Op 5 januari 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, een aandeelhouder van de vrijgestelde vennootschap EFFE, in geschil was over navorderingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De Inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd voor het jaar 2009, waarbij het belastbaar inkomen van belanghebbende was vastgesteld op NAf 75.205, en vergrijpboetes waren opgelegd wegens grove schuld. Belanghebbende had in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2009 geen winst uit aanmerkelijk belang uit de vrijgestelde vennootschap aangegeven, wat als grove onachtzaamheid werd beschouwd.
Het Gerecht oordeelde dat EFFE in 2009 nog steeds voldeed aan de voorwaarden voor de status van vrijgestelde vennootschap, ondanks het feit dat er geen feitelijke activiteiten meer plaatsvonden. Hierdoor moest het voordeel uit aandelen worden vastgesteld op basis van een fictief rendement in plaats van het daadwerkelijk genoten dividend. Het Gerecht concludeerde dat het belastbaar inkomen van belanghebbende moest worden vastgesteld op NAf 24.409, met een bijbehorende vermindering van de boetes.
De uitspraak benadrukte de noodzaak voor belastingplichtigen om zorgvuldig om te gaan met hun aangiften en de gevolgen van grove schuld in belastingzaken. Het Gerecht verklaarde het beroep van belanghebbende tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar gegrond en droeg de Inspecteur op het betaalde griffierecht te vergoeden.