ECLI:NL:OGEAC:2020:92

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
CUR201901014 en CUR201901015
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslagen en buitengewone lasten na overlijden van belanghebbende

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is het beroep van de erfgenamen van een overleden belanghebbende aan de orde. De belanghebbende is op 7 oktober 2016 overleden en had in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2016 begrafeniskosten als buitengewone last in aftrek gebracht. De inspecteur heeft deze aftrek gecorrigeerd, wat leidde tot een geschil over de vraag of deze kosten als buitengewone lasten kunnen worden aangemerkt. Het Gerecht oordeelt dat de begrafeniskosten, die zijn opgekomen en betaald na het overlijden, niet op de belanghebbende drukken maar op de erfgenamen. Hierdoor kunnen deze kosten niet als buitengewone last worden afgetrokken.

Daarnaast is er een geschil over de toepassing van de alleenverdienerstoeslag. Het Gerecht stelt vast dat de belanghebbende in het jaar van overlijden niet gedurende het gehele kalenderjaar gehuwd was, waardoor er geen recht op de toeslag bestaat. Het Gerecht concludeert dat de aanslagen in de inkomstenbelasting en premies correct zijn vastgesteld door de inspecteur. De uitspraak op bezwaar van de inspecteur wordt vernietigd en de aanslag wordt verminderd tot een bedrag van NAf 8.396. De proceskosten worden vastgesteld op NAf 1.400 en het griffierecht van NAf 50 wordt vergoed aan de belanghebbende.

Uitspraak

Uitspraak van 7 april 2020
BBZ nrs. CUR201901014 en CUR201901015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende in Curaçao
,
overleden op 7 oktober 2016,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 24 augustus 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2016 opgelegd naar een belastbaar inkomen van NAf 122.830, resulterend in een verschuldigd bedrag aan belasting van NAf 13.638.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 24 augustus 2018 aanslagen in de premies AOV/AWW en AZV voor het jaar 2016 opgelegd naar een premie-inkomen van NAf 122.830 resulterend in een verschuldigd bedrag aan premies van NAf 14.429 (AOV/AWW) en NAf 1.803 (AZV).
1.3
Belanghebbende heeft op 21 september 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.
1.4
Bij uitspraak op bezwaar van 25 januari 2019 heeft de Inspecteur de aanslag inkomstenbelasting verhoogd en de aanslagen premies verminderd.
1.5
Belanghebbende heeft op 21 maart 2019 beroep ingesteld. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.6
De Inspecteur heeft op 18 november 2019 een verweerschrift ingediend.
1.7
De Inspecteur heeft op 5 juli 2019 de aanslag inkomstenbelasting ambtshalve verminderd tot een bedrag van NAf 12.171.
1.8
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2019 te Willemstad. Namens belanghebbende is [A] verschenen. Namens de Inspecteur is [B] verschenen.
1.9
Op verzoek van de rechter heeft belanghebbende een nader stuk (schrijven met een dagtekening 20 maart 2019) dat op 22 maart 2019 bij de Inspecteur is ingediend, naar het Gerecht verzonden.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar inkomsten uit vroegere dienstbetrekking van Stichting Pensioenfonds MCB genoten ten bedrage van NAf 47.227. Ook heeft belanghebbende rente-inkomsten genoten ten bedrage van NAf 83.204. Dit betreft een bedrag van NAf 40.203 aan rente op binnenlandse spaartegoeden en een bedrag van NAf 43.001 aan rente op andere vorderingen.
2.2
Belanghebbende is op 7 oktober 2016 overleden. De periode van belastingplicht (belastingtijdvak) is op basis van artikel 12 Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB) vastgesteld op 276 dagen. De erven van belanghebbende hebben op 5 december 2017 aangifte gedaan. Daarin zijn de volgende gegevens opgenomen:
Persoonlijk inkomen
42.227
Renten en dividenden
83.204
Inkomen
130.431
Persoonlijke vermindering
7.601
Buitengewone Lasten
14.652
Zuiver/ belastbaar inkomen
108.178
2.3
Als voorheffing op de inkomstenbelasting is op de inkomsten uit vroegere dienstbetrekking loonbelasting ten bedrage van NAf 3.759 ingehouden en op het rente-inkomen is rente-belasting ingehouden ten bedrage van NAf 3.417.
2.4
De Inspecteur heeft bij vaststelling van de aanslagen het bedrag aan buitengewone lasten van NAf 14.652 niet in aftrek toegelaten. Het belastbare inkomen en het premie-inkomen zijn vastgesteld op NAf 122.830 (108.178 +/+ 14.652). Ook heeft de Inspecteur bij de berekening van de inkomstenbelasting geen alleenverdienerstoeslag toegepast.
2.5
Naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende zijn de aanslagen in de premies AOV/AWW en AVBZ vastgesteld naar een premie-inkomen van NAf 82.627.
2.6
Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag in de inkomstenbelasting verhoogd tot op een bedrag van NAf 20.966. De Inspecteur heeft de aanslag op 5 juli 2019 ambtshalve verminderd naar een bedrag van NAf 12.171.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
In geschil is of (i) het bedrag van NAf 14.652 als een buitengewone last in de zin van artikel 16A van de LIB kan worden aangemerkt en of (ii) de alleenverdienerstoeslag van artikel 24A van de LIB van toepassing is. Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid beroep inkomstenbelasting

4.1
Het beroep van 21 maart 2019 inzake de aanslagen premies wordt geacht ook gericht te zijn tegen de uitspraak op bezwaar van 25 januari 2019 inzake de aanslag inkomstenbelasting. Het schrijven van belanghebbende van 22 maart 2019 wordt aangemerkt als een aanvulling op het beroepschrift. Belanghebbende heeft binnen twee maanden na dagtekening van de uitspraak op bezwaar, derhalve tijdig beroep ingesteld. Belanghebbende is derhalve ontvankelijk in zijn beroep.
Buitengewone lasten
4.2
Ingevolge artikel 16A van de LIB worden als buitengewone lasten – voor zover van belang - aangemerkt, de op de belastingplichtige drukkende uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling en overlijden van de belastingplichtige, diens echtgenoot, diens eigen en aangehuwde kinderen en pleegkinderen en van diens bloed- of aanverwanten in de rechte linie of in de tweede graad van de zijlinie.
4.3
Belanghebbende is op 7 oktober 2016 overleden. In de aangifte van is een bedrag aan uitgaven voor ziekte en overlijden aangegeven van NAf 21.174. Met toepassing van de drempel (NAf 6.522) is een bedrag van NAf 14.652 als buitengewone lasten in de aangifte opgevoerd. Volgens belanghebbende ziet een deel van de uitgaven (huur rolstoel en ticket DIVI DIVI AIR Bonaire ten bedrage van NAf 2.801) op ziektekosten. De overige kosten (NAf 18.373) zijn begrafeniskosten.
4.4
Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad betreffende de Nederlandse aanverwante regeling (artikel 46, lid 1 onderdeel b van de Wet op de inkomstenbelasting 1964) drukken kosten die eerst opgekomen en betaald zijn na het overlijden van de erflater, niet op hem, doch op de erfgenamen. Daarbij is niet van belang of erflater ten behoeve van die uitgaven een bepaald bedrag heeft afgezonderd of bestemd (vgl. HR 27 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001: AB3040, HR 15 juli 1986, ECLI:NL:HR:1986:BH4992).
4.5
Niet in geschil is dat de begrafeniskosten zijn opgekomen en betaald zijn na het overlijden van belanghebbende. Deze kosten drukken derhalve niet op hem maar op de erfgenamen. Het bedrag dat betrekking heeft op de begrafeniskosten kan daarom niet als een buitengewone last worden aangemerkt. De overige kosten (NAf 2.801) komen reeds door de toepassing van de drempel niet voor aftrek in aanmerking. Het gelijk is derhalve aan de Inspecteur.
4.6
Gelet op het voorgaande is het belastbaar inkomen (NAf 122.830) en het premie-inkomen (NAf 82.627) naar de juiste bedragen vastgesteld. Over het bedrag van de aanslagen premies bestaat geen geschil.
Alleenverdienerstoeslag
4.7.1
Ingevolge artikel 24A LIB is de verschuldigde belasting, de belasting berekend volgens artikel 24 LIB minus onder andere de alleenverdienerstoeslag. Volgens artikel 24A, lid 4 LIB heeft de in de Curaçao wonende belastingplichtige die het gehele kalenderjaar gehuwd is geweest zonder duurzaam geschieden te leven recht op alleenverdienerstoeslag.
4.7.2
Voor de vraag of recht bestaat op de toeslag is van belang of belanghebbende gedurende het gehele kalenderjaar gehuwd is geweest. In het onderhavige geval is het huwelijk in het jaar 2016 door het overlijden van belanghebbende, ontbonden. Derhalve bestaat in dat jaar geen recht op de toeslag. Anders dan belanghebbende stelt, volgt uit artikel 12 LIB niet dat bij de berekening van de verschuldigde belasting de in artikel 24A vermelde toeslagen onverkort in mindering moeten komen. Het gelijk is derhalve aan de Inspecteur. Het Gerecht merkt nog op dat de gehuwdenaftrek de voorloper was van de alleenverdienerstoeslag. De gehuwdenaftrek werd geregeld in artikel 20 LIB. Voor de vraag of in het jaar van ontbinding van het huwelijk recht bestaat op de toeslag kan daarom aansluiting worden gezocht bij de regeling van artikel 20LIB. Bij ontbinding van het huwelijk, is de regeling van artikel 20 LIB eveneens voor het laatst van toepassing in het jaar voorafgaand aan de ontbinding van het huwelijk.
Bedrag van de belasting
4.8.1
Ingevolge artikel 24, lid 1 LIB wordt de belasting bepaald aan de hand van het daarin opgenomen tabeltarief. Voor rente-inkomsten geldt op basis van artikel 24, lid 3 letter b en artikel 24, lid 4 afwijkende tarieven van respectievelijk 19,5% en 8,5%. Niet in geschil is dat het bedrag van NAf 40.203 aan rente op binnenlandse spaartegoeden belast is naar een tarief van 8,5%.
4.8.2
Dat de overige rente-inkomsten (NAf 43.001) op basis van artikel 24, lid 3 letter b belast kunnen worden naar een tarief van 19,5% is ook niet in geschil. Belanghebbende stelt echter dat het bedrag aan rente-inkomsten alleen voor een deel belast is naar een tarief van 19,5%. De rente-inkomsten zijn voor dat deel waarvoor het tabeltarief van artikel 24, lid 1 LIB gunstiger uitwerkt, op basis van het tabeltarief belast en voor het restantbedrag naar een tarief van 19.5%. Op basis van deze zienswijze is volgens belanghebbende slechts een bedrag van NAf 37.308 belast naar een tarief van 19,5%. Als argument voor deze interpretatie wordt gewezen naar de zinsnede ‘tenzij de toepassing van het eerste lid tot een lager belastingbedrag leidt’ van artikel 24, lid 3 letter b LIB.
4.8.3
Dit standpunt wordt verworpen. Naar het oordeel van het Gerecht biedt de tekst van artikel 24, lid 3 aanhef en letter b LIB geen ruimte voor de door belanghebbende voorgestane interpretatie. Artikel 24, lid 3 aanhef en letter b LIB luidt – voor zover van belang - als volgt:
“3. In afwijking van het eerste lid wordt het zuiver bedrag van de voordelen bedoeld in:
(..)
b. de artikelen 7, derde ld en 11, eerste lid 9…), belast naar een tarief van 19,5% tenzij de toepassing van het eerste lid tot een lager belastingbedrag leidt.”
4.8.4
Het Gerecht leidt uit de zinsnede ‘het zuiver bedrag van de voordelen’ af dat de inkomsten niet kunnen worden gesplitst. Voorts staat in voormelde bepaling dat afwijking van het tarief van 19,5% mogelijk is indien de belasting op basis van het tabeltarief van lid 1 lager. Niet is vermeld dat afwijking mogelijk is ‘voor zover’ de belasting berekend op basis van het tabeltarief lager is.
4.8.5
De verschuldigde belasting wordt met inachtneming van artikel 12 LIB en artikel 24 LIB als volgt berekend:
Belastbaar inkomen: NAf 122.830
Minus (rente belast naar 8,5% en 19,5%)
NAf 83.204
Belastbaar inkomen tabeltarief NAf 39.626
Herleid voljaarsinkomen (360/276) x 39.626 NAf 51.686
Belasting (tabeltarief) NAf 7.112
Minus: Basiskorting (artikel 24A)
NAf 2.175
Verschuldigde belasting NAf 4.937
Hiervan is tijdsevenredig verschuldigd 276/360 NAf 3.785
Plus: 40.203 x 8,5% NAf 3.417
Plus: 43.001 x 19,5%
NAf 8.385
NAf 15.587
4.8.6
Rekening houdend met de voorheffingen ten bedrage van NAf 7.176 (3.759 plus 3.417) bedraagt de verschuldigde inkomstenbelasting NAf 8.411. De Inspecteur heeft de verschuldigde belasting in het verweerschrift berekend op NAf 8.396. Het Gerecht zal de aanslag op dat bedrag vaststellen.

5.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

5.1
Het Gerecht sluit voor de proceskostenvergoeding aan bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, ECLI:NL: OGHACMB: 2017:54). In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 1.400 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 1).
5.2
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, vijfde lid van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken het betaalde griffierecht van NAf 50 aan belanghebbende te vergoeden

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep inzake de aanslagen premies AOV/AWW en AVBZ 2016 ongegrond;
- verklaart het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting 2016 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag inkomstenbelasting;
- vermindert de aanslag tot een bedrag van NAf 8.396 (zie 4.8.6);
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 1.400; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van
NAf 50 te vergoeden
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 7 april 2020, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500