In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 7 september 2016 uitspraak gedaan over een beroep van belanghebbende, X, tegen de aanslagen opgelegd door de Inspecteur der Belastingen. De aanslagen betroffen premieheffing Algemene Verzekering Bijzondere Ziektekosten (AVBZ) en inkomstenbelasting over de jaren 2005 tot en met 2008. Belanghebbende was van mening dat de aanslagen niet tijdig waren opgelegd en dat de Inspecteur geen navorderingsaanslagen had opgelegd, maar definitieve aanslagen, waarvoor een termijn van vijf jaar geldt. De Inspecteur stelde echter dat de aanslagen moesten worden geconverteerd in navorderingsaanslagen, omdat er sprake was van nieuwe feiten die dit rechtvaardigden. Het Gerecht oordeelde dat de aanslagen inderdaad moesten worden geconverteerd in navorderingsaanslagen, omdat de Inspecteur pas na het ontvangen van nieuwe informatie uit Nederland in 2013 de aanslagen had opgelegd. Het Gerecht oordeelde dat de aanslagen tijdig waren opgelegd, omdat de termijn voor navorderingsaanslagen vijftien jaar bedraagt in dit geval. Belanghebbende had ook verzocht om vergoeding van de kosten in de bezwaar- en beroepsfase, maar het Gerecht oordeelde dat er geen sprake was van ernstig onzorgvuldig handelen door de Inspecteur. Het beroep met betrekking tot de aanslagen AVBZ 2006 tot en met 2008 werd gegrond verklaard, en de uitspraken op bezwaar werden vernietigd. De Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.