ECLI:NL:HR:2004:AP4502
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en duurzaam gescheiden leven in de Nederlandse Antillen
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van de man tegen de beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, waarin de echtscheiding tussen hem en de vrouw werd bevestigd. De vrouw had op 23 april 2001 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin zij om echtscheiding vroeg, evenals om voorzieningen voor de voogdij en een onderhoudsbijdrage voor hun twee minderjarige kinderen. De man bestreed de verzoeken van de vrouw, maar het gerecht sprak op 29 januari 2002 de echtscheiding uit. De man ging in hoger beroep, maar het hof bevestigde de beschikking op 12 augustus 2003. Hierop volgde het cassatieberoep van de man, waarbij de vrouw niet in cassatie verscheen.
De Hoge Raad diende te beoordelen of de echtgenoten, ondanks dat zij nog samenwoonden, ten minste drie jaren onafgebroken gescheiden hadden geleefd in de zin van artikel 1:150 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen. Het hof had deze vraag bevestigend beantwoord, onderbouwd met de vaststelling dat partijen sinds zes jaar volledig van elkaar vervreemd waren, niet samen aten, en geen communicatie meer hadden. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet onjuist had geoordeeld en dat de omstandigheden voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven, ondanks de gezamenlijke woonplaats.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de man, waarbij de beslissing van het hof wordt bekrachtigd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een redelijke wetsuitleg met betrekking tot de voorwaarden voor echtscheiding, vooral in het licht van de bescherming van minderjarige kinderen.