In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is het beroep van de erfgenamen van een overleden belanghebbende aan de orde. De belanghebbende is op 7 oktober 2016 overleden en had in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2016 begrafeniskosten als buitengewone last in aftrek gebracht. De inspecteur heeft deze aftrek gecorrigeerd, wat leidde tot een geschil over de vraag of deze kosten als buitengewone lasten kunnen worden aangemerkt. Het Gerecht oordeelt dat de begrafeniskosten, die zijn opgekomen en betaald na het overlijden, niet op de belanghebbende drukken maar op de erfgenamen. Hierdoor kunnen deze kosten niet als buitengewone last worden afgetrokken.
Daarnaast is er een geschil over de toepassing van de alleenverdienerstoeslag. Het Gerecht stelt vast dat de belanghebbende in het jaar van overlijden niet gedurende het gehele kalenderjaar gehuwd was, waardoor er geen recht op de toeslag bestaat. Het Gerecht concludeert dat de aanslagen in de inkomstenbelasting en premies correct zijn vastgesteld door de inspecteur. De uitspraak op bezwaar van de inspecteur wordt vernietigd en de aanslag wordt verminderd tot een bedrag van NAf 8.396. De proceskosten worden vastgesteld op NAf 1.400 en het griffierecht van NAf 50 wordt vergoed aan de belanghebbende.