Op 12 maart 2021 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als kandidaat-minister was aangesteld. De verdachte werd beschuldigd van het niet correct invullen van de 'Verklaring kandidaat-minister' door nevenfuncties en vermogensbestanddelen te verzwijgen. De zaak kwam ter terechtzitting op 19 februari 2021, waar de verdachte werd bijgestaan door haar advocaten. De officier van justitie eiste een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, terwijl de verdediging pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en vrijspraak.
Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De verdediging voerde aan dat de Landsverordening integriteit in strijd was met hogere regelgeving en dat er sprake was van schending van mensenrechten. Het Gerecht verwierp deze verweren en oordeelde dat de verdachte op 15 mei 2017 verplicht was om alle relevante informatie te verstrekken in de verklaring. De verdachte had nagelaten om haar nevenfuncties en een bankrekening te vermelden, wat in strijd was met de Landsverordening.
Uiteindelijk oordeelde het Gerecht dat de verdachte schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen. Het Gerecht hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gevolgen van de rechtszaak voor haar. De uitspraak benadrukte het belang van transparantie en integriteit voor kandidaat-ministers, en dat de kabinetsformateur moet kunnen vertrouwen op de juistheid van de verstrekte informatie.