ECLI:NL:OGEAC:2020:60

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
BBZ nrs. CUR201900222 tot en met CUR201900228 en
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen belastingaanslagen en niet-ontvankelijkheid van bezwaar

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 27 maart 2020 uitspraak gedaan over de bezwaren van een belanghebbende tegen belastingaanslagen voor de jaren 2008, 2009, 2010 en 2013. De belanghebbende had haar bezwaren ingediend buiten de wettelijke termijn van twee maanden, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar bezwaar. De echtgenoot van de belanghebbende verklaarde ter zitting dat zij bipolair is en daardoor niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Het Gerecht oordeelde echter dat er geen bewijs was dat de belanghebbende in de bezwaarperiode redelijkerwijs niet in staat was om bezwaar te maken. De echtgenoot had immers wel tijdig beroep ingesteld. Het Gerecht verklaarde de bezwaren van de belanghebbende terecht niet-ontvankelijk en het beroep ongegrond.

Daarnaast werd er opgemerkt dat de aanslagen voor de jaren 2008 en 2009 buiten de wettelijke termijn van vijf jaar waren opgelegd. Het Gerecht concludeerde dat de Inspecteur de aanslagen had opgelegd na het verstrijken van deze termijn, maar dat conversie naar navorderingsaanslagen mogelijk was op basis van nieuwe informatie die na de termijn bekend werd. De uitspraak eindigde met de beslissing dat de beroepen ongegrond werden verklaard en dat er geen proceskosten of griffierecht vergoed zouden worden.

Uitspraak

Uitspraak van 27 maart 2020
BBZ nrs. CUR201900222 tot en met CUR201900228 en CUR201900241
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], woonachtig in Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op 18 december 2015 voor het jaar 2008 (ambtshalve) aanslagen in de inkomstenbelasting en de premies AOV/AWW en AVBZ opgelegd naar een belastbaar inkomen en premie-inkomen van NAf 52.393. Gelijktijdig is een verzuimboete van NAf 250 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende zijn op 18 december 2015 voor het jaar 2009 (ambtshalve) aanslagen in de inkomstenbelasting en de premies AOV/AWW en AVBZ opgelegd naar een belastbaar inkomen en premie-inkomen van NAf 51.335. Gelijktijdig is een verzuimboete van NAf 500 opgelegd.
1.3
Aan belanghebbende zijn op 31 oktober 2014 voor het jaar 2010 (ambtshalve) aanslagen in de inkomstenbelasting en de premies AOV/AWW en AVBZ opgelegd naar een belastbaar inkomen en premie-inkomen van NAf 52.336. Gelijktijdig is een verzuimboete van NAf 250 opgelegd.
1.4
Aan belanghebbende zijn op 9 december 2016 voor het jaar 2013 (ambtshalve) aanslagen in de inkomstenbelasting en premie AVBZ opgelegd naar een belastbaar inkomen en premie-inkomen van NAf 101.204. Gelijktijdig is een verzuimboete van NAf 2.500 opgelegd.
1.5
Belanghebbende heeft op 27 juni 2018 bezwaar gemaakt tegen bovengenoemde aanslagen. Zij heeft op die datum voor deze jaren aangiftebiljetten ingediend.
1.6
De Inspecteur heeft bij uitspraken van 23 november 2018 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. De aanslagen voor de jaren 2010 en 2013 heeft de Inspecteur ambtshalve verminderd.
1.7
Belanghebbende is op 21 januari 2019 (2008, 2009 en 2013) en op 22 januari 2019 (2010), in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daartoe een bedrag aan griffierecht betaald van NAf. 50.
1.8
De Inspecteur heeft voor het jaar 2008 een verweerschrift ingediend en heeft te kennen gegeven dat dit verweerschrift ziet op alle jaren die in geschil zijn.
1.9
De zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020 te Willemstad. Aldaar is namens de Inspecteur verschenen [A]. Namens belanghebbende is [B] (de echtgenoot van belanghebbende) verschenen.

2.BEOORDELING VAN HET BEROEP

Ontvankelijkheid bezwaar

2.1
In artikel 29, lid 1, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (verder: ALL) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet een gemotiveerd bezwaarschrift kan indienen bij de Inspecteur.
2.2
De aanslagen zijn gedagtekend op 18 december 2015 (voor de jaren 2008 en 2009), op 31 oktober 2014 (voor het jaar 2010) en op 9 december 2016 (voor het jaar 2013). De bezwaren zijn op 27 juni 2018 ingediend. De bezwaren zijn dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden als bedoeld in artikel 29, lid 1 van de ALL ingediend.
2.3
Niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien sprake is van feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Als reden voor de te late indiening van de bezwaarschriften heeft de echtgenoot van belanghebbende ter zitting desgevraagd verklaard dat belanghebbende bipolair is, perioden van psychose kent en zich daardoor niet bezig houdt met dit soort zaken.
2.4
Het Gerecht is van oordeel dat met hetgeen belanghebbende ter zitting heeft verklaard niet is aangetoond dat belanghebbende in de bezwaarperiode van twee maanden na 18 december 2015, respectievelijk 31 oktober 2014 en 9 december 2016 redelijkerwijs niet in staat was om in bezwaar te komen. Daarbij komt dat ter zitting is verklaard dat belanghebbende en haar echtgenoot samen op hetzelfde adres wonen. Belanghebbende had derhalve haar echtgenoot kunnen inschakelen om haar belastingzaken te behartigen en bezwaar te maken. Door haar echtgenoot is immers wel tijdig beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Het Gerecht acht de termijnoverschrijding dan ook niet verschoonbaar. De Inspecteur heeft de bezwaren over de belastingjaren 2008, 2009, 2010 en 2013 terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
Aanslagtermijn
2.5
Ten overvloede merkt het Gerecht het volgende op. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de aanslagen voor de jaren 2008 en 2009 buiten de wettelijke termijn van vijf jaar zijn opgelegd.
2.6
Artikel 10, lid 2 ALL schrijft voor dat de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt door verloop van vijf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. De belastingschuld voor wat het jaar 2008 betreft is ontstaan op 31 december 2008 en voor wat het jaar 2009 betreft op 31 december 2009. Ingevolge voornoemd artikel had de Inspecteur derhalve tot 31 december 2013 (2008) en 31 december 2014 (2009) de tijd om een aanslag op te leggen. Beide aanslagen zijn opgelegd op 18 december 2015. De aanslagen over de jaren 2008 en 2009 zijn derhalve te laat opgelegd.
2.7
In het geval een aanslag te laat is opgelegd, is conversie van die aanslag in een navorderingsaanslag mogelijk. Dat is slechts mogelijk indien voldaan is aan alle vereisten voor navordering (zie HR 2 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU2297 en het Gerecht in eerste aanleg Curaçao 7 september 2016, ECLI:NL:OGEAC:2016:79).
2.8
Artikel 13, lid 1 ALL schrijft voor dat indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten de Inspecteur de te weinig geheven belasting kan navorderen. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren. Er moet derhalve sprake zijn van een nieuw feit.
2.9
De Inspecteur heeft in dat verband aangevoerd dat door informatie-uitwisseling tussen Curaçao en Nederland een groot aantal belastingplichtigen die inkomsten uit Nederland ontving en die geen aangiften deed of de buitenlandse inkomsten niet vermeldde in hun aangiften, bekend zijn geworden en op basis van die informatie uit Nederland zijn de onderhavige aanslagen voor belanghebbende opgelegd. Het Gerecht leidt uit hetgeen door de Inspecteur is aangevoerd dat deze informatie bekend werd nadat de wettelijke termijn voor het opleggen van de aanslagen is verlopen (vgl. HR 2 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU2297).
2.1
Het vorenstaande in overweging nemende, is het Gerecht van oordeel dat sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Conversie is derhalve mogelijk. Nu de aanslagen aangemerkt kunnen worden als navorderingsaanslagen zijn ze, gelet op de in artikel 13, lid 3 ALL genoemde termijn van tienjaar, tijdig opgelegd.
Proceskosten en griffierecht
2.11
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: NAf. 200
-personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500