ECLI:NL:OGEAC:2021:28

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
CUR201901213
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de politie voor fatale schietincident tijdens politieoptreden

In deze zaak vorderen eiseressen, nabestaanden van de overledene, schadevergoeding van het Land Curaçao en het Korps Politie Curaçao (KPC) naar aanleiding van een schietincident dat plaatsvond op 5 april 2014. De overledene, die betrokken was bij een politiecontrole bij Altagracia Snèk te Choloma, werd door een politiefunctionaris doodgeschoten. Eiseressen stellen dat de politie aansprakelijk is voor de dood van de overledene en vorderen schadevergoeding. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de vordering van eiseressen tegen KPC niet-ontvankelijk verklaard, omdat KPC geen rechtspersoon is. De vordering tegen het Land is afgewezen, omdat het Gerecht oordeelt dat het optreden van de politie gerechtvaardigd was. De rechter concludeert dat de omstandigheden voor de politiefunctionaris zodanig bedreigend waren dat hij zich moest verdedigen met zijn dienstwapen. Bovendien wordt de eigen schuld van de overledene aan de tragische gebeurtenissen benadrukt, wat leidt tot de conclusie dat de schadevergoedingsplicht van het Land geheel vervalt. Eiseressen worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:

1.[EISERES SUB 1],

wonend in Nederland,
2. [EISERES SUB 2], pro se en als wettelijk vertegenwoordigster van [de minderjarige],
wonend te Curaçao,
eisers,
gemachtigden: mrs. E. Bokkes en M.C.G.G. Verkade,
tegen

1.KORPS POLITIE CURAÇAO,

2. HET LAND CURAÇAO,
gevestigd te Curaçao,
gedaagden,
gemachtigden: mrs. A.C. van Hoof en B.L.J. Zending.

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 5 april 2019;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • de akte uitlating producties;
  • de ter zitting van 2 december 2020 voorgedragen en overgelegde pleitaantekeningen van de gemachtigden van partijen.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

In dit geding wordt uitgegaan van het volgende.
a. a) Eiseressen zijn de nabestaanden van [de overledene], geboren in 1984 en overleden op Curaçao op 5 april 2014 (hierna: [de overledene]). Eiseres sub 1 is [de overledenes] moeder. Eiseres sub 2 was [de overledenes] vriendin en is de moeder van [de overledenes] zoon [de minderjarige], geboren in 2013.
b) [De overledene] is overleden door een fataal schot afkomstig uit het dienstpistool van politiefunctionaris brigadier […] (hierna: brigadier […]). Dit schietincident vond plaats tijdens een grootschalige politiecontrole (circa 25 functionarissen van Unit Speciale Taken, handhavingsteam Punda en VKC) bij Altagracia Snèk te Choloma (Montagne Rey 356), op 5 april 2014 rond 03.00 uur in de nacht. Twee vrienden van [de overledene] werden door dezelfde kogel geraakt.
c) In opdracht van de Procureur-Generaal heeft de Landsrecherche onderzoek gedaan naar de toedracht van het schietincident. Van dat onderzoek is op 2 april 2015 (eind)proces-verbaal opgemaakt.
d) Bij beschikking van 21 juni 2016 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie beslist op een beklag van eiseressen ex artikel 15 Wetboek van Strafvordering. Het hof overwoog en oordeelde als volgt:
“ 3.1. Klagers wensen strafrechtelijke vervolging van beklaagde. Zij stellen dat beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan moord c.q. doodslag op wijlen [de overledene]. Daartoe hebben zij, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Uit het dossier blijkt dat er tal van getuigen ter plaatse waren die verklaarden dat beklaagde zonder enige aanleiding wijlen [de overledene] heeft aangevallen en doodgeschoten. Het Openbaar Ministerie heeft er echter voor gekozen om de diverse getuigenverklaringen zonder enige onderbouwing van de tafel te schuiven en de zaak tegen beklaagde slechts op basis van zijn verklaring te seponeren.
3.2.
De procureur-generaal heeft er - kort gezegd - op gewezen dat het schietincident ingeleid is door een serie kort op elkaar volgende tegen de beklaagde gerichte aanvalshandelingen, waarbij beklaagde uiteindelijk op de grond is beland met wijlen [de overledene] boven op hem. Vanuit deze positie, terwijl hij zich ernstig bedreigd voelde, en gelet op het feit dat hij geen zicht had op assistentie door een collega of enige andere vorm van hulp, heeft hij zijn dienstwapen naar zich getrokken en een schot afgevuurd. Hij verkeerde hierbij in de veronderstelling dat wijlen [de overledene] zijn dienstwapen wilde afpakken. De verklaringen van beklaagde worden ondersteund door de verklaringen van zijn collega's.
4. De beoordeling
(…)
4.2.
De vraag die in deze procedure ter beoordeling staat, is of vervolging ter zake van het feit waarop aangifte betrekking heeft haalbaar is, in de zin dat het feit potentieel bewijsbaar en strafbaar is, en of vervolging opportuun is.
4.3.
Het Hof is op grond van het verhandelde in raadkamer en de thans in het dossier voorhanden zijnde gegevens van oordeel dat het beklag dient te worden afgewezen. Ter toelichting wordt het volgende overwogen. Klagers stellen dat wijlen [de overledene] zonder enige aanleiding door beklaagde is aangevallen en doodgeschoten. De door klagers gegeven weergave van de feiten, vindt echter geen steun in het dossier van het door de Landsrecherche verrichte onderzoek. Daarentegen wordt de verklaring van beklaagde over de toedracht ondersteund door de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen, met name de verklaring van de forensisch patholoog naar aanleiding van de sectie en het letselonderzoek. De lezing van beklaagde over het anatomische schotverloop in het lichaam van wijlen [de overledene] is in overeenstemming met voornoemd rapport.
Het Hof acht de kans zo goed als uitgesloten dat een beroep op noodweer of
eventueel noodweer-exces door een later oordelende strafrechter niet zal worden gehonoreerd, en acht het beklag derhalve ongegrond.”
e) Brigadier [...] (geboren in 1968) was sinds 1991 in dienst van de politie, was vanaf 2006 werkzaam bij het Team Narcotica en heeft tien jaar deel uitgemaakt van het arrestatieteam. Brigadier [...] is in 2020 overleden.

3.De vordering en het verweer

3.1
Eiseressen vorderen na wijziging van eis dat het gerecht bij vonnis:
- voor recht verklaart dat de politie aansprakelijk is voor de dood van [de overledene], althans aansprakelijk is voor de dientengevolge door eiseressen geleden en nog te lijden schade;
- gedaagden veroordeelt tot het vergoeden van de door eiseressen geleden en nog te lijden schade, kosten en interesten, als gevolg van het overlijden van [de overledene], nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid althans de dag van indiening van het verzoekschrift;
althans,
- beslist als door het Gerecht in goede justitie te bepalen,
met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.2
Gedaagden hebben de vordering gemotiveerd bestreden.
3.3
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

de ontvankelijkheid
4.1
De bevoegdheid om als procespartij op te treden in een civiele procedure als deze, komt in beginsel alleen toe aan natuurlijke personen en rechtspersonen (ECLI:NL:HR:2016:2233). KPC is geen rechtspersoon en een uitzondering op grond waarvan het KPC toch als partij in het geding kan worden betrokken doet zich niet voor. Ten aanzien van KPC zullen eisessen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2
Partijen hebben niet stilgestaan bij de vraag of in deze zaak sprake was van toepassing van een dwangmiddel als bedoeld in artikel 178 Wetboek van Strafvordering. In het bevestigende geval zou voor eiseressen slechts de strafvorderlijke en niet ook de civielrechtelijke rechtsgang openstaan. Het gerecht zal tot uitgangspunt nemen dat bij het schietincident van toepassing van een dwangmiddel geen sprake was. Eiseressen kunnen dan ook worden ontvangen in hun vordering.
de schade
4.3
Gedaagden hebben zich onder meer verweerd met de stelling dat niet aannemelijk is geworden dat eiseressen als gevolg van het overlijden van [de overledene] schade hebben geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Dit verweer heeft aan relevantie ingeboet na de eiswijziging van eiseressen waarbij zij hun aanvankelijke vordering tot betaling van een voorschot van NAf 9.999 hebben ingetrokken. Voor een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat is niet vereist dat de gestelde schade aannemelijk is gemaakt. Voldoende is dat de mógelijkheid van schade aannemelijk is. Uit artikel 6:108 BW volgt dat in geval van aansprakelijkheid voor iemands overlijden, een verplichting bestaat tot het vergoeden aan diens nabestaanden van schade door het derven van levensonderhoud en terzake de kosten van de begrafenis. Eiseressen stellen onder meer dergelijke schade te hebben geleden. De mogelijkheid van schade als gevolg van de gestelde onrechtmatige daad is daarmee voldoende aannemelijk, zodat de vorderingen van eiseressen niet reeds stranden bij gebrek aan belang.
de (on)rechtmatigheid
4.4
Eiseressen leggen aan de gevraagde verklaring voor recht en de gevorderde veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat ten grondslag dat brigadier [...], althans andere ondergeschikten van de politie bij het schietincident van 5 april 2014 zodanige fouten hebben gemaakt dat sprake is van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW en dat de politie daarvoor aansprakelijk is op grond van artikel 6:170 BW.
4.5
Eiseressen wijzen erop dat het incident plaatsvond tijdens een feest bij een snèk waar zo’n 150 mensen aanwezig waren toen brigadier [...] en ongeveer 25 collega’s in actie kwamen. Volgens eiseressen is de politie van meet af aan met geweld en agressie opgetreden, waarbij diverse politieagenten achter (naar vermoeden) illegaal op het eiland verblijvende personen aanrenden, worstelingen plaatsvonden en traangas werd gebruikt. Volgens eiseressen is [de overledene] zijn vriendin eiseres sub 2, die ook aanwezig was, ter verdediging te hulp geschoten toen brigadier [...] haar wilde aanhouden, waarna [de overledene] en brigadier [...] bijzonder agressief jegens elkaar hebben gereageerd en brigadier [...] zijn wapenstok heeft getrokken en daarmee is gaan slaan. Volgens eiseressen heeft brigadier [...] daarmee olie op het vuur gegooid en had hij op dat moment moeten weglopen. De sfeer was uitermate gespannen en brigadier [...] was slechts in het bijzijn van enkele collega’s. In plaats van de confrontatie op te zoeken met [de overledene], had hij zich volgens eiseressen moeten terugtrekken. Dan was het dodelijke schot nooit afgevuurd. Volgens eiseressen is niet gebleken dat een eventuele aanval van [de overledene] niet met minder geweld en zonder het trekken en gebruiken van het dienstwapen had kunnen worden afgedaan. Eiseressen voegen daaraan toe dat de hele actie aanvankelijk niet gepland was en dat de voorbereiding en organisatie ondermaats was. Het team dat de actie uitvoerde was ingepland voor een controle bij nachtclub ‘Bar Bar’ te Santa Rosa en pas na afloop van die controle heeft de leidinggevende, inspecteur [inspecteur], het team een briefing gegeven voor een controle te Choloma naar aanleiding van meldingen over bezit van wapens en drugs. Voor brigadier [...] gold volgens eiseressen bovendien nog dat hij er al een lange werkdag op had zitten, te weten van 8.00 uur tot 16.00 uur en vanaf 18.00 uur.
4.6
Naar het oordeel van het gerecht bestaat er onvoldoende grond het Land aansprakelijk te houden voor de door eiseressen gevorderde overlijdensschade.
4.7
In het onderzoek van de Landsrecherche zijn een dertigtal getuigen gehoord, van welke verhoren ambtsedig proces-verbaal is opgemaakt. Vaststaat dat brigadier [...] zijn uniform droeg en goed herkenbaar was als politiefunctionaris. Volgens enkele getuigen heeft [de overledene] de inhoud van een glas in het gezicht van brigadier [...] gegooid. Gemene deler in de getuigenverklaringen - zowel van de zijde van snèkbezoekers als van politiefunctionarissen - is dat [de overledene] zich op ruwe wijze met de aanhouding van eiseres sub 2 bemoeide, dat hij en brigadier [...] elkaar vervolgens agressief bejegend hebben en dat [de overledene], ook nadat brigadier [...] zijn wapenstok had getrokken, zich niet heeft teruggetrokken maar juist het gevecht met brigadier [...] is aangegaan. Uit de getuigenverklaringen van in het bijzonder [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en van brigadier [...] zelf komt naar voren dat [de overledene] en brigadier [...] tijdens het gevecht op een tafel terecht zijn gekomen en dat [de overledene] en brigadier [...] vervolgens liggend op de grond zijn beland, met [de overledene] bovenop brigadier [...].
4.8
Volgens de verklaring van brigadier [...] heeft hij geschoten op het moment dat hij en [de overledene] op de grond lagen. Brigadier [...] verklaart onder meer:
“Direct hierna rende de man met het witte T-shirt met zijn hoofd voorovergebogen, op mij af. Met zijn hoofd tegen mijn buik omhelsde hij mijn lichaam ter hoogte van mijn heup. Hij duwde mij naar achteren waardoor de tafel omver werd geduwd. Ik struikelde over de omver geduwde tafel en wij kwamen beiden ten val. Ik viel ruggelings op de tafel terwijl deze man op mij terecht kwam. Op dat moment merkte ik dat ik ook door andere personen werd aangevallen. Ik werd geschopt en getrapt door deze personen. Terwijl de man op mij lag probeerde ik overeind te komen, maar dit is mij niet gelukt omdat mijn voeten geen contact hadden met de vloer. Met mijn linkerhand hield ik deze man aan zijn rechterschouder vast. Deze man trachtte met zijn linkerhand aan mijn lichaam te komen hetzij om mij te slaan of iets anders te doen. Ik gebruikte mijn wapenstok om hem af te weren teneinde te vooromen, dat hij mij kon raken. Op dat moment werd ik steeds door onbekenden geschopt en getrapt. Door de handeling van deze man drong het tot mij door dat hij vermoedelijk mijn vuurwapen wilde grijpen. Gaande er van uit dat ik met mijn linkeroog niets kon zien en ook nog de wazigheid van mijn rechteroog, vreesde ik dat mijn vuurwapen kon worden afgepakt. Gezien ik op dat moment mishandeld werd en ik geen collega’s in mijn omgeving zag die mij kon helpen, voelde ik mij ernstig bedreigd. Ik had op dat moment geen andere keuze dan mijn vuurwapen te trekken en een schot af te vuren. Na het schot bleef ik de man met het witte T-shirt krachtig vasthouden, terwijl ik het vuurwapen ter hoogte van mijn borst krachtig vasthield om te voorkomen dat deze van mij kon worden afgenomen. Op dat moment voelde ik dat de man met het witte T-shirt in de tegen gestelde richting van mij werd getrokken. Op dat moment zag ik een in politie-uniform geklede, waardoor ik de man met het witte T-shirt heb losgelaten. Even later werd ik door een collega overeind geholpen. Ik zag dat de man met het witte T-shirt op de grond bleef liggen.”
4.9
Dit deel van de verklaring van brigadier [...] over de omstandigheden op het moment van het schot vindt steun in het proces-verbaal van het medisch forensisch onderzoek over de baan van de kogel en in de getuigenverklaringen van onder meer [betrokkenen 1, 4, 5 en 6].
4.1
Eiseressen hebben geen concrete, voor bewijs vatbare feitelijke stellingen aangedragen die, indien bewezen, zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de situatie waarin het fatale schot viel wezenlijk anders was dan volgt uit de verklaring van brigadier [...].
4.11
Naar het oordeel van het gerecht heeft brigadier [...] in de gegeven situatie gerechtvaardigd zijn dienstpistool kunnen trekken en afvuren. Aannemelijk is dat de omstandigheden zodanig bedreigend en gevaarlijk voor brigadier [...] waren, dat hij zich uit lijfsbehoud moest en mocht verdedigen met zijn wapen. Het optreden van brigadier [...] heeft, niettegenstaande de fatale afloop, geen onrechtmatig karakter.
4.12
Anders dan eiseressen, is het gerecht van oordeel dat evenmin sprake is van onrechtmatig handelen van brigadier [...] in de aanloop naar het schietincident. In het bijzonder kan brigadier [...] niet worden tegengeworpen dat hij in de oppositie van [de overledene] geen aanleiding heeft gezien zich terug te trekken.
4.13
De stelling van eiseressen dat de actie te Choloma onvoldoende was voorbereid en georganiseerd, legt geen gewicht in de schaal. Niet alleen kan hetgeen eiseressen daarvoor hebben aangevoerd die stelling niet dragen en is het, zoals inspecteur [inspecteur] ter zitting ook heeft bevestigd, gebruikelijk dat de plaats waar een inval zal worden gedaan pas kort tevoren tijdens de briefing aan de deelnemende politiefunctionarissen bekend wordt gemaakt, maar bovendien ontbreekt een voldoende causaal verband tussen de gestelde gebrekkige voorbereiding en het tussen [de overledene] en brigadier [...] voorgevallene.
4.14
Dat een rol van betekenis heeft gespeeld dat brigadier [...] er een lange werkdag op had zitten (volgens inspecteur […] ter zitting: een rustige dag in burger op kantoor), is niet aannemelijk geworden. Daar wijst niets op.
(mede)schuld
4.15
Voor zover over het (on)rechtmatige karakter van het optreden van brigadier [...] en/of de politie anders zou moeten worden geoordeeld dan hiervoor overwogen, geldt naar het oordeel van het gerecht in ieder geval dat de billijkheid ingevolge artikel 6:101 lid 1 BW eist dat de schadevergoedingsplicht van (brigadier [...] en) het Land geheel vervalt wegens de overwegende (eigen) schuld van [de overledene] aan de tragische gebeurtenissen in de snèk. [de overledene] heeft de confrontatie met brigadier [...] opgezocht, eerst verbaal en vervolgens ook fysiek. Voor [de overledene]’s agressieve bejegening van brigadier [...] in de uitoefening van diens functie bestond geen rechtvaardiging, en zonder die bejegening zou het schot niet zijn gelost en was de schade waarvan eiseressen vergoeding verlangen uitgebleven.
slotsom en kosten
4.16
Slotsom is dat eiseressen ten aanzien van KPC niet-ontvankelijk zullen worden verklaard en dat hun vordering tegen het Land zal worden afgewezen. Eiseressen zullen op de voet van artikel 60 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden veroordeeld in de proceskosten.

5.Beslissing

Het Gerecht,
- verklaart eiseressen niet-ontvankelijk in hun vordering tegen KPC;
- wijst de vorderingen van eiseressen tegen het Land af;
- veroordeelt eiseressen in de kosten van het geding, aan de zijde van gedaagden begroot op NAf 3.750 voor gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2021.