In deze zaak vorderden [eisers], bestaande uit [eiser1] en zijn echtgenote [eiser2], schadevergoeding van (de regering van) het Land Curaçao en de stichting Fundashon Kas Popular (FKP) wegens onrechtmatige sloopwerkzaamheden en ontruiming van hun huurwoning. De eisers stelden dat zij sinds 1973 de woning huurden en dat FKP, als beheerder van de woning, onrechtmatig had gehandeld door de woning te ontruimen en verbouwingen ongedaan te maken. De eisers vorderden onder andere schadevergoeding voor de sloopwerkzaamheden, ontruiming, onverschuldigde huurbetalingen en immateriële schade. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao oordeelde dat de eisers recht hadden op kosteloos procederen en dat FKP aansprakelijk was voor de onrechtmatige ontruiming. De vorderingen van de eisers werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij het Gerecht de schadevergoeding voor de ontruiming en de onrechtmatige sloopwerkzaamheden schatte. De vorderingen tegen het Land Curaçao werden afgewezen, omdat de eisers niet voldoende hadden aangetoond dat het Land aansprakelijk was voor de gestelde schade. Het Gerecht wees de vorderingen tot schadevergoeding toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.