ECLI:NL:OGEAC:2022:163

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
CUR202102648 t/m CUR202102651
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en premies 2017 door directeur van NV

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, directeur en enig aandeelhouder van een NV, en de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premies voor het jaar 2017, die waren opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van NAf 48.604 en een premie-inkomen van NAf 49.500. De Inspecteur had een gebruikelijk loon van NAf 50.000 vastgesteld, maar de belanghebbende betwistte dit en stelde dat het gebruikelijk loon op de commerciële winst van de NV moest worden gebaseerd, die in 2017 NAf 18.619 bedroeg. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur ten onrechte het gebruikelijk loon had vastgesteld, omdat de NV een startende onderneming was en de belanghebbende recht had op de regeling van artikel 6D, lid 2 LLB. Het Gerecht stelde het gebruikelijk loon vast op de commerciële winst van de NV en verlaagde de aanslagen dienovereenkomstig. Daarnaast werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.

Uitspraak

Uitspraak van 24 juni 2022
BBZ nrs. CUR202102648 t/m CUR202102651
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 7 december 2018 een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2017 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 48.604, resulterend in een bedrag aan verschuldigde belasting van NAf 4.010.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 7 december 2018 aanslagen premies AOV/AWW, premie BVZ en premie AVBZ opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 49.500, resulterend in een verschuldigd bedrag aan premies van respectievelijk NAf 7.920 (AOV/AWW), NAf 6.732 (BVZ) en NAf 990 (AVBZ).
1.3
Belanghebbende heeft op 7 januari 2019 tegen de aanslagen bezwaar gemaakt.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 6 augustus 2021 de aanslagen gehandhaafd.
1.5
Belanghebbende heeft op 21 september 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De Inspecteur heeft op 10 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2022 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft ter zitting nadere stukken overgelegd.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op 13 december 2016 de [NV] (hierna: NV) opgericht. De vennootschap exploiteert een minimarket. Deze minimarkt was voorheen onderdeel van de eenmanszaak [TS], waarvan haar echtgenoot, [echtgenoot], eigenaar was. [TS] exploiteerde een minimarket en een restaurant. De NV heeft het restaurant niet overgenomen van [TS].
2.2
Belanghebbende is enig aandeelhouder van de NV en is als directeur werkzaam in de NV.
2.3
Uit de jaarstukken van de NV blijkt dat de commerciële winst in 2017 NAf 18.619 bedraagt.
2.4
Belanghebbende heeft voor het jaar 2017 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van NAf 15.805. Belanghebbende heeft een arbeidsinkomen aangegeven van NAf 17.160, een bedrag aan vaste aftrek van NAf 458 en een bedrag aan persoonlijke verminderingen van NAf 896.
2.5
De Inspecteur is bij het opleggen van de aanslagen afgeweken van de ingediende aangifte. Hij heeft toepassing gegeven aan de gebruikelijkloonregeling van artikel 6D, lid 1 Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (LLB) door een bedrag van NAf 50.000 als genoten loon in aanmerking te nemen. De aanslagen zijn opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 48.604 en een premie-inkomen van NAf 49.500.

3.GESCHIL

3.1
In geschil is of de aanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en stelt dat de Inspecteur een te hoog gebruikelijk loon in aanmerking heeft genomen. Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen conform de aangifte.
3.3
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot handhaving van de aanslagen.

4.OVERWEGINGEN

4.1
Ingevolge artikel 3 en artikel 6, lid 1 Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) behoort het loon uit dienstbetrekking tot het belastbaar inkomen.
4.2
Op grond van artikel 6, lid 8 LIB wordt onder loon verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de zin van artikel 6 LLB.
4.3
Ingevolge artikel 6 LLB is loon al hetgeen onder welke naam of vorm ook uit een dienstbetrekking wordt verkregen.
4.4
Ingevolge artikel 6D, lid 1 LLB (vanaf 2015) wordt bij de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij direct dan wel indirect een aanmerkelijk belang heeft, het in een kalenderjaar genoten loon ten minste gesteld op:
a. een bedrag dat gelijk is aan 50 procent van de omzet van het lichaam; dan wel,
b. een bedrag van NAf 50.000, indien de omzet van het lichaam meer bedraagt dan NAf 100.000; dan wel,
c. indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke arbeid waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is, een bedrag dat gelijk is aan dat lagere loon; dan wel,
d. indien bij het lichaam of daarmee verbonden lichamen ook andere werknemers in dienst zijn, een bedrag dat niet lager is dan het hoogste loon van de overige werknemers.
4.5
In artikel 6D, lid 2 LBB is een mogelijkheid opgenomen voor startende bedrijven om het gebruikelijk loon in het jaar van oprichting en de daarop volgende drie jaren lager vast te stellen. In die periode kan het gebruikelijk loon op verzoek van de werknemer worden gesteld op de commerciële winst van het lichaam, indien deze lager is dan het bedrag ingevolge het eerste lid (van artikel 6D LBB).
4.6
De Inspecteur betoogt dat de bepaling van artikel 6D, lid 2 LLB niet van toepassing is omdat de NV een reeds bestaande onderneming voortzet. Het betoog van de Inspecteur faalt. Artikel 6D, lid 2 LLB luidt: “In afwijking van zoverre van het eerste lid wordt het in een kalenderjaar genoten loon in het jaar van oprichting van het lichaam en de drie daaropvolgende kalenderjaren op verzoek van de werknemer gesteld op het bedrag van de commerciële winst van het lichaam (..)”. Uit de wettekst blijkt duidelijk dat het moet gaan om het jaar van oprichting van het lichaam en de drie daaropvolgende kalenderjaren. Het Gerecht zal aansluiten bij de wettekst.
4.7
Met hetgeen belanghebbende heeft gesteld, wordt hij geacht het verzoek van artikel 6D, lid 2 LLB te hebben gedaan. De Inspecteur heeft dat niet weersproken. Dit verzoek houdt in dat het gebruikelijk loon van belanghebbende in het jaar van oprichting van de NV (2016) en de drie opvolgende jaren wordt gesteld op het bedrag van de commerciële winst.
4.8
De commerciële winst van de NV bedraagt in het jaar 2017 volgens de jaarstukken NAf 18.619. Het Gerecht zal het loon van belanghebbende dan ook vaststellen op NAf 18.619. Het belastbaar- en premie-inkomen dienen met NAf 31.381 (NAf 50.000 -/- NAf 18.619) te worden verminderd.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.2
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.3
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.4
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 700 (1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1). Het Gerecht merkt daarbij op dat het beroepschrift is ingediend door belanghebbende zelf zodat daarvoor geen vergoeding gegeven wordt.
5.5
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2017 tot naar een belastbaar inkomen van NAf 17.223;
- vermindert de aanslagen premies AOV/AWW, premie BVZ en premie AVBZ tot naar een premie-inkomen van NAf 18.119;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 700; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 24 juni 2022, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500