In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, betreft het een geschil tussen de vennootschappen NATIONAL LEASING AND FINANCING CO. (NLF) en BAB AL-MUSTAQBAL REAL ESTATE CO. (BAB) over de erkenning en tenuitvoerlegging van een Koeweits vonnis. NLF heeft een verzoek ingediend om BAB te veroordelen tot betaling van een bedrag dat door een Koeweits rechter is vastgesteld. Dit vonnis, dat in eerste instantie door de Koeweits rechter is uitgesproken, is in hoger beroep bevestigd, maar BAB heeft zich verzet tegen de erkenning van dit vonnis in Curaçao, met de stelling dat het vonnis niet uitvoerbaar is in Koeweit.
Het procesverloop begon met de indiening van een inleidend verzoekschrift op 30 december 2019, gevolgd door verschillende conclusies en producties van beide partijen. Vanwege de COVID-19-pandemie vond een gepland pleidooi op 23 maart 2021 geen doorgang, en partijen hebben hun pleitnota's per e-mail ingediend. De rechter heeft uiteindelijk op 10 mei 2021 vonnis gewezen.
De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat aan de voorwaarden voor erkenning van het buitenlandse vonnis is voldaan, zoals vastgelegd in artikel 431 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechter heeft geoordeeld dat de Koeweits uitspraak rechtskracht heeft en dat BAB gehouden is aan deze uitspraak. De vordering van NLF is toegewezen, en BAB is veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat NLF het vonnis onmiddellijk kan laten uitvoeren, ongeacht een eventuele hoger beroep.