ECLI:NL:OGEAC:2022:1

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
CUR202002407, CUR202002408 en CUR202002409
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van navorderingsaanslagen en vergrijpboetes in belastingzaken met betrekking tot vrijgestelde vennootschappen

Op 5 januari 2022 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, een aandeelhouder van de vrijgestelde vennootschap EFFE, in geschil was over navorderingsaanslagen en vergrijpboetes opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De Inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd voor het jaar 2009, waarbij het belastbaar inkomen van belanghebbende was vastgesteld op NAf 75.205, en vergrijpboetes waren opgelegd wegens grove schuld. Belanghebbende had in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2009 geen winst uit aanmerkelijk belang uit de vrijgestelde vennootschap aangegeven, wat als grove onachtzaamheid werd beschouwd.

Het Gerecht oordeelde dat EFFE in 2009 nog steeds voldeed aan de voorwaarden voor de status van vrijgestelde vennootschap, ondanks het feit dat er geen feitelijke activiteiten meer plaatsvonden. Hierdoor moest het voordeel uit aandelen worden vastgesteld op basis van een fictief rendement in plaats van het daadwerkelijk genoten dividend. Het Gerecht concludeerde dat het belastbaar inkomen van belanghebbende moest worden vastgesteld op NAf 24.409, met een bijbehorende vermindering van de boetes.

De uitspraak benadrukte de noodzaak voor belastingplichtigen om zorgvuldig om te gaan met hun aangiften en de gevolgen van grove schuld in belastingzaken. Het Gerecht verklaarde het beroep van belanghebbende tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar gegrond en droeg de Inspecteur op het betaalde griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 5 januari 2022
BBZ nrs. CUR202002407, CUR202002408 en CUR202002409
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 2 november 2018 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2009 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 75.205, resulterend in een bedrag van NAf 9.943 aan verschuldigde inkomstenbelasting. Daarbij is een vergrijpboete van NAf 2.485 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 2 november 2018 navorderingsaanslagen premies AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2009 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 75.205, resulterend in een bedrag aan verschuldigde premies van respectievelijk NAf 6.950 (AOV/AWW) en NAf 993 (AVBZ). Daarbij zijn vergrijpboetes van respectievelijk NAf 868 en NAf 124 opgelegd.
1.3
Belanghebbende heeft op 19 december 2018 tegen de navorderingsaanslagen en de boetes bezwaar gemaakt.
1.4
Belanghebbende heeft op 16 augustus 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar van de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
De Inspecteur heeft op 29 juni 2021 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2021 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B].
1.7
Belanghebbende heeft op 30 juni 2021, na de zitting, het Gerecht via de e-mail stukken doen toekomen. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de Inspecteur met het verzoek daarop te reageren.
1.8
De Inspecteur heeft op 10 september 2021, via de e-mail, een reactie opgestuurd.
1.9
Het Gerecht heeft vervolgens het onderzoek, met goedvinden van partijen, gesloten.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2009 een belastbaar inkomen aangegeven van NAf 17.898. Bij de aanslagregeling is het aangegeven belastbaar inkomen gecorrigeerd en vastgesteld op NAf 24.216. De premie- inkomens zijn vastgesteld op NAf 25.566.
2.2
Belanghebbende en zijn zus bezitten ieder 50% van de aandelen in [EFFE] B.V. (hierna: EFFE). EFFE bezit 100% van de aandelen in [T] N.V. [T] N.V. is een vennootschap waarin feitelijke activiteiten worden verricht. De activiteiten van [T] N.V. bestaan uit het tijdelijk ter beschikking stellen van werknemers en het verrichten van administratieve diensten en belastingadvieswerkzaamheden.
2.3
EFFE is op 17 januari 2006 opgericht. Ingevolge artikel 2 van de statuten is het doel van de vennootschap het verrichten van kredietuitzettingen en het beleggen van haar vermogen in effecten en deposito’s. Bij brief van 3 februari 2006 heeft EFFE de status van vrijgestelde vennootschap aangevraagd. In de brief staat onder meer:
‘[EFFE] B.V. (Besloten Vennootschap), hereinafter referred to as ‘’Effe’’, is a Close Company (limited Liability company), incorporated in accordance with the laws of the Netherlands Antilles on January 17, 2006. Effe (..) is a so-called shareholder administered company (aandeelhouder bestuurde venootschap). The purpose clause of Effe reads in accordance with article 1A, paragraph 1, sub f, part 4 of the Profit Tax Ordinance 1940 (‘’PTO”) as effective as of January 1, 2001 and its actual activities are also in accordance with the permitted activities as described in this article (..).
Effe’s activities will consist of holding the shares of its wholly owned subsidiaries and/or other limited liability companies, providing loans to related companies, either residing in the Netherlands Antilles or abroad. (..)
We trust to have provided you with the information required and request that you confirm that the company is and has always been an Exempt Close Company (Vrijgestelde Vennootschap). If you can agree with the above we kindly request that you sign the enclosed copies of this letter for approval and return them to our office (..)’.
EFFE heeft met datumstempel 14 februari 2006 de vrijgestelde status verkregen.
2.4
Door de Stichting Belastingaccountantsbureau (hierna: SBAB) is over de jaren 2006 tot en met 2009 onderzoek verricht bij [T] N.V. Met datum 14 november 2012 is hiervan een rapport uitgebracht.
2.5
Tot de bijlagen van dit rapport behoort een afrekening van een notaris van 13 februari 2009 met betrekking tot de verkoop van het pand te [adres] door [T] N.V. In de afrekening staat dat het door [T] N.V. te ontvangen bedrag, groot NAf 312.214, wordt overgemaakt op de privé rekening van belanghebbende bij de ORCO Bank.
In het rapport is over de verkoop het volgende vermeld:
‘(…). Dit betekent dat er een boekwinst is gemaakt van (…) 32.031. Belastingplichtige heeft in het resultaat van 2009 een boekverlies aangegeven van 18.958. De boekwinst dient dan gecorrigeerd te worden. Ik stel een correctie voor van (18.958 + 32.031) 50.989.
(…)
Op de afrekening van de notaris heb ik geconstateerd dat het geld op de privé bankrekening van de heer [F] is gestort (…).
(…)
Omdat de heer Dolder als aandeelhouder de beslissingen neemt in de onderneming ga ik ervan uit dat hij, zowel in hoedanigheid van aandeelhouder als in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van belastingplichtig, zich bewust was van het feit dat een bevoordeling plaatsvond. Het onttrokken bedrag zal voor de heer [F] als uitdeling worden aangemerkt.’
2.6
Naar aanleiding van het onderzoek bij de SBAB zijn navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen van belanghebbende is verhoogd met NAf 50.989 aan verkapt dividend en dat inkomen is vastgesteld op NAf 75.205. De premie-inkomens zijn eveneens vastgesteld op NAf 75.205. Tevens zijn daarbij boetes van 25% over het nagevorderde bedrag aan inkomstenbelasting en 12,5% over de nagevorderde bedragen aan premies AOV/AWW en ABVZ opgelegd.
2.7
Op 29 juli 2010 heeft EFFE een nihilaangifte winstbelasting voor het jaar 2009 ingediend.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
In geschil is of de navorderingsaanslagen en de boetes over het jaar 2009 tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of EFFE in 2009 de status van vrijgestelde vennootschap had en als gevolg daarvan een fictief rendement in aanmerking moet worden genomen en zo nee, of de in aanmerking genomen uitdeling te hoog is. Tussen partijen is niet in geschil dat ter zake van de transactie van het pand Wilhelminalaan 19 een uitdeling heeft plaatsgevonden. Belanghebbende concludeert tot vermindering van de navorderingsaanslagen en de boetes. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslagen en de boetes.

4.OVERWEGINGEN

Vooraf: beroep niet tijdig beslissen op bezwaar aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing

4.1
De bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ zijn op 19 december 2018 door de Inspecteur ontvangen.
4.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 19 september 2019, een uitspraak heeft gedaan.
4.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 19 september 2020, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.4
Belanghebbende heeft op 16 augustus 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Dit beroep is tijdig ingediend en mitsdien is belanghebbende ontvankelijk in zijn beroep.
4.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op de bezwaren genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dienen derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op de bezwaren.
4.6
Wettelijk kader
4.6.1
Ingevolge artikel 1a, lid 1, letter f van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 (tekst 2009) (hierna: LWB) kan in 2009 als een vrijgestelde vennootschap worden aangemerkt een als zodanig door de Inspecteur op schriftelijk verzoek naar het recht van de Nederlandse Antillen (lees: Curaçao) opgerichte besloten vennootschap welke gedurende het boekjaar zonder onderbreking voldoet aan de volgende voorwaarden:
(…)
“4° de statutaire doelstelling van de vennootschap en haar feitelijke werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestaan uit het verrichten van kredietuitzettingen, het in licentie geven van intellectuele en industriële eigendomsrechten en soortgelijke vermogensrechten of gebruiksrechten naar het recht van de Nederlandse Antillen (lees: Curaçao) of naar het recht van andere landen en het beleggen in effecten en deposito’s;”
4.6.2
Ingevolge artikel 1a, lid 8 LWB wordt een vennootschap, ingeval deze niet meer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, een belaste vennootschap met ingang van het boekjaar waarin niet langer voldaan wordt aan deze voorwaarden.
4.6.3
Artikel 5, lid 4 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) schrijft voor dat het voordeel uit aandelen in een vrijgestelde vennootschap als bedoeld in artikel 1a van de LWB, jaarlijks gesteld wordt op vier percent van de waarde welke bij het begin van het kalenderjaar in het economische verkeer aan de aandelen kan worden toegekend.
Inhoudelijk
4.7
Belanghebbende is voor 50% aandeelhouder van EFFE, die op haar beurt 100% van de aandelen in [T] N.V. bezit. Belanghebbende is aldus, via EFFE, middellijk aandeelhouder van [T] N.V. Een uitdeling van [T] N.V. aan belanghebbende komt dan ook via EFFE bij belanghebbende terecht en vormt daarom voor belanghebbende een voordeel uit de aandelen EFFE.
4.8
Belanghebbende heeft gesteld dat EFFE sinds 2006 en dus ook in 2009 een vrijgestelde vennootschap was. Om die reden dient volgens belanghebbende, op grond van artikel 5, lid 4 LIB, het voordeel uit aandelen niet te worden vastgesteld op het daadwerkelijk genoten dividend maar met inachtneming van een fictief rendement. Het fictief rendement dient te worden gesteld op 4% van de waarde die op 1 januari 2009 aan de aandelen EFFE kon worden toegerekend. Over dat fictief rendement is belanghebbende als aandeelhouder 19,5% inkomstenbelasting verschuldigd.
4.9
De Inspecteur stelt dat EFFE in 2009 niet meer voldoet aan de voorwaarden voor vrijgestelde vennootschap, omdat in dat jaar feitelijk geen activiteiten meer worden verricht. Op grond van artikel 1a, lid 8 LWB dient EFFE dan in dat jaar als een belaste vennootschap te worden aangemerkt. De Inspecteur stelt verder dat het genoten bedrag aan dividend aanzienlijk hoger is dan NAf 50.989, omdat het bedrag van NAf 312.214, welke als basis heeft gediend voor het opleggen van de navorderingsaanslagen, volledig is overgemaakt op de privé bankrekening van belanghebbende. De navorderingsaanslag is dan ook eerder naar een te laag dan naar een te hoog bedrag opgelegd, aldus de Inspecteur.
4.1
Het Gerecht overweegt als volgt. De Inspecteur heeft onweersproken gesteld dat in 2009 geen feitelijke activiteiten in EFFE hebben plaatsgevonden. Wel staat vast dat tot de bezittingen van EFFE in 2009 nog steeds 100% van de aandelen in de werkmaatschappij [T] N.V. behoren. De vraag die dan beantwoord moet worden is of een dergelijk aandelenbezit onder de omschrijving van artikel 1a, lid 1, letter f, sub 4 LWB valt. In dat verband is van belang de volgende passage in de wetsgeschiedenis die ten grondslag ligt aan deze bepaling.
“Het tweede deel van de vraag betreft wat nu precies het ‘verrichten van kredietuitzettingen’ is? Een van de activiteiten die de vrijgestelde vennootschap mag verrichten. Een omschrijving die misschien meer volledig is, is dat alle activiteiten die een fonds, een beleggingsmaatschappij verricht, activiteiten zijn die vallen onder de beschrijving van ‘verrichten van kredietuitzettingen’. De volgende vraag, of de vrijgestelde vennootschap hiermee gerelateerde financiële transacties mag verrichten, zoals hedging, arbitrage, etc., kan bevestigend worden beantwoord, dat is toegestaan. Ook de vraag of je de begrippen beleggingen en effecten ruim moet opvatten, zoals onder meer valutatransacties en andere financiële transacties, het antwoord daarop is eveneens bevestigend. In feite vallen al deze begrippen onder hetzelfde begrip. Dus de laatste vraag of een 100% belang van een vrijgestelde vennootschap in een andere maatschappij kan kwalificeren als een investering, kan eveneens bevestigend worden beantwoord.” (Statenbehandeling PB 2001, no. 145, antwoord minister van Financiën in de eerste ronde.) [1]
4.11
Het Gerecht leidt uit het bovenstaande af dat het de bedoeling van de wetgever is om het begrip ‘beleggingen in effecten’, zoals dat is opgenomen in artikel 1a, lid 1, letter f, onder 4° LWB ruim uit te leggen en daaronder het houden van aandelen in een dochtermaatschappij te begrijpen. Overigens is een dergelijke ruime uitleg niet uitzonderlijk, zoals blijkt uit het arrest van 7 november 1973, nr. 17182, BNB 1974/2, waarin de Hoge Raad, weliswaar in een andere context, op gelijke wijze besliste. Dat deze uitleg, zoals de Inspecteur heeft gesteld, tot een onwenselijke uitkomst leidt, doet aan het oordeel van het Gerecht niet af. Daarmee voldoet EFFE, ook in 2009, aan de in artikel 1a, lid 1, letter f, onder 4° LWB gestelde voorwaarde voor de vrijgestelde status.
4.12
Nu tussen partijen niet in geschil is dat EFFE ook aan de overige voorwaarden voor de vrijgestelde status voldoet luidt de conclusie dat EFFE in 2009 een vrijgestelde vennootschap is. In dat geval dient als voordeel uit aandelen niet het daadwerkelijk genoten bedrag in aanmerking genomen te worden maar het forfaitaire voordeel (fictief rendement), als bedoeld in artikel 5, lid 4 LIB.
4.13
De Inspecteur heeft onweersproken gesteld dat de waarde van alle aandelen EFFE op 1 januari 2009 NAf 9.658 bedraagt. Belanghebbende bezit 50% van de aandelen EFFE. Daarvan uitgaande bedraagt het fictief rendement 4% van 50% van NAf 9.658 = NAf 193. Het belastbaar inkomen van belanghebbende over 2009 dient dan te worden vastgesteld op NAf 24.216 (primitieve aanslag) +/+ NAf 193 = NAf 24.409 en de premie-inkomens op NAf 25.566 +/+ NAf 193 = NAf 25.759.
Van het belastbaar inkomen wordt het bedrag van NAf 193 belast naar een tarief van 19,5%.
Vergrijpboetes
4.14
Aan belanghebbende is een vergrijpboete van NAf 2.485 (25%) opgelegd in de inkomstenbelasting en vergrijpboetes van respectievelijk NAf 868 (AOV/AWW) en NAf 124 (AVBZ) (12,5%). Redengevend is daarvoor geacht dat het aan grove schuld van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is geheven (artikel 20 van de ALL in samenhang met artikel 7 lid 1 van de Ministeriele beschikking administratieve boeten, P.B. 2001, no. 148). Van grove schuld kan worden gesproken indien de handelwijze van de belastingplichtige als een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid moet worden gekwalificeerd (vgl. HR 19 december 1990, ECLI:NL:HR:1990: ZC4481).
Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting over 2009 gedaan zonder de genoten winst uit aanmerkelijk belang uit de vrijgestelde vennootschap EFFE aan te geven, hetgeen als een grove onachtzaamheid van belanghebbende kan worden beschouwd. Daarom is sprake van grove schuld van de zijde van belanghebbende, zodat de boetes terecht zijn vastgesteld op respectievelijk 25% en 12,5% van de nagevorderde belasting danwel premies. Vanwege de vermindering van de nagevorderde belasting en premies worden de boetes dienovereenkomstig verminderd. Deze boetes zijn volgens het Gerecht in overeenstemming met de ernst van het vergrijp.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de kosten in beroepsfase. Het Gerecht ziet geen aanleiding om de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten nu geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het beroep is immers ingesteld door [T] N.V., een vennootschap waarvan belanghebbende middellijk de helft van de aandelen houdt. Het beroepschrift is getekend door de directeur van [T] N.V., zijnde de moeder van belanghebbende. Zij heeft in eerdere zaken verklaard dat de onderneming van [T] N.V. aan huis is gevestigd en meer een familiezaak is (vgl. GEA Curaçao 2 oktober 2020, ECLI:NL:OGEAC:2020:229). Niet gesteld of gebleken is dat ten tijde van de indiening van het beroepschrift in onderhavige zaken, de situatie anders was. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het Gerecht van oordeel dat [T] N.V. moet worden vereenzelvigd met belanghebbende. Bovendien heeft belanghebbende tegenover de uitdrukkelijke betwisting van de Inspecteur niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt, dat kosten zijn gemaakt. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het Gerecht van oordeel dat de door [T] N.V. verleende rechtsbijstand niet op beroepsmatige basis is verricht.
5.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen niet tijdig beslissen op bezwaar gegrond;
- vermindert de aanslagen inkomstenbelasting en premies AOV/AWW en AVBZ voor 2009 naar aanslagen naar een belastbaar inkomen van NAf 24.409 waarvan NAf 193 belast naar het tarief van 19,5% en premie-inkomens van NAf 25.759;
- vermindert de boetes over het jaar 2009 dienovereenkomstig; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en uitgesproken op 5 januari 2022, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De rechter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500

Voetnoten

1.Dit betreft een vrije vertaling van het antwoord van de Minister van Financiën ten aanzien van de toegelaten activiteiten, opgenomen in de ‘Vakstudie Belastingen van de Caribische Koninkrijksdelen, art. 1A LWB 1940 (Curaçao), aant. 2.6.4 Lid 1 (f, 4°). Toegelaten activiteiten’.