In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 7 augustus 2010 te Curaçao zijn gehuwd. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding, terwijl de man zich daartegen verzet en heeft aangevoerd dat de echtscheiding niet kan worden uitgesproken vanwege de minderjarige kinderen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het huwelijk tussen partijen duurzaam is ontwricht en dat de vrouw niet wenst te verzoenen met de man. De man heeft psychologische hulp gezocht om het huwelijk te redden, maar het Gerecht oordeelt dat de belangen van de vrouw om haar leven voort te zetten zwaarder wegen dan de belangen van de man bij het behoud van het huwelijk. Het Gerecht laat artikel 1:150 lid 2 BW buiten toepassing, omdat niet is gebleken dat de belangen van de minderjarige kinderen door de echtscheiding meer geschaad zullen worden dan door een scheiding van tafel en bed. De echtscheiding wordt uitgesproken, en het Gerecht beveelt de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Daarnaast is er een vervolgdatum vastgesteld voor de behandeling van kinderalimentatie en partneralimentatie.