te maken. Dat is niet toegestaan. Nu het aanmaken van een tweede account wordt aangemerkt als een ‘duplicate account’ als bedoeld in artikel 4.5 van de algemene voorwaarden en bij gebrek aan bewijs over de beweerdelijke misbruik van zijn creditcard, mocht SGI op grond van de algemene voorwaarden uitkering van de winst weigeren en het tweede account sluiten. SGI heeft de stortingen van [naam 1] op het tweede account in alle redelijkheid aan hem terugbetaald. Er bestaat geen grond voor vernietiging van de algemene voorwaarden, omdat SGI [naam 1] een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden op de kansspelovereenkomst is bij het aanmaken van beide accounts door [naam 1] aanvaard. De algemene voorwaarden staan altijd op Webbyslot, kunnen worden opgeslagen en zijn toegankelijk voor latere kennisneming. Voor zover de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn, moet de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de kansspelovereenkomst worden getoetst aan de eisen van redelijkheid en billijkheid. Onder omstandigheden van dit geval is het niet meer dan redelijk dat SGI niets aan SBGOK is verschuldigd, aldus steeds SGI.
4.15.
Het gerecht overweegt dat in artikel 6:233 aanhef en onder b BW is bepaald dat een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar is indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. In dit verband is in artikel 6:234, tweede lid BW – voor zover van belang – bepaald dat de gebruiker deze mogelijkheid heeft geboden, indien hij de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij langs elektronische weg ter beschikking heeft gesteld op een zodanige wijze dat deze door haar kunnen worden opgeslagen en voor haar toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming of, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, voor de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij heeft bekend gemaakt waar van de voorwaarden langs elektronische weg kan worden kennisgenomen, alsmede dat zij op verzoek langs elektronische weg of op andere wijze zullen worden toegezonden. SGI heeft weliswaar gesteld, maar gelet op de betwisting van SBGOK, niet aannemelijk gemaakt dat zij aan [naam 1] een redelijke mogelijkheid heeft geboden zoals hiervoor omschreven om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Dit leidt tot de conclusie dat de bedingen waar door SGI een beroep op worden gedaan vernietigbaar zijn. SGI kan zich er niet op beroepen dat zij op grond van de algemene voorwaarden niet is gehouden om de winst van [naam 1] uit te keren wegens het hebben van een ‘duplicate account’.
4.16.
Tussen [naam 1] als speler en SGI als zijnde de exploitant van Webbyslot, is sprake van een kansspelovereenkomst. Hoewel de inhoud en de reikwijdte van deze overeenkomst niet door SBGOK of SGI (nader) is gespecificeerd, geldt in ieder geval dat een speler recht heeft op uitbetaling van het op basis van zijn inzet gewonnen bedrag door een (online) casino. Dat is immers inherent aan deelname aan een dergelijk spel en volgt bovendien uit de Landsverordening buitengaatse hazardspelen 1993 en de op grond daarvan aan Antillephone verstrekte vergunning. Anders dan SGI heeft betoogd, ziet het gerecht gelet op de omstandigheden van dit geval geen aanleiding om met toepassing van de in artikel 6:248, tweede lid BW vastgestelde derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid daarvan af te wijken. Van belang daarvoor is dat [naam 1] het tweede account heeft aangemaakt nadat het eerste account wegens een door hem gestelde misbruik van zijn creditcard door een derde was gesloten. [naam 1] heeft derhalve feitelijk geen twee actieve accounts aangehouden. Voorts is gesteld noch gebleken dat [naam 1] tijdens het spelen heeft gefraudeerd om te winnen. SGI heeft in het kader van het uitbetalen van de stortingen aan [naam 1] geverifieerd dat het tweede account eveneens aan hem toebehoort, waardoor hij rechthebbende is van het door hem gewonnen bedrag. Nu SGI de hoogte van de winst niet heeft betwist, concludeert het gerecht dat SGI op grond van de kansspelovereenkomst tussen haar en [naam 1] is gehouden het door SBGOK gevorderde bedrag aan haar te betalen.
Conclusie
4.17.
De slotsom is dat de vordering van SBGOK tot betaling van (de tegenwaarde in NAf van) € 65.000,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de niet betwiste wettelijke rente daarover vanaf 12 december 2019 tot aan de dag van volledige betaling.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
De door SGI gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn voldoende onderbouwd en worden conform de door dit gerecht gebruikelijkerwijs daarvoor gehanteerde maatstaf van 1,5 punt van het toepasselijke liquidatietarief (Tarief 7) toegewezen en niet op basis van 15% van de toegewezen hoofdsom zoals SBGOK heeft gevorderd. Dit leidt ertoe dat SGI zal worden veroordeeld tot betaling aan SBGOK van NAf 3.000,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Proceskosten
4.19.
SGI zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van SBGOK tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 274,17
griffierecht NAf 1.400,00
salaris gemachtigde
NAf 5.000,00 +
totaal: NAf 6.674,17

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
veroordeelt SGI tot betaling aan SBGOK van (de tegenwaarde in NAf van) € 65.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2019 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt SGI tot betaling aan SBGOK van NAf 3.000,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.2.
veroordeelt SGI in de proceskosten, aan de zijde van SBGOK tot op heden begroot op NAf 6.674,17,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter, en op 13 juni 2022
uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.