ECLI:NL:OGEAC:2022:145

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
CUR201400484
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitkoop van een minderheidsaandeelhouder in een vennootschap naar Koeweits recht met aanhouding in afwachting van cassatieberoep

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, betreft het een vordering tot uitkoop van een minderheidsaandeelhouder, waarbij de eisers, CORDIAL N.V. en MAHMOUD HAIDER & SONS TRADING & CONTRACTING CO. (MHS), de gedaagde, BAB AL-MUSTAQBAL REAL ESTATE CO. (Bab), willen uitkopen. De zaak is aanhangig gemaakt onder zaaknummer CUR201400484 en is voortgekomen uit een eerdere procedure die begon met een verzoek tot uitkoop dat op 7 november 2016 werd aangehouden in afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad over een cassatieberoep van Bab. Dit cassatieberoep was ingesteld tegen de afwijzing van Bab's verzoek om een enquête te gelasten naar het beleid van Cordial.

Na een reeks van juridische stappen, waaronder een vernietiging en terugverwijzing door de Hoge Raad, heeft het Hof op 22 juni 2021 vastgesteld dat er sprake was van wanbeleid bij Cordial. Bab heeft vervolgens cassatieberoep ingesteld tegen de beschikking van het Hof, waarin de verzoeken van Bab om vernietiging van de emissiebesluiten werden afgewezen. Bab heeft verzocht om aanhouding van de uitkoopprocedure, met het argument dat als de emissiebesluiten ongeldig blijken, MHS niet het vereiste meerderheidsbelang van 95% heeft voor de uitkoop.

Het Gerecht heeft besloten de uitkoopprocedure aan te houden in afwachting van de uitkomst van het cassatieberoep in de enquêtezaak. De zaak is verwezen naar de parkeerrol voor het nemen van aktes, waarbij MHS en Cordial zich ook moeten uitlaten over hun procespositie. Het vonnis is uitgesproken op 16 mei 2022 door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR201400484 (eerder AR 70097/2014)
Vonnis van 16 mei 2022
1. de vennootschap naar het recht van Koeweit
MAHMOUD HAIDER & SONS TRADING & CONTRACTING CO. (“MHS”),
gevestigd in Koeweit,
2. de naamloze vennootschap
CORDIAL N.V. (“Cordial”),
gevestigd in Curaçao,
eisers,
gemachtigden: mrs. M.W.J.H. Welten en S.H. Barten,
tegen
de vennootschap naar het recht van Koeweit
BAB AL-MUSTAQBAL REAL ESTATE CO. (“Bab”),
gevestigd in Koeweit,
gedaagde,
gemachtigden: mrs. C. de Bres en P.M. Noordhoek.

1.Het verloop van de procedure

Het procesverloop na het tussenvonnis van 7 november 2016 blijkt uit:
- de aktes van partijen van 7 maart 2022;
- de aktes van partijen van 4 april 2022.
Uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het vonnis van 7 november 2016 is de beslissing op het verzoek van MHS en Cordial tot uitkoop van Bab als minderheidsaandeelhouder aangehouden in afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad op het door Bab ingestelde cassatieberoep tegen de afwijzing van Babs verzoek een enquête te gelasten naar het beleid bij (onder meer) Cordial.
2.2.
Na vernietiging en terugverwijzing (HR 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:257) heeft het Hof bij beschikking van 23 januari 2018 (niet gepubliceerd) alsnog een enquête gelast. Het tegen die beslissing ingestelde cassatieberoep is op 8 maart 2019 door de Hoge Raad verworpen (ECLI:NL:HR:2019:316).
2.3.
Bij beschikking van 22 juni 2021 (ECLI:NL:OGHACMB:2021:141) heeft het Hof vastgesteld dat uit het verslag van de benoemde deskundige blijkt dat de gang van zaken rond de emissies in 2010 getuigt van wanbeleid bij (onder meer) Cordial en heeft het Hof de aan Intertrust als bestuurder verleende decharge, waar het gaat om deze emissies, vernietigd. Voor het overige zijn de verzoeken van Bab afgewezen. Over de door Bab verlangde vernietiging van de aandelenemissie overwoog het Hof onder meer het volgende:
“2.20 Voor vernietiging van de emissiebesluiten zijn de grove procedurele verzuimen – het wanbeleid – geen toereikende grond. Het belang van de Vennootschappen is door de wijze van emitteren niet (wezenlijk) geschaad en het is ook niet in het belang van de Vennootschappen om die besluiten na al die jaren nog te vernietigen. Verbetering van de verhoudingen is van een dergelijk ingrijpen niet te verwachten en de uitkoop van Bab is aanstaande. Het gaat dan al met al om het (vermogensrechtelijke) belang van Bab. Voor zover dat belang gelet op de doelstellingen van de enquêteprocedure al reden zou kunnen zijn om een dergelijke voorziening te treffen als het belang van de Vennootschappen daarmee niet is gediend, geldt dat vooralsnog ook geenszins vaststaat dat het belang van Bab werkelijk is tekortgedaan. (…)”
2.4.
Tegen deze laatste beschikking van het Hof in de enquêtezaak is door Bab cassatieberoep ingesteld. Blijkens de door Bab in het onderhavige geding genomen aktes beklaagt Bab zich er in cassatie over dat het Hof niet is overgegaan tot vernietiging van de emissiebesluiten en niet is ingegaan op de argumenten van Bab over de nietigheid van de emissies. Op dit cassatieberoep is nog niet beslist.
2.5.
Bab heeft verzocht om aanhouding van deze uitkoopprocedure, waartoe zij onder meer aanvoert dat, indien de emissiebesluiten alsnog ongeldig blijken, MHS niet het voor een uitkoop op de voet van artikel 2:250 BW vereiste meerderheidsbelang van 95% heeft.
2.6.
Het gerecht ziet ook nu aanleiding om, zoals door Bab verzocht, de beslissing in deze uitkoopprocedure aan te houden in afwachting van de uitkomst van het cassatieberoep in de enquêtezaak. Het door MHS en Cordial gestelde belang bij uitkoop - er kleven bezwaren aan het dulden van een kleine minderheidsaandeelhouder, zoals de verplichte inachtneming van (oproepings)formaliteiten voor de algemene vergadering van aandeelhouders - weegt ook nu niet op tegen het door Bab gestelde belang bij aanhouding.
2.7.
De zaak zal naar de parkeerrol worden verwezen voor het nemen van aktes.
2.8.
MHS en Cordial zullen zich in de door hen te nemen akte ook kunnen uitlaten over de vraag in welke hoedanigheid MHS thans aan dit geding deelneemt. In de kop van haar laatste akte staat als eiseres, naast Cordial, vermeld: “INTERNATIONAL BUSINESS HOLDING Co. (“IBH”), althans MAHMOUD HAIDER & SONS TRADING & CONTRACTING CO. (“MHS”), gevestigd in Koeweit”. Onduidelijk is vooralsnog of MHS nog optreedt voor zichzelf, als lasthebber van IBH op eigen naam, of dat het de bedoeling is dat IBH als rechtsopvolger van MHS de positie van MHS als procespartij overneemt.

3.Beslissing

Het Gerecht:
3.1.
verwijst de zaak naar de parkeerrol voor akte uitlating na uitspraak Hoge Raad zijdens beide partijen en voor akte zijdens MHS als bedoeld onder 2.8;
3.2.
bepaalt dat partijen vervolgens op een door de rolrechter te bepalen datum ieder een antwoordakte zullen kunnen nemen;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2022.