ECLI:NL:OGEAC:2021:64

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
CUR202002441 tot en met CUR202002445
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag onroerendezaakbelasting en vastgestelde waarde

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) die aan de belanghebbende is opgelegd voor de onroerende zaak gelegen aan [adres 01]. De aanslag, gedateerd op 13 november 2018, was vastgesteld op een waarde van NAf 720.000 voor het jaar 2014. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, waarop de Inspecteur op 16 juni 2020 de aanslag heeft verminderd naar een belastbare waarde van NAf 600.000. De belanghebbende heeft vervolgens op 17 augustus 2020 beroep ingesteld tegen deze uitspraak op bezwaar, waarbij een griffierecht van NAf 50 is betaald. De zitting vond plaats op 23 maart 2021, waarbij de rechter via een videoverbinding de zitting leidde vanwege coronamaatregelen.

De rechter heeft overwogen dat de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar is, omdat de uitspraak op bezwaar niet correct was geformuleerd en geen rechtsmiddelverwijzing bevatte. De ontvankelijkheid van het bezwaar is bevestigd, aangezien het bezwaar tegen de vastgestelde waarde voor het jaar 2014 tijdig was ingediend. De rechter heeft vastgesteld dat de Inspecteur niet in zijn bewijslast is geslaagd om de door hem verdedigde waarde van NAf 600.000 te onderbouwen. Evenmin heeft de belanghebbende zijn bepleite waarde van NAf 480.000 kunnen onderbouwen. Uiteindelijk heeft het Gerecht de waarde in goede justitie vastgesteld op NAf 550.000.

De uitspraak van het Gerecht verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag OZB 2014 tot een belastbare waarde van NAf 550.000. Tevens is de Inspecteur verplicht om het betaalde griffierecht van NAf 50 aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. dr. A.J.H. van Suilen en uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. S.C.M.J. Bucx op 31 maart 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 31 maart 2021
BBZ nrs. CUR20202441 tot en met CUR202002445
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak [adres 01] (hierna: de onroerende zaak) op 13 november 2018 een aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2014 opgelegd naar een waarde van NAf 720.000.
1.2
Belanghebbende heeft op 20 december 2018 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 juni 2020 de aanslag verminderd naar een belastbare waarde van NAf 600.000.
1.4
Belanghebbende heeft op 17 augustus 2020 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Daarvoor is een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.5
Belanghebbende heeft op 4 maart 2021 een pleitnota ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft op 19 maart 2021 een verweerschrift ingediend.
1.7
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is niemand verschenen. Door de maatregelen vanwege het corona-virus heeft de rechter de zitting geleid via een videoverbinding.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

2.1
In artikel, lid 1, Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.2
De onderhavige uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 16 juni 2020. Het beroepschrift is op 17 augustus 2020 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend.
2.3
Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 4, Landsverordening op het beroep in belastingzaken (hierna: LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
2.4
De uitspraak op bezwaar van 16 juni 2020 betreft een enkele kennisgeving van een vermindering van de aanslag OZB, zonder dat een opschrift ‘uitspraak op bezwaar’ is vermeld en zonder dat een rechtsmiddelverwijzing is opgenomen. Een adequate rechtsbescherming brengt mee dat in een dergelijk geval de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten (vgl. RBB 16 november 1998, ECLI:NL:ORBBNAA:1998:BU7475). Derhalve blijft een niet-ontvankelijkverklaring achterwege.
Ontvankelijkheid bezwaar
2.5
Ingevolge artikel 9, lid 1, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB) kan de belanghebbende slechts in het eerste jaar van het vijfjarig tijdvak waarvoor de waarde wordt vastgesteld, bezwaar indienen bij de Inspecteur tegen de vastgestelde waarde. Dit betekent dat in het tijdvak 2014-2018 alleen bezwaar tegen de vastgestelde waarde mogelijk is over het jaar 2014. Het bezwaar van belanghebbende voor het onderhavige jaar 2014 is gericht tegen de vastgestelde waarde. Dit bezwaar is mitsdien ontvankelijk.
Belastbare waarde
2.6
Op grond van artikel 5, lid 2, Landsverordening onroerendezaakbelasting 2014 (hierna: LOZB) wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer die dient te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald (vgl. MvT, Ozb, PB 2013, no. 54, blz. 11-12, en HR 8 augustus 2003, ECLI:NL:HR:2003:AI0924).
2.7
Belanghebbende bepleit gemotiveerd een lagere waarde. In dat geval rust op de Inspecteur de last feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is.
2.8
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van NAf 600.000 heeft de Inspecteur de volgende berekening overgelegd:
Oppervlakte
Waarde per m2
Waarde
Perceel
1.725 m2
NAf 155
NAf 262.500
Woning
360 m2
NAf 1.250
NAf 450.000
Totaal
NAf 712.500
Bij deze waardering is geen rekening gehouden met waardedrukkende factoren. Indien hier wel rekening mee wordt gehouden is de waarde van NAf 600.000 niet te hoog vastgesteld, aldus de Inspecteur.
2.9
Daarnaast heeft de Inspecteur gewezen op verkoopadvertenties van de objecten [adres 2] met een vraagprijs van NAf 1.134.112 en een Tropische Villa in [adres 3] met een vraagprijs van NAf 525.000.
2.1
Het Gerecht is van oordeel dat de Inspecteur niet in zijn bewijslast is geslaagd. Zo heeft de Inspecteur niet duidelijk kunnen maken waarop de waarden per m2 zijn gebaseerd. Anders dan de Inspecteur voorstaat, bieden vraagprijzen van vergelijkbare objecten onvoldoende houvast voor het bepalen van de waarde in het economische verkeer. Bovendien is niet duidelijk in hoeverre deze objecten vergeleken kunnen worden met de onroerende zaak.
2.11
Dit betekent overigens niet dat de door belanghebbende bepleite waarde zonder meer als juist kan worden aanvaard (vgl. HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005: AU4300). Naar het oordeel van het Gerecht heeft ook belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de door hem bepleite waarde van NAf 480.000 juist is. Belanghebbende heeft deze waarde namelijk niet onderbouwd met verkoopcijfers van vergelijkbare objecten.
2.12
Nu geen van beide partijen erin is geslaagd de door haar voorgestane waarde aannemelijk te maken, stelt het Gerecht, gelet op hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, de waarde in goede justitie vast op NAf 550.000.

3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

3.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3.2
Wel dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag OZB 2014 tot een aanslag naar een belastbare waarde van NAf 550.000; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 50 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 31 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.C.M.J. Bucx.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Emancipatie Boulevard Dominico “Don” Martina 18
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500