ECLI:NL:OGEAC:2020:56

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
CUR201900544 en CUR2019000814 t/m CUR201900819
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en premies door belanghebbende met betrekking tot hoofdverblijf

In deze zaak heeft belanghebbende, sinds 2003 eigenaar van een stuk grond in Curaçao, een woning laten bouwen die in december 2005 gereedkwam. De discussie betreft de datum waarop deze woning als hoofdverblijf van belanghebbende kan worden aangemerkt. Belanghebbende stelt dat dit per 1 januari 2015 is, terwijl de Inspecteur van mening is dat dit pas per 1 juli 2015 het geval was. De Inspecteur baseert zijn standpunt op observaties van het lage energie- en waterverbruik van de woning tot juli 2015, wat volgens hem aantoont dat de woning niet als hoofdverblijf werd gebruikt.

De zaak is behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waar belanghebbende op 28 februari 2020 is verschenen, vergezeld van familieleden. De Inspecteur heeft ter zitting bewijsstukken ingebracht, waaronder foto’s. Na de zitting zijn er nog nadere stukken ingediend, maar het Gerecht heeft besloten het onderzoek niet te heropenen.

De rechter heeft overwogen dat de Inspecteur de renteaftrek voor de jaren 2015 en 2016 heeft geaccepteerd, maar dat de vraag per wanneer de woning als hoofdverblijf geldt, enkel relevant is voor het jaar 2013. De rechter concludeert dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat haar centrale levensplaats al vanaf 1 januari 2015 in de woning was gelegen, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 19 maart 2020 door mr. dr. A.J.H. van Suilen, in aanwezigheid van griffier M.M.M. Faro MSc.

Uitspraak

Uitspraak van 19 maart 2020
BBZ nrs. CUR201900544 en CUR2019000814 t/m CUR201900819
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], wonende te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 11 mei 2018 aanslagen inkomstenbelasting, premie AOV/AWW en premie AVBZ voor het jaar 2015 opgelegd.
1.2
Aan belanghebbende zijn met dagtekening 11 mei 2018 aanslagen inkomstenbelasting, premie AOV/AWW, premie AVBZ en premie BVZ voor het jaar 2016 opgelegd.
1.3
Belanghebbende heeft op 10 juli 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.
1.4
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 14 december 2018 de aanslag inkomstenbelasting 2015 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 47.255 en de aanslagen premieheffing 2015 verminderd tot aanslagen naar een premie-inkomen van NAf 50.610.
1.5
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 14 december 2018 de aanslag inkomstenbelasting 2016 verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van NAf 48.122, de aanslagen premie AOV 2016 en premie AVBZ 2016 verminderd tot aanslagen naar een premie-inkomen van NAf 51.655, en de aanslag premie BVZ 2016 verminderd tot een aanslag naar een premie-inkomen van NAf 54.155.
1.6
Belanghebbende heeft op 13 februari 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 50.
1.7
Belanghebbende heeft op 19 februari 2020 nadere stukken ingediend.
1.8
De Inspecteur heeft op 25 februari 2020 een verweerschrift ingediend.
1.9
Belanghebbende heeft op 26 februari 2020 een reactie op het verweerschrift ingediend.
1.1
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2020 te Willemstad. Belanghebbende is verschenen, vergezeld van haar broer [A] en haar moeder [B]. Namens de Inspecteur is verschenen [C]. De Inspecteur heeft ter zitting foto’s ingebracht.
1.11
Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn op 28 en 29 februari 2020 en op 3 maart 2020 nadere stukken van belanghebbende bij het Gerecht binnengekomen. Het Gerecht heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Deze stukken worden niet tot de gedingstukken gerekend.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft sinds 2003 een stuk grond in eigendom aan [BB]. Daarop heeft belanghebbende een woning laten bouwen. De woning is begin december 2005 gereed gekomen. De buitenmuren van de woning zijn in 2017 voor het eerst geschilderd. Tot op heden is het stuk grond rond de woning niet omheind en is er geen tuin aangelegd.
2.2
De woning heeft vier slaapkamers, drie badkamers, een garage, en een walk-in- closet. In de keuken zijn geen keukenkasten aangebracht. In de keuken staat een tafel met daarop een gasfornuis met drie pitten. Sinds 2014 staat er een koelkast in de keuken. In de woning is in de onderhavige jaren geen wasmachine aanwezig. Verder heeft de woning geen internet- en televisieaansluiting.
2.3
Vanaf 2012 staat belanghebbende ingeschreven op het adres [BB].
2.4
De moeder van belanghebbende is tot 2019 woonachtig aan [KM].
2.5
Voor de bouw van de woning heeft belanghebbende een hypothecaire geldlening afgesloten. In haar aangiften inkomstenbelasting heeft belanghebbende de rente en kosten van deze geldlening als persoonlijke lasten in aftrek gebracht. De rente en kosten van de hypothecaire geldlening bedroegen respectievelijk NAf 22.488 (2015) en NAf 15.640 (2016).
2.6
De Inspecteur heeft in een brief van 2 april 2015 onder meer het volgende aan belanghebbende geschreven:
“U heeft een woning op [BB] en u heeft de [KM]. U staat ingeschreven op [BB]. De afgelopen dagen is vastgesteld dat de woning op adres nog niet gereed is voor bewoning en dan ook onbewoond staat.’
2.7
De Inspecteur heeft in een brief van 6 januari 2016 onder meer het volgende aan belanghebbende geschreven:
“Uw woning is bekeken voordat ik mijn brief van 2 april 2015 schreef. De woning stond leeg en er lag een hoop zand voor de deur. U stuurt nu een aantal nota’s van Aqualectra. Ik neem aan dat dit de bouwaansluiting betreft. Mocht het de definitieve aansluiting zijn dan ontvang ik van u graag de papieren waaruit blijkt dat en wanneer u heeft betaald voor de keuring van de elektrische installatie.
Periode
Begin watermeter
Verbruik water in kubieke meters
Begin elektrameter
Verbruik elektra in kwh
Augustus 2005
4
16
December 2006
64
7
57
19
Februari 2010
193
1
87
Oktober 2014
219
2
178
102
November 2014*
221
2
280
134
December 2014
223
1
414
24
Maart 2015**
230
1
773
81
Juli 2015
25
11
1462
192
Augustus 2015
36
15
1654
193
* door Aqualectra geschat verbruik
** plaatsing nieuwe watermeter met stand 0
Bovenstaande gegevens leiden mij tot de conclusie dat u de woning pas medio 2015 als eigen woning bent gaan gebruiken. Het verbruik tot en met maart 2015 duidt erop dat er slechts stroom voor bouwgereedschap is gebruikt. Het verbruik is in elk geval zo extreem laag dat het niet voor bewoning gebruikt kan zijn.”
2.8
De Inspecteur heeft in een brief van 10 november 2016 met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting 2014 onder meer het volgende aan belanghebbende geschreven:
“Zoals eerder gesteld ga ik ervan uit dat de woning [BB] in de loop van 2015 uw eigen woning is geworden. Beleidsmatig accepteer ik daarom de rentekosten over 2014 met terugwerkende kracht als kosten van een eigen woning die tot hoofdverblijf dient.”
2.9
Na bezwaar tegen de aanslagen inkomstenbelasting 2015 en 2016 heeft de Inspecteur de renteaftrek volledig geaccepteerd. De Inspecteur heeft daarbij het standpunt ingenomen dat de woning aan [BB] aan belanghebbende sinds 1 juli 2015 als hoofdverblijf ter beschikking staat. Op basis van begunstigend beleid wordt ook de renteaftrek in de twee daaraan voorafgaande jaren geaccepteerd (dus vanaf 1 juli 2013), aldus de Inspecteur. Om die reden heeft de Inspecteur ook voor 2015 de renteaftrek volledig geaccepteerd.

3.GESCHIL

In geschil is per wanneer de woning aan [BB] aan belanghebbende als hoofdverblijf ter beschikking staat. Belanghebbende stelt per 1 januari 2015, de Inspecteur verdedigt per 1 juli 2015.

4.OVERWEGINGEN

4.1
De Inspecteur heeft voor beide onderhavige jaren de volledige renteaftrek geaccepteerd. Aan belanghebbendes bezwaren is bij de uitspraken op bezwaar volledig tegemoetgekomen. De partijen zijn het derhalve met elkaar eens. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
4.2
De beantwoording van de vraag per wanneer de woning tot hoofdverblijf dient, heeft door toepassing van het begunstigende beleid uitsluitend betekenis voor het jaar 2013 (zie 2.9). Het hiernavolgende wordt voor onderhavige procedure dan ook ten overvloede overwogen.
4.3
Ingevolge artikel 16, lid 1, letter h, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB), zijn als persoonlijke lasten aftrekbaar de rente van schulden en kosten van geldlening aangegaan ter verkrijging, onderhoud of verbetering van de eigen woning die als hoofdverblijf ter beschikking staat.
4.4
Voor de vraag of een eigen woning als hoofdverblijf kwalificeert, is beslissend of de belanghebbende daar zijn centrale levensplaats heeft. De centrale levensplaats wordt naar de omstandigheden van het geval beoordeeld, waarbij van belang is waar het middelpunt van de persoonlijke en economische belangen van de belanghebbende zich bevindt (vgl. GEA Curaçao 5 april 2019, ECLI:NL:OGEAC:2019:65).
4.5
In het licht van de vaststelling van de Inspecteur in de brief van 2 april 2015 (zie 2.6) en in het licht van het zeer lage energie- en waterverbruik van de woning tot juli 2015 (zie 2.7), heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat haar centrale levensplaats reeds vanaf 1 januari 2015 in de woning [BB] was gelegen. Het gelijk is derhalve aan de Inspecteur.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

6.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 19 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf 500