Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.FEITEN
3.GESCHIL
4.OVERWEGINGEN
5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
6.DE BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak heeft belanghebbende, sinds 2003 eigenaar van een stuk grond in Curaçao, een woning laten bouwen die in december 2005 gereedkwam. De discussie betreft de datum waarop deze woning als hoofdverblijf van belanghebbende kan worden aangemerkt. Belanghebbende stelt dat dit per 1 januari 2015 is, terwijl de Inspecteur van mening is dat dit pas per 1 juli 2015 het geval was. De Inspecteur baseert zijn standpunt op observaties van het lage energie- en waterverbruik van de woning tot juli 2015, wat volgens hem aantoont dat de woning niet als hoofdverblijf werd gebruikt.
De zaak is behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waar belanghebbende op 28 februari 2020 is verschenen, vergezeld van familieleden. De Inspecteur heeft ter zitting bewijsstukken ingebracht, waaronder foto’s. Na de zitting zijn er nog nadere stukken ingediend, maar het Gerecht heeft besloten het onderzoek niet te heropenen.
De rechter heeft overwogen dat de Inspecteur de renteaftrek voor de jaren 2015 en 2016 heeft geaccepteerd, maar dat de vraag per wanneer de woning als hoofdverblijf geldt, enkel relevant is voor het jaar 2013. De rechter concludeert dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat haar centrale levensplaats al vanaf 1 januari 2015 in de woning was gelegen, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 19 maart 2020 door mr. dr. A.J.H. van Suilen, in aanwezigheid van griffier M.M.M. Faro MSc.